Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rozijntje (1931)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rozijntje
Afbeelding van RozijntjeToon afbeelding van titelpagina van Rozijntje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

ebook (2.82 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rozijntje

(1931)–Clara Asscher-Pinkhof–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 113]
[p. 113]

Hoofdstuk XVIII.
In de put.

De wollen das van meneer was misschien wat te laat gekomen, - misschien had Rozijntje hem al op den heenweg om moeten hebben met haar dunne jurk op dien herfstdag. Want twee dagen later was ze zoo verkouden, zoo verkouden als ze zich niet herinnerde ooit te zijn geweest.

Den eersten dag al deed ze niets dan niezen. Haar oogen werden klein achter de zware, slaperige oogleden, die ze met moeite openhield.

Den volgenden dag had het niezen opgehouden, want haar neus wenschte geen enkele nies te laten passeeren, geen nies en geen adem, niets meer.

Ze deed haar werk, omdat het gedaan moest worden. Maar ze had haast geen andere gedachte dan hoe ze in 's hemelsnaam aan adem moest komen, zoolang die neus koppig bleef en den weg versperde.

Haar oogen traanden voortdurend. Stumperd, ze zag er niet erg mooi uit met haar roode neus en haar kleine oogjes, - lang niet zoo mooi als toen ze zich in al haar pracht aan mevrouw vertoonde, lang en lang niet zoo mooi als toen ze als een stadsdame in de concertzaal zat.

Wat leek dat nu lang geleden! In haar verkouden hersens was ze alle tijdrekening kwijt. Wanneer was dat? Jaren geleden, toen ze nog jong was zeker. Nu was ze oud, oer-oud, - een beetje doof van den ouden dag, een beetje buiten adem, wat slecht van geheugen, wat beverig op de beenen, - ja, ja, allemaal kwaaltjes van ouderdom.

[pagina 114]
[p. 114]

Het ergste was, dat niemand het merkte. Verkoudheid voel je alleen zelf; ze zien wel, dat je naar adem hapt, maar hoe erg het is, weten ze niet, kunnen ze niet weten, als ze zelf niet verkouden zijn, - en als ze 't geweest zijn, zijn ze 't toch al weer vergeten.

Gedeeld leed, half leed. Maar Rozijntje stond met haar verkoudheidsleed moederziel alleen.

Ze ging dien avond vroeg naar bed. Lea keek verbaasd op, toen ze het meedeelde en vader vroeg waarom.

‘Ik ben verkouden’, deelde ze mee, maar in haar hart was ze er erg verdrietig om, dat ze 't mee moest deelen en dat ze 't niet uit zichzelf merkten.

Die heerlijke middag, toen vader haar over zijn zaken gesproken had en Lea de tafel had gedekt, - wat was die nu ver weg. Niemand lette nu meer op haar.

Boven in bed ging ze voort, zich te beklagen.

Wat was het nu niet heerlijk geweest, als er een kruik in haar bed had gelegen, als er iemand bezorgd naar haar had omgekeken, als iemand haar wat heets te drinken had gegeven....

Je ging toch niet voor jezelf een kruik klaarmaken, of heete anijsmelk....

Bij zulke gedachten kwamen vanzelf de tranen. Die hadden toch al den heelen dag op de loer gelegen, hadden al geprobeerd of ze ook langs den weg van haar neus konden, maar die was onverbiddellijk afgesloten. Tot aan den rand van haar oogen waren ze telkens gekomen, en nu vloeiden ze er rijkelijk over.

Tot snikken kwam het niet. Dat liet haar neus niet toe. Ook dat nog! En door de tranen werd haar

[pagina 115]
[p. 115]

neus, als het kon, nog dichter dan hij al was.

Neen, er was op heel de wereld geen ongelukkiger meisje dan dat ééne Rozijntje, dat daar met een verkouden neus en koude voeten in haar bed lag te hunkeren naar een kruik en heete anijsmelk, - of eigenlijk: naar een beetje warmte en een beetje liefde.

Toen Lea naar bed ging, lag Rozijntje onrustig en onprettig te slapen, met open mond en droge lippen.

Lea had dien dag meer dan genoeg met zichzelf te stellen gehad.

Haar moeder was jarig, en dat was thuis altijd één van de hoogtepunten van 't jaar. De jongste kwam 's morgens heel vroeg een versje opzeggen, dat vader of één van de ‘grooten’ gemaakt had, - en moeders stoel was versierd, en moeder was stralend en vol liefkoozingen, - o, wat een gelukkige dag was het altijd.

Maar aan dokter vragen of ze naar huis mocht, omdat moeder jarig was, - dat durfde ze niet. Dat leek zoo.... zoo precies of je je werk maar voor een lolletje deed, en niet ernstig.

Ze had dokter niet eens verteld, dat moeder jarig was.

Maar hard was het, hoor, hard. Gewoon daagsch je werk te staan doen, en te weten dat het thuis de mooiste dag van 't jaar was haast, - Vaders verjaardag en Seideravond en uitgaande-Joum-kipoer dan uitgezonderd.

Tot overmaat van ramp was dokter, die niets wist van moeders verjaardag, een beetje kort-aangebonden geweest vandaag. Er was een patiëntje, waarvan hij bang was, dat het niet goed zou gaan,

[pagina 116]
[p. 116]

- en van spanning en akeligheid werd hij wat ongeduldig en norsch.

Lea kende dat al van dokter, en ze begreep het heel goed en vond het nooit erg. Maar nu, vandaag....

Ze kleedde zich in gedachten uit.

Ze bedacht onder de hand, hoe 't nu vanavond thuis geweest was. Ze begonnen den verjaardag niet den vooravond met nacht, al vierden ze den Joodschen datum, - maar begonnen 's morgens pas, omdat de verrassingen dan veel echter waren. En 's avonds bleven de kleintjes lang op en er werd gesmuld en veel gepraat en gelachen, - en gezongen, twee-, driestemmig soms, wijzen uit sjoel meest, - o!

Ze zat in haar nachtjapon in den stoel, waarin ze iederen avond nachtgebed zei. En terwijl ze aan de zingende huiskamer dacht, drupten de tranen, die den heelen dag op de loer hadden gelegen.

Zouden er vanavond ook aan haar hebben gedacht? Vanmorgen wel, toen was het pak aangekomen met haar gedichtje en het kussen, dat ze zelf gemaakt had.

Maar vanavond? Och nee, in de pret hadden ze daar geen tijd voor natuurlijk. Welnee, niemand dacht aan haar.

Toen zei ze haar nachtgebed, haast zonder gedachten. De rust, die het haar anders gaf, bleef uit. Ze zou zeker niet inslapen, dacht ze.

Ze keek naar buiten, zooals ze dat elken avond deed, als het lichte maan was.

De maan ergerde haar vanavond.

‘Kijk vóór je’, dacht ze, ‘jij hebt makkelijk

[pagina 117]
[p. 117]

praten. Jij mag thuis naar binnen kijken, - en ik zit hier.’

Vóór ze in bed stapte, keek ze even naar Rozijntje.

Wat lag ze benauwd te slapen. Ze was zeker erg verkouden.

Als ze thuis verkouden waren, - thuis....

De tranen werden overvloediger.

Als ze thuis verkouden waren, werden ze in bed gestopt met een kruik en heete citroen-kwast.

Als zij nu bijvoorbeeld hier verkouden werd, wie zou er dan aan een kruik of aan een kwast denken? Rozijntje niet, die had genoeg aan haar hoofd....

Maar ineens ging ze met een ruk weer rechtop zitten.

Bah, wat gemeen was ze. Lag ze me daar te denken, wie voor háár zou zorgen als zij verkouden werd, - en ze was niet verkouden, - en naar Rozijntje, die wèl verkouden was, keek geen mensch om! Ze had het gewoon niet gezien, en geen oogenblik eraan gedacht, hoe vervelend Rozijntje zich moest voelen, - ook niet, toen ze vroeg naar bed ging.

Alleen aan zichzelf had ze gedacht, en aan haar arme zelf, àls ze eens verkouden mocht worden.... bah!

Op haar bloote voeten ging ze voor Rozijntje's bed staan kijken naar die droge lippen, naar dat moeilijk ademhalen.

Wat zou ze nu nog voor haar kunnen doen? Nu sliep ze....

Morgen dan. Morgen vast en zeker.

Weer in bed, begon ze te begrijpen, dat moeder ze niet alleen koesterde om het koesteren zelf,

[pagina 118]
[p. 118]

maar ook dat zij zouden leeren, hoe ze voor anderen moesten zijn.

‘Och moeder’, dacht ze, ‘goed, dat u mijn gedachten daarnet niet wist.’

En toen, slaperig, wist ze, dat moeder in haar gedachten nog nooit zoo helder en duidelijk geweest was.

Omdat moeder jarig was....

En toen sliep ze.

 

Toen Rozijntje, moe en on-uitgerust, op wilde staan, zat Lea rechtop in bed.

‘Hoe is 't er mee?’ vroeg ze hartelijk.

‘'k Weet niet’, zei Rozijntje verdrietig.

‘Blijf nog een poosje liggen.’

‘Kan toch niet.’

‘Toe. Ik zal voor 't ontbijt zorgen. Jij krijgt 't op bed, en daarna sta je pas op. Toe. Hè?’

Rozijntje's kleine, verkouden oogjes werden nu toch grooter.

Met een zuchtje liet ze zich weer in 't kussen zakken.

‘O, - heerlijk.’

Lea sprong uit bed.

Een uurtje later lag Rozijntje, frisch gewasschen en gekamd, in haar bed een kopje heete thee te drinken en een dun boterhammetje met veel boter op te peuzelen.

Beneden maakt Lea met beverige vingers het touwtje los van een pakje, dat de post daarnet gebracht had.

Jupie, op het punt van naar school gaan, keek haar gespannen op de vingers.

[pagina 119]
[p. 119]

Uit het pakje kwam:

Een kwart van moeders verjaardagstaart.

Een zakje heerlijke bonbons van moeders verjaardag.

Vier heerlijke sinaasappels, - nu al! Van moeders verjaardag.

Een lang gedicht, dat ze met z'n allen in elkaar gedraaid hadden.

Ze hadden wèl aan haar gedacht. Ze hadden aan haar gedacht, den heelen dag!

Een groot stuk taart verhuisde dadelijk naar boven, naar Rozijntje. Vóór ze opstond, moest het op zijn.

Ze was zoo verkouden niet, of ze lustte het wel!

Een ander stuk taart werd met voorzichtige vingers door Jupie mee naar buiten genomen en tusschen huis en school opgepeuzeld.

Weer een ander stuk taart werd door Lea met voorzichtige, plechtige hapjes geproefd.

De rest was voor vanavond. Dan begon het feest met z'n vieren nog eens over.

 

En toen Rozijntje dien avond weer vroeg in bed stapte, gaf ze een gilletje van zalige verrukking.

Een kruik. Een warme kruik.

Even later zette Lea een dampende kroes met kwast voor haar bed neer....


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken