Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls
Afbeelding van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der PeulsToon afbeelding van titelpagina van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

Scans (7.30 MB)

ebook (4.33 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls

(1884)–Johan Hendrik van Balen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

X.
Familiezaken. - Een voorstel. - Kapitein Campo's plan.

Drie dagen na het vertrek van de ‘Seabird’ lag de kruiser, van zijnen korten kruistocht teruggekeerd, weer voor den mond van de rivier en bevonden zich de beide officieren aan boord, en kapitein Campo met zijne mannen, die de heer Wells bij gebrek aan bewigs had moeten vrijlaten, aan land als gasten van don de Vivès.

De heer Wells was nog minder in zijn humeur dan toen wij voor het eerst kennis met hem maakten, en de beide officieren, die drie dagen de gedwongen gasten van de Vivès waren geweest, waren dit ten gevolge van den slechten ontvangst, die zij bij het aan boord komen hadden genoten, nog minder.

Geheel anders was de stemming, welke ten huize van de Vivès heerschte.

In de galerij of veranda aan de voorzijde van het groote gebouw, waar men een fraai uitzicht op de rivier had, zaten de gastheer en kapitein Campo zoo vroolijk te praten als men het na het verbranden van de ‘Columbus’, die hun gezamenlijk eigendom was geweest, niet zou hebben verwacht.

Inderdaad was dan ook dat verlies, hoe groot ook, voor een man van het vermogen van de Vivès geen ramp en daar het aandeel van kapitein Campo betrekkelijk klein was, had de slavenhaler niet zooveel verlies geleden, dat hij met een

[pagina 48]
[p. 48]

weinig fortuin in de zaken dit niet spoedig te boven zou zijn gekomen.

Het gesprek liep natuurlijk over den slavenhandel en de laatste gebeurtenissen. Kapitein Campo lachtte in zijn vuistje, dat de commandant van de ‘Seabird’ hem bij gebrek aan de noodige bewijzen had moeten in vrijheid stellen, en de heer de Vivès over de wijze, waarop hij de officieren aan den wal had gehouden en om den tuin geleid, maar nog meer om de poets, die den voortvarenden dokter was gebakken.

- En hoe gaat het met den jongen, vroeg de kapitein eensklaps.

De Vivès haalde de schouders op.

- Hoe wou het gaan? zooals altijd, er zit niets in hem om hem een flink handelaar of zoo iets te doen worden. Hij heeft niets van zijn vader.

- Zonderling, zeide de kapitein.

- Ja wel zonderling, stemde de Vivès toe. Het blijft bij het oude deuntje. Vroeger dacht ik nog dat het gaan zou, maar sinds hij met Rosita een verbond heeft gesloten, zie ik wel dat zijne ambitie hoe langer hoe meer vermindert. Hij heeft geen hart voor de zaken. Hij dweept met de Engelschen en met hunne pogingen tot afschaffing van den slavenhandel. Dat alles heeft hij van haar en zij werken samen om mij te bekeeren.

- Hm! zei kapitein Campo.

- Wat mij al lang heeft verwonderd, vervolgde de Vivès, is, dat hij nog niet geweigerd heeft iets te doen voor de zaken, en de eenige reden, die ik daarvoor kan vinden, is, dat hij nu in de gelegenheid is dat zwarte vee te vertroetelen en te troosten.

- Ik hoop toch niet dat onze plannen er door veranderd zullen worden, zei kapitein Campo.

[pagina 49]
[p. 49]

- Nu, zei de Vivès zich het hoofd krabbende, rondweg gezegd heb ik er menigmalen spijt van gehad mijn woord te hebben gegeven, want zie-je amice! het is de man niet, dien ik voor Rosita en met het oog op mijne zaken of liever onze zaken wensch.

- Maar gij zult toch uw woord houden? opperde kapitein Campo.

- O! wat dat betreft, zei de Vivès, dat houd ik altijd.

- 't Is een mooi paar, zei Campo glimlachend met zekere voldoening.

- Dat is het, zei de Vivès. Zij zijn voor elkander geknipt; maar ik gaf nog wat, als de jongen anders was.

- Zou er niets aan te doen zijn? zei Campo vragend.

- Ja, wat?

- Verandering van bezigheid bij voorbeeld, zei de kapitein.

- Daar heb ik ook al over gedacht, zei de Vivès.

- Had je een plan? vroeg Campo.

- Ja, zei de Vivès.

- Laat hooren dan.

- Ik heb er over gedacht, of die teergevoeligheid niet wat zou verminderen als ik hem eens in het hart van den slavenhandel bracht. Ik heb een van mijne leveranciers, een jongen Toelah-prins, die zeer goede maatjes met hem is. Deze heeft een paar malen een troep negers hierheen gebracht en mij en hem uitgenoodigd hem eens te komen bezoeken. Als wij hem er nu eens heenzonden, zoo'n reisje kon misschien heilzaam op hem werken.

Kapitein Campo antwoordde niet terstond. Hij was in gedachten verzonken, hoewel hij alles wat de Vivès zeide had verstaan.

- Hadt ge ook een plan? vroeg de Vivès.

- Ja, zei Campo, ik had er ook over gedacht, of iets

[pagina 50]
[p. 50]

dergelijks hem niet zou doen veranderen. Wat zoudt ge er van denken, als hij eens een reisje met mij maakte?

- Hm! zei de Vivès, ik geloof niet dat dit de gewenschte uitwerking zou hebben.

- Waarom niet?

- Wel, hoe zal ik dat nu zeggen! zei de Vivès. Het komt mij voor, dat hij door zoo'n reisje mede te maken ineens genoeg zou krijgen van den slavenhandel. Er valt nog al zoo iets voor op slavenhalers voor een weekhartig mensch.

- In de binnenlanden niet? vroeg de kapitein. Ach kom, dat komt op hetzelfde neer, en ik zou hem natuurlijk een beetje bewerken.

- Neen, zei de Vivès, ik stem voor mijn plan, dat komt mij veel beter voor. Als hij de omstandigheden, waaronder de zwarten daar in de binnenlanden leven, door eigen aanschouwing leert kennen, zal hij zien dat het lot, dat wij hun te gemoet voeren, nog te benijden is bij hunne vrijheid.

- Hm! juist daarom was het goed als hij eens een kijkje nam op een der fraaiste Amerikaansche plantages, zei de kapitein.

Beiden zwegen een oogenblik. Het was duidelijk, dat ieder zijn zin wilde hebben en de beste redenen daarvoor zocht op te geven.

Opeens echter verbrak de Vivès de stilte door een hartlijk lachen.

- Wat zijn wij toch ezels! riep hij uit, daar zitten wij nu te strijden om den voorrang, terwijl wij beiden onzen zin kunnen krijgen.

- Hoe zoo? vroeg de kapitein.

- Wel, eenvoudig door beide plannen aan te nemen, door hem eene reis naar de binnenlanden te laten maken en hem daarna op een tocht naar Cuba mede te nemen.

- 't Is waar, zei de kapitein, die duidelijk zijne tevredenheid over deze schikking toonde.

[pagina 51]
[p. 51]

- Gij gaat vooreerst toch niet van hier, zei de Vivès. Hij kan dus dit reisje doen en terugzijn vóór gij vertrekt, en dan kan hij ook met u meegaan.

- Ja, ja, zei Campo, maar loopt hij geen groot gevaar daar in de binnenlanden.

- Gekheid! zei de Vivès, geen mensch zal iemand, die van mijnentwege komt, eenig beletsel zelfs durven in den weg leggen. Ik doe zaken met alle negervorsten tusschen de kust en het land der Toelah's.

- Maar, zei de kapitein, die intusschen zijne gedachten had laten gaan, daar ik toch niet weg kan, kon ik, in plaats van mij hier te vervelen, evengoed medegaan.

- Waarachtig, dat is een goede inval, riep de Vivès uit. Gij zijt met dergelijke tochten bekend en geen vreemdeling in het land. Laten wij dit dus voor afgesproken houden. Wel, ik ben in mijn schik, waarachtig! ik ben in mijn schik over dezen afloop. Duivels, Campo! nu zullen wij nog eens zaken doen, amigo. Ze kennen u nog van vroeger daarginds en een man van zooveel energie en moed als gij zal wonderen doen.

- We zullen zien, zei Campo.

- Wanneer kan de ‘Stormvogel’ hier aankomen, denkt ge? vroeg de Vivès.

- Ja wanneer? er zullen eenige maanden mede heengaan. Had ik dat schip maar hier!

- Nu het komt toch en dat is genoeg, niet waar? Zorgt gij nu, dat in dien tusschentijd de barakoens van slaven zwellen, en als dan de ‘Stormvogel’ binnen is, stoppen wij haar den buik vol en gij brengt ze over na Cuba en neemt den jongen mee. Hij kan heel wat bergen en zeilt goed.

- Goed! riep de kapitein uit, goed. Ik tart de geheele Engelsche Marine om de ‘Stormvogel’ te pakken. Ja, als ik dien bodem onder de voeten heb, dan wil ik nog eens een

[pagina 52]
[p. 52]

wedloop met de ‘Zeevogel’ houden. Wij zullen dan eens zien, wie de snelste vlucht heeft!

En kapitein Campo wreef zich in de handen van louter genoegen bij de gedachte zijn snelzeilend schip weder onder zich te hebben.

- Het blijft dus afgesproken, zei de Vivès, de zaak is beklonken.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken