Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Viermaal J en Janus (1963)

Informatie terzijde

Titelpagina van Viermaal J en Janus
Afbeelding van Viermaal J en JanusToon afbeelding van titelpagina van Viermaal J en Janus

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.64 MB)

Scans (80.23 MB)

ebook (4.32 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Illustrator

Babs van Wely



Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

novelle(n)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Viermaal J en Janus

(1963)–Hans Andreus–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 27]
[p. 27]

5/ Janus probéért het weer een keer



illustratie

De grote stad waar de 4 J.'s woonden, had ook een haven. Een enorme haven vol sleepbootjes en oceaanreuzen en vrachtscheepjes en middelsoortboten en alle vormen en maten ertussen in - en vol met dokken en kranen en loodsen en werven.

Iedere rondvaartboot maakte altijd apart een rondje door de haven, want daar waren de klanten gek op. De boot voer dan wel vijf keer zo snel en de gids vertelde lang zoveel niet meer, kon even uitblazen. De 4 J.'s vonden dit het mooiste gedeelte van de hele tocht.

‘Al die oude huizen aan die grachten’, bromde Jan Een, ‘o, heel mooi, hoor, maar nu merk je pas dat je váárt!’

‘Die gids werd op het laatst wel vermoeiend’, zei Jan Drie.

‘Je moest altijd maar luisteren.’

‘Toch knap, hoor, zo'n man’, zei Jeannetje, ‘dat ie dat allemaal maar wéét!’

‘Hij heeft alles uit zijn hoofd geleerd, dat spreekt toch vanzelf’, zei Jan Twee.

‘Toch knap’, zei Jeannetje.

[pagina 28]
[p. 28]

En toen zwegen ze alle vier want op nog geen driehonderd meter van hen vandaan kwam er een schitterend groot schip voorbij, dat getrokken werd door sleepbootjes. Statig en deftig, de steven hoog boven het water, en met de rijen patrijspoorten als een eindeloos lange halsketting, zo gleed het schip voort door het water. Niemand in de rondvaartboot sprak meer; iedereen hield de adem in. Toen het zeekasteel voorbij was en in tegenovergestelde richting zijn weg vervolgde, zei Jeannetje:

‘Het lijkt wel een zwaan die zich trekken laat door watertorretjes.’ Jan Twee wilde iets antwoorden, waarschijnlijk uitleggen waarom het naar zijn mening toch niet zo'n goede vergelijking was, toen Jan Een een schreeuw gaf. Néé, hij gaf wel vijf schreeuwen.

‘Pas op! Alarm! Uitkijken!’ schreeuwde hij. ‘Janus wil er vandoor! Hij wil overboord springen!’

Het was zo. Door het passeren van het grote schip was de waakzaamheid van de 4 J.'s even verslapt. Janus, die naast een Franse heer met een grijs puntbaardje zat, had de gelegenheid te baat genomen en was stilletjes van zijn plaats opgestaan, en probeerde nu, dwars over de Franse heer heen, uit het openstaande raampje te klimmen. Hij was al halverwege. Zijn benen spartelden op en neer voor de neus van de Fransman, die zich zo ver mogelijk achterwaarts tegen de rugleuning aandrukte.

De 4 J.'s vlogen naar voren.

‘Houd hem vast. Pak hem bij zijn benen!’ schreeuwde Jeannetje tegen de Franse heer.

De Franse heer keek verbijsterd.

[pagina 29]
[p. 29]

‘Comprends pas!’ riep hij beleefd terug.

Tegelijk met de drie Jannen en Jeannetje waren andere mensen overeind gesprongen, die nu op het middenpad de weg versperden.

‘Opzij!’ riep Jan Een. ‘Staat U daar niet niets te doen! Laat mij door!’

‘Bij zijn benen pakken!’ riep Jeannetje tegen de Franse heer.

‘Kijk! Benen! Zoals ik ze heb! Maar ik bedoel die daar. Dáár.’

Ze wees wild naar de nog steeds spartelende benen van Janus. ‘Legs!’ riep Jan Twee. ‘O nee, dat is Engels. Wat is benen op zijn Frans?’



illustratie

Jan Een brak door de mensen vóór hem heen. Maar toen: ‘Plop!’ klonk het; en de benen van Janus verdwenen uit het

[pagina 30]
[p. 30]

gezicht; en ‘Plons!’ klonk het; en Janus was overboord.

‘Man overboord!’ riep de gids.

‘Ik weet het: jambes’, zei Jan Twee en zette zijn bril recht.

‘Ah, jambes’, zei de Franse heer, ‘comme ça’, en hij wees naar zijn benen.

‘Nee, we bedoelden die andere’, zei Jeannetje pinnig en schreeuwde toen zo hard als ze kon:

‘Kapitein, stoppen! Stop, kapitein!’

‘Ja, stop, kapitein!’ schreeuwde nu ook de gids tegen de microfoon hoewel de kapitein vlak naast hem zat. ‘Stop! Man overboord!’

De kapitein keek eens even achterom, haalde zijn schouders op en stopte de boot. De 4 J.'s waren helemaal naar voren gelopen en stonden nu in de allervoorste ruimte waar de kapitein en de gids zich bevonden. Jan Een stak zijn hoofd buitenboord en keek achterom. ‘Daar zwemt ie! Hij zwemt naar de wal! Hij zwemt naar de overkant!’ riep hij.

‘Nou, als ie zwemmen kan en naar de wal zwemt, dan is er geen man overboord’, zei de kapitein. ‘Ik bedoel: d'r is natuurlijk wel een man overboord, maar als iemand 't in zijn hoofd haalt om naar de wal te zwemmen, dan zijn dat mijn zaken niet meer. Misschien heeft ie nog de zomer in 't hoofd. Ik denk dat we maar eens verder varen; ik lig al achter op mijn tijdschema.’

En hij zette de boot weer in beweging.

‘Nee, kapitein, we moeten hem hebben!’ zei Jan Een.

‘Alstublieft, kapitein’, zei Jeannetje. ‘Het is eigenlijk een soort oom van ons, ziet U.’

‘Uit Perzië’, zei Jan Twee.

[pagina 31]
[p. 31]

‘O, horen jullie bij hem?’ vroeg de kapitein. ‘Maar waarom springt hij dan in het water? Zijn jullie zó lastig?’

‘Nee, kapitein’, zei Jan Drie die toch ook wat wilde zeggen.

‘Hij had vast last van zeeziekte. Daar heeft Oom altijd last van.’

‘Daarom is hij ook helemaal uit Perzië komen vliegen’, zei Jan Twee.

De kapitein knipperde een paar keer met zijn ogen en schudde zijn hoofd alsof het wat teveel voor hem werd. Hij maakte een halve bocht en zei toen twijfelend:

‘We halen hem nooit meer in.’

‘O, vast wel, kapitein’, zei Jan Een. ‘Dit is zo'n fijne boot. Die kan vast veel harder dan de mensen denken.’

‘Dat is zo’, zei de kapitein. ‘Het is een goed bootje, je zou er de zee mee op kunnen. Ik zit me altijd te verbijten in de grachten wanneer het zo langzaam moet. Vooruit dan maar.’ Hij deed een paar handgrepen en plotseling vloog de rondvaartboot in pijlsnelle vaart naar voren, achter Janus aan. Deze was nog maar een meter of twintig van de overkant. Bootjes voeren om hem heen, maar hij weerde alle reddingspogingen af.

‘Hup, kapitein!’ riep Jan Een.

De kapitein laveerde vliegensvlug tussen al de bootjes door en in korte tijd bereikten ze Janus. Deze was juist bezig tegen een soort steigertje op te klauteren dat van de wal af een paar meter het water in stak.

‘Och, kapitein, wilt U ook niet even aanleggen en ons afzetten?’ vroeg Jeannetje met haar liefste stemmetje. ‘Ik ben bang dat Oom niet verder wil varen en we horen toch bij hèm.’

[pagina 32]
[p. 32]

‘Natuurlijk zet ik jullie hier af’, zei de kapitein. ‘Wat dacht je? Dat ik jullie Oom in z'n natte rommel nog bij mij in m'n boot over de vloer wil hebben?’



illustratie

En hij legde langszij het steigertje aan en zette de kinderen af. De 4 J.'s bedankten de kapitein allerhartelijkst en de rondvaartboot voer verder; ze hoorden nog de stem van de gids die weer begon: ‘Na dit spannende intermezzo, dames en heren...’ ‘Ladies and gentleman, after this sensational interruption...’

De drie Jannen en Jeannetje draaiden zich vervolgens om naar Janus, die zich eindelijk tegen het steigertje omhoog had

[pagina 33]
[p. 33]

weten te werken. Zijn kleren en zijn haar, alles aan hem droop. Zijn kleine oogjes keken ongelukkig naar de 4 J.'s.

‘Janus, Janus’, zei Jeannetje. ‘Je moest je schamen. Je maakt van ons óók nog slechte mensen. We lopen maar weg uit De Vergulde Kroon zonder te betalen en we verzinnen maar leugens over Ooms uit Perzië en dat komt allemaal door jou! En ik houd helemaal niet van al die oneerlijkheid.’

‘Mij stuit het ook tegen de borst, dat liegen en bedriegen’, zei Janus. ‘Heus. Als ik maar èffe de kans krijg. Maar hoe kom ik nou hier vandaan, met mijn natte kleren?’

De laatste nieuwsgierige bootjes tuften nu weg. Ze hadden nog wel iets anders te doen.

‘Hoe komen we hier allemáál vandaan?’ vroeg Jeannetje snibbig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken