Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Branding (1941)

Informatie terzijde

Titelpagina van Branding
Afbeelding van BrandingToon afbeelding van titelpagina van Branding

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (14.04 MB)

ebook (3.00 MB)

XML (0.41 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Branding

(1941)–Piet Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 165]
[p. 165]

[XVI]

Met grote bedaarde stappen wandelde Steef Paauwels naar de Borchhoeve. Het was de tweede dag van zijn vrijlating en nog steeds jubelde in zijn hart het licht en de ruimte. Gulzig ademde hij de koele lucht van het prille voorjaar in. Hij bleef nu en dan stilstaan om naar een grote blonde wolk te kijken, die statig en steeds veranderend langs de hard blauwe hemel zeilde. De zes weken in het gevang waren als een boze droom geweest. Het was of lichaam en ziel al die tijd in doodslaap hadden gesluimerd. Nu pas voelde hij diep, wat het betekent om opgesloten te zijn. Niets anders dan branie was het geweest om zes weken celstraf als een bagatel te beschouwen, een tijd, die je spelenderwijs uitzat. Er was verdriet in zijn hart als hij dacht aan Schorretje, die vier maanden moest verkwijnen in de nauwe ruimte van zijn cel. Een half uur per god-ganse dag wat frisse lucht. En verder de verfoeilijke eentonigheid van de gevangenis. Vier en twintig uur per dag. Had Schorretje maar vooraf met hem gepraat, dan was 't zover niet gekomen. Al zijn invloed zou hij hebben aangewend om hem van zijn kwajongensstreek af te houden. Was een Reier waard, om vier maanden goddelijke vrijheid aan hem te offeren?

[pagina 166]
[p. 166]

Steef had het besluit genomen om ter wilde vaart te gaan. De woorden van Fraukje waren in zijn ziel bezonken. Ze had gelijk. Het leven, dat hij nu leidde, kon niet langer voortduren. In een nieuwe omgeving, tussen nieuwe kameraads, zou hij zich een bestaan veroveren en meneer Vermaas kon hem daarbij helpen. Die kende reders te over en zou voor zijn eersten roeier bij de reddingboot wel een goed woord willen doen. 't Was spijtig om de reddingsploeg te verlaten en 't zou ook niet makkelijk vallen om te verdwijnen uit de vertrouwde omgeving van het dorp. Maar nu lag er nog een kans om voorgoed af te rekenen met het verleden.

Met gnuivend plezier fantaseerde Steef hoe straks het gesprek met den baron zou verlopen. Een ding diende hij tot iedere prijs te voorkomen: nooit zou die eenzame sater mogen zeggen, dat hij voor zijn macht was gevlucht. Hij ging nu eigenlijk afscheid van hem nemen en dat afscheid zou hem heugen!

Kalm liep Steef achterom de binnenplaats van het kasteeltje op. 't Was toch mal dat hij hier zo doodgewoon liep, net of hij er thuis was. Daar stond de huisknecht al, die zich nooit in het dorp vertoonde, een van de lijfeigenen van Crijnssen. Maar es kijken, wat dat knechtje te vertellen had.

De huisknecht keek hem wantrouwig aan. Maar Steef liet hem niet het eerste aan het woord komen.

‘'k Mot bai de baron weze’, zei hij kort en hooghartig. ‘Wais me 's effe z'n kaemer.’

De overdonderde knecht stotterde:

‘De deur vlak bij de trap, je wordt toch zeker verwacht?’

‘Zain jouw zaeke niet’, bromde Steef, en hij liep zonder meer de trap op; klopte fors op de grote deur en maakte uit een nijdig gegrom op, dat hij wel binnen kon

[pagina 167]
[p. 167]

komen. Aan het eind van de lange kamer zat baron Crijnssen in een hoge stoel, een boek te lezen. Er lag een New-Foundlander bij zijn voeten. De man en de hond richtten nieuwsgierig de kop op. Zonder de minste bedremmeling liep Steef op den baron toe, en bleef vlak voor hem staan.

‘Hoe kom jij hier en wat wil jij van me?’ vroeg Crijnssen bars. ‘Het is hier niet de zoete inval.’

Steef verbeeldde zich, dat er iets onrustigs in zijn stem klonk, en hij zag zijn ogen schichtig naar het bureau gaan, waar de baron waarschijnlijk zijn revolver in een la had.

‘Zoekt u maer niet naar dat pistooltje, waer je een sigaret mee kan opsteke’, zei Steef. ‘Ik ben Paauwels en ik mot u effe spreke.’

‘Dat had je dan toch behoorlijk kunnen vragen!’

‘Dan had u vast nee gezegd en er is me nog al wat an gelege. U weet natuurlijk wel, wie ik ben. Er is me verteld, dat er de laatste taid honde worde vergiftigd door uw koddebaier. Daer zit u natuurlijk achter. En daerom wou ik met u een paer woordjes wissele....’

De baron stond met een ruk op, en hield Steef in zijn ijzige grijze blik gevangen. Recht tegenover elkaar stonden zij, de baron en de stroper, beiden hard en hoog, onvervaard, kerels.

‘Ik gebied je om onmiddellijk mijn huis te verlaten’, sprak langzaam baron Crijnssen. ‘Als je niet goedschiks wil, dan kan het ook kwaadschiks!’

Steef's gezicht stond als een stenen masker en een ogenblik heerste er een beklemmend zwijgen in het wijde vertrek. Een antieke klok tikte traag door de stilte.

Donker klonk de stem van den stroper:

‘Met draigemente laet ik me niet overbluffe. D'r is nog es iemand geweest, die dat geprobeerd heb. Dat was een

[pagina 168]
[p. 168]

vriend van u, ene meneer Arends en heb u dat litteken wel eens boven z'n oog gezien. U hoeft niet bang te weze.’

‘Bang!’ riep baron Crijnssen uit. ‘Ik ben nog nooit bang geweest. In m'n hele leven niet!’

‘Laete we er dan bai gaen zitte’, zei Steef met een schamper lachje. Hij zette zich op de leuning van een fauteuil, maar de baron bleef staan. Plotseling maakte hij een snelle beweging naar zijn bureau, maar Steef was hem voor, sneed hem met een sprong de pas af, zodat de beide mannen borst aan borst kwamen te staan.

‘Ik geef u in overweging om niet met me te vechte’, zei hij grimmig. ‘Er staet een man tegenover u, die tot het ainde toe doorvecht, as het mot. Hier, zowel as boite in het doin. Eer u kan schiete, heb ik je de hersens ingeslaege. En daer komme we geen van baide verder mee. En nou kort en goed. U heb de koddebaier bevel gegeve om zich an onze honde te vergraipe. Main kan dat niet zoveel schele, want ik gae hier weg uit het dorp. Maer onthou het laetste woord, dat ik tegen u te zegge heb:

D'r moet nog maar één hond de moord steke en dan valle d'r slachtoffers. Niet die koddebaier, da's maer een slaef. Maer ik stae er u borg voor, dat ik een ander zal weten te treffe en ik zeg nooit meer, dan verantwoord is. Da's dus goed begrepe?’

Hij keek den baron nog even dreigend aan. Een lichte blos was over zijn gezicht getogen. Vlammend stonden de ogen in dit vastbesloten, mannelijke gezicht. Toen draaide Steef zich langzaam om en wilde het vertrek verlaten. Hij was al vlak bij de deur, toen baron Crijnssen hem terugriep.

‘Wacht nog even, ik heb je nog wat te vragen. Waarom ga jij het dorp verlaten....?’

[pagina 169]
[p. 169]

‘Da's main zaek’, zei Steef volkomen rustig. ‘'k Ben niemand tekst en oitleg schuldig en zeker u niet.’

Baron Crijnssen veranderde plotseling geheel van houding. Er klonk iets gedwongen in zijn lach, toen hij weer in zijn zetel plaats nam en terwijl hij de New Foundlander over de grote kop streelde, zei hij met iets vriendelijks in zijn stem:

‘Zo, dus jij gaat ons verlaten. Het valt me toch niet van je mee, dat je de strijd opgeeft, nu je voor het eerst zes weken hebt mogen brommen. 'k Had gedacht, dat jij meer kerel was, Steef Paauwels, maar je blijkt al net zo'n labbekak te zijn als al die anderen hier in het dorp. 't Is echt een teleurstelling voor me.’

Schamper keek hij zijn tegenstander aan. Maar Steef kwam weer even onbeschroomd op hem toe.

‘Dacht u nou werkelijk, dat ik voor zo'n klain baronnetje de waik nam?’, vroeg hij schouderophalend. ‘Dan heb u toch wainig kaik op je medemense! Is 't soms een vlucht, as ik u in uw aige hois kom zegge, dat 't oit mot zain met die hondemoord. U sprak daer over een teleurstelling en dan wil ik u wel zegge, dat u main teleurgesteld heb door u te wreke op onschuldige beeste, omdat u de manne niet kan treffe. Dat is sloipmoord, dat doet geen werkelijke vent. Denk u nou heus, dat die zes weke me klain hebbe gekrege. Maek ik zo'n klaine indruk? Dan wil ik u bai deze vertelle, dat ik d'r zes jaer voor over heb, as u weer een hond laet vergiftige. Op het dorp zal van main geen geklets komme. Niemand zal wete, wat er tussen deze vier muren gesproken is en as ik dat zeg, dan meen ik 't. Maer laete wai as mannen onder mekaer afspreke, dat die gifmoorde een ainde neme, omdat dat benede de waerdigheid van ieder mens legt!’

Steef had niet het voornemen gehad om dit tegen den

[pagina 170]
[p. 170]

baron te zeggen. Maar toen hij hem daar zag staan, grimmig en rechtop, week onwillekeurig de dreigende klank uit zijn stem. 't Was toch wel een kerel, vond Steef, al bleef het een rare bink.

‘U heb zellef honden en u houdt misschien wel van ze’, ging Steef verder, toen baron Crijnssen zweeg. ‘Hoe zou u het nou vinde, as ik die New Foundlander een brok vergiftigd vlees gaf? Da's toch geen werrek? Wat heb dat stomme beest er mee te maeke, dat wai de pest an mekaer hebbe?’

‘Het moet uit zijn met de stroperij!’ viel plotseling de baron bars uit. ‘Jullie doen verdomd nog toe net, of het duin en heel de wereld van jullie is. Het duin is mijn eigendom en daar hebben jullie het wild niet te stelen!’ ‘Gelaik heb u!’ gaf Steef hem toe. ‘Neem een geweer in je pote, baron! Schiet de stropers er af! Stel nog tien koddebaiers an, as je 't met één niet af kan, maer blaif van de honde af, want bai God, er vloeit mensebloed in 't doin! Ik ken die Zandwaikers toch! Ik ben d'r toch zellef één van, een stroper, net as alle andere? Zo oud as de wereld is, is er gestroopt en hebben de jachthere dat wille tegengaen. Da's een natuurwet! Maer blaif van de honde af....!’

Dringend en hard herhaalde Steef Paauwels zijn gebiedend verzoek. Hij maakte een bezwerend gebaar en zijn felle ogen rustten in die van den baron.

Nors zei Crijnssen:

‘Hoe van 't Hof jullie te lijf wil gaan, is zijn zaak. Ik bemoei me niet met den jachtopziener.’

‘Dat weet ik heel goed!’ lachte Steef ironisch. ‘Maer bemoei u dan es één keertje met 'm en verbied hem het vergiftige. En nou zal ik maer gaen. Ik hoop, dat we mekaer een beetje beter hebbe begrepe. Ik wens u een goeie middag.’

[pagina 171]
[p. 171]

‘Bonjour!’ zei baron Crijnssen tot zijn eigen verwondering.

Zodra Steef de kamer uit was, krabde de verbaasde jachtheer zich door het grauwe haar en lachte kort. Hij greep de telefoon.

‘Arends....’, sprak hij sarrend langzaam, ‘ik heb meneer Steef Paauwels bij me op visite gehad, die vroegere schipper van jou. En nou wou ik je alleen maar vertellen, dat je het doodschoppen niet waard was toen je zó'n schipper de laan uit stuurde. Da's d'r een uit duizenden. Die had je in 't goud moeten slaan, vrindlief.

Nee Arends, je bent een suffert geweest!’

Met een boosaardige grijns hing hij het toestel op de haak.

De New Foundlander hief de grote kop met de bruine, diepe traan-ogen naar zijn meester op.

‘Wat wou je, Titus?’ zei Crijnssen goedhartig. ‘Ben je bang, dat die geweldenaar je zal vergiftigen? 't Zal wel zo'n vaart niet lopen, jongske. We zullen nog wel es kijken.

In één ding heeft hij gelijk.... Jullie hondebeesten zijn veel te verstandig om iets met de mensenruzies te maken te hebben. Scheur ze maar aan stukken, als ze je te na komen en laat ze verder in hun vieze sop gaar koken. Kom mee, we gaan het duin in samen, óns duin....’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken