Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Meester Pompelmoes en de mompelpoes (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Meester Pompelmoes en de mompelpoes
Afbeelding van Meester Pompelmoes en de mompelpoesToon afbeelding van titelpagina van Meester Pompelmoes en de mompelpoes

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.69 MB)

XML (0.08 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Meester Pompelmoes en de mompelpoes

(1968)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]


illustratie

Meester Pompelmoes en het onbewoonde eiland

Het was al veertien dagen vakantie maar Meester Pompelmoes had het nog steeds niet over vakantieplannen gehad. En toen Joachim de Geleerde Kater daar eens voorzichtig over begon, zei Meester Pompelmoes:

‘Op reis? Naar zee? Naar bos en hei? Naar 't buitenland? Ik denk er niet aan! Met die tienduizenden, honderdduizenden vakantiegangers overal ... Nergens rust, nergens een eenzaam plekje ...’

‘Goed, goed’, antwoordde Joachim, ‘dan blijven we thuis.’

‘Thuis?’ vroeg Meester Pompelmoes. ‘Met alle dagen kranten en televisie en altijd mijn bijzondere huisdieren om me heen? De Fleurige Hond die altijd maar uit wandelen wil en Gerrit de Tuinkraai met z'n eeuwige gekras en jij die steeds maar over vakantie praat ... Nooit eens rust, nooit een ogenblikje voor jezelf ...’

‘Maar wat wilt U dàn?’ vroeg Joachim een beetje nijdig.

‘Ik wil’, begon Meester. ‘Ik wil ... Ach, ik wou dat ik op een onbewoond eiland zat. Maar onbewoonde eilanden bestaan helaas niet meer.’

[pagina 54]
[p. 54]

‘Nou, dan máákt U er maar één!’ zei Joachim en hij liep weg en vertelde De Fleurige Hond en Gerrit de Tuinkraai dat Meester wel weer in een heel raar humeur was.

Maar intussen dacht Meester Pompelmoes: Dan máákt U maar een onbewoond eiland, zegt die brutale kater van me, maar het is lang geen slecht idee. Hier in mijn tuin heb ik tenslotte mijn eigengemaakt zwembadje en als ik daar nu óók nog een onbewoond eiland in maak ... Dan wordt het wel een kleintje maar zoveel ruimte heb ik niet nodig. En dan zit ik misschien eindelijk eens rustig op m'n eentje ...

En Meester ging de tuin in, nam een grote schop en begon de aarde van de tuin met zware schoppen vol middenin het zwembadje te mikken. Daar moest hij een reuze zwaai met zijn armen voor maken, maar Meester was nog flink sterk en als hij eenmaal iets wilde, dan dééd hij het ook, hoeveel moeite 't ook kostte. Laat in de middag kwam al die aarde in het midden van het zwembadje boven het water uit. Meester schepte nog een uurtje door en toen zei hij tegen zijn bijzondere huisdieren die zwijgend stonden toe te kijken:

‘Zo, daar ligt mijn onbewoonde eiland. Daar ga ik op zitten, ik alléén, want niemand van jullie mag er komen, en dan heb ik eindelijk eens wat rust. Jullie moeten je maar zolang zien te redden, in het huis.’

‘O, wij vinden het best, hoor’, zei Joachim. ‘Voor ons is 't misschien ook wel eens gezellig zonder baas. Maar hoe komt U aan eten en een dak boven Uw hoofd? Niet dat 't mij kan schelen, maar als U verhongert of helemaal natregent en longontsteking krijgt, geven ze ons de schuld.’

‘Ik laat me aanspoelen, net als een schipbreukeling’, zei Meester, ‘en ik zal er voor zorgen dat er ook nog twee kisten aanspoelen, één met blikjes eten en de ander met wat oude kleren en een paar boeken ...’ Meester zag Joachim afkeu-

[pagina 55]
[p. 55]

rend kijken en hij vervolgde haastig: ‘Dat mag best! Robinson Crusoë had ook nog een heleboel dingen van 't wrak van zijn schip. En die kisten, wel, daar bouw ik een hut van. Heerlijk, helemaal in mijn eentje in mijn hut op mijn onbewoonde eiland!’

Joachim haalde zijn schouders op, De Fleurige Hond keek treurig en Gerrit de Tuinkraai tikte heel eventjes met zijn poot tegen zijn voorhoofd of waar bij kraaien iets zit dat je een voorhoofd kunt noemen. Maar Meester Pompelmoes zag niets; hij ging zijn kisten klaarmaken, gooide ze in het water, gaf ze een zetje en dook er zelf in zijn zwembroek achteraan. ‘Gaan jullie nou maar naar binnen!’ riep hij. ‘Het is niet de gewoonte dat iedereen staat te kijken als er iemand op een onbewoond eiland aanspoelt!’

De dieren gingen naar binnen en Meester spoelde met zijn kisten al na precies drie en een halve seconde aan op het onbewoonde eiland. Want het zwembadje was maar klein en met dat eiland erin natuurlijk helemáál. Meester sjorde de kisten de wal op, haalde de conservenblikjes en de flesjes coca-cola, de oude kleren en de boeken er uit - en ook nog een bijl en een hamer en spijkers, want hij wilde zijn hutje gebouwd hebben voor het donker was. En dat lukte hem aardig, want de zon was nog lang niet onder toen hij al voor zijn piepkleine hutje zat en met een spijker probeerde om een blikje appelmoes open te maken, de blikopener had hij namelijk vergeten. Zijn bijzondere huisdieren zaten voor het raam naar hem te kijken, maar Joachim zei:

‘Kom, laten we maar een hapje eten maken en daarna televisie gaan kijken, want als Meester ons ziet, wordt hij weer kwaad. Gun 'm zijn onbewoonde eiland maar even, het gaat wel over.’

Meester Pompelmoes had het die nacht toch behoorlijk koud

[pagina 56]
[p. 56]

in zijn hutje, maar toen hij de volgende morgen opstond, zei hij:

‘Hè, wat een rust en eenzaamheid! Daar mag ik wel een paar ontberingen voor lijden.’ En hij ontbeet met een blikje sardientjes en ging vervolgens langs het water lopen om te zien of er misschien nog iets was aangespoeld. Hij vond warempel een kistje met een paar dekens en een butagas-primusje en een doosje lucifers erin - dat kistje had Joachim 's nachts nog in het water van het zwembadje gegooid, omdat hij het ook weer niet leuk vond als Meester kou moest lijden en nooit eens warm eten kreeg.

‘H'm, Robinson Crusoë had géén butagas-primusje’, mompelde Meester, ‘die moest het met een kampvuur doen. Maar nouja, toen bestonden er nog geen primussen en bovendien is dit eiland volkomen onbegroeid zodat ik geen stapels hout kan hakken, dus laat ik er maar dankbaar voor zijn.’

En hij ging voor zijn hutje zitten om een boek te lezen en 's middags en 's avonds maakte hij een blikje warm en 's nachts sliep hij heerlijk onder de dikke dekens.

Zo ging het wel een week lang en in die tijd kwam geen van zijn bijzondere huisdieren in de tuin, expres niet, zodat Meester werkelijk het gevoel kreeg dat hij op een echt onbewoond eiland zat.

Maar toen Joachim na die week 's morgens weer eens door het raam gluurde, zag hij Meester aan de rand van het water staan, de hand boven de ogen en rondturend alsof hij de hele horizon afzocht.

‘Ha!’ riep Joachim. ‘Hij begint er al genoeg van te krijgen. Hij staat al op de uitkijk. Of er niet toevallig een schip aankomt! Maar láát 'm nog maar even, hoor! Hij moet maar eens leren wat het is in volstrekte eenzaamheid te leven!’

Nee, Meester scheen het niet meer zo prettig te vinden op zijn

[pagina 57]
[p. 57]


illustratie

onbewoonde eiland. Hij liep de hele dag dat eilandje rond en doordat het maar zo klein was, liep hij het minstens zo'n duizend keer in de rondte. En 's avonds warmde hij niet eens meer een blikje op boven het primusje, maar zat zielig naar de zon te kijken die achter de schutting van de tuin onderging.

De volgende morgen zei Joachim:

‘Kom, nu gaan we Meester maar eens redden.’

Er stond nog één kist in de schuur, nogal een grote, waar het nieuwe gasfornuis in had gezeten. Samen met De Fleurige Hond wist Joachim die kist naar de rand van het zwembadje te krijgen. En daarna riep hij:

‘Ahoy! Ahoy! Hé, U daar op het onbewoonde eiland!’

‘Ja?’ riep Meester terug.

[pagina 58]
[p. 58]

‘Wij komen U redden! Wij zetten een boot voor U uit!’ riep Joachim.

De Fleurige Hond en hij wierpen de kist in het water en gaven hem een flinke zet. De kist dreef naar het eiland en Meester sprong er in. Al peddelend met zijn handen kwam hij na precies vier en een halve seconde bij Joachim en De Fleurige Hond aan, terwijl Gerrit de Tuinkraai boven zijn hoofd fladderde.

‘Gelukkig’, zuchtte Meester. ‘Ik had àl mijn boeken uit! 't Werd nu toch wel èrg eenzaam. Maar jullie zijn reuze aardig geweest. Zoals jullie me gered hebben, bijna net echt. Ik heb werkelijk het gevoel of ik fijn op een onbewoond eiland heb gezeten.’

‘Zo’, zei Joachim. ‘Dat is leuk. Maar als we vandaag al die rommel van dat eiland hebben opgeruimd, zullen we het dan eens hebben over onze plannen voor de rest van de vakantie? U bent nu toch wel uitgerust, niet?’

‘Joachim’, zei Meester Pompelmoes, ‘jij vergeet ook nooit iets, hè?’

En Meester Pompelmoes moest drie weken met zijn bijzondere huisdieren in het buitenland uit kamperen, op een verschrikkelijk drukke camping, met allemaal transistor-radio's, en het regende natuurlijk ook nog de hele tijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken