Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls (1884)

Informatie terzijde

Titelpagina van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls
Afbeelding van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der PeulsToon afbeelding van titelpagina van De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.42 MB)

Scans (7.30 MB)

ebook (4.33 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

reisverhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De slavenhaler. Tooneelen van Afrika's westkust en reis naar het land der Peuls

(1884)–Johan Hendrik van Balen–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XXXIII.
De bui. - Eene raadselachtige verdwijning.

De vervolging was zoo vurig geweest, aller aandacht was zoo door den slavenhaler geboeid, dat niemand voor iets anders oogen had gehad, en nog zou men niet spoedig genoeg gemerkt hebben, welk gevaar er dreigde en zeer waarschijnlijk zou Wells tot handelen zijn overgegaan, als niet eene plotselinge zonderlinge manoeuvre van den slavenhaler allen tot de werkelijkheid had terug gebracht.

De ‘Stormvogel’ naamlijk was nauwlijks de baai binnen of de zeilen werden zoo snel ingenomen, dat iedereen op den kruiser er zich over verbaasde. In het volgende oogenblik draaide het schip, de ankerketting viel rammelend neer en het schip lag als een blok.

[pagina 174]
[p. 174]

Door eene plotselinge ingeving bezield keek de commandant om en monsterde zijn volk. Zoo als de schepen nu ten opzichte van elkander lagen, nog geen mijl van elkaar verwijderd, zou het Wells weinig moeite hebben gekost den slavenhaler in den grond te boren, maar daaraan dacht hij niet. Thans zou het zonde zijn hem niet te enteren en prijs te maken.

Dat alles ging den commandant bliksemsnel door het hoofd, toen opeens zijne aandacht door de zonderlinge verduistering van de lucht werd getrokken.

Die blik op de lucht, door allen opgemerkt, deed iedereen plotseling opkijken en verschillende kreten van verrassing slaken. Eene donkere wolk met witte koppen hing boven het land als een reus, die dreigend op de zee neer zag, en het geoefende oog der zeelieden begreep dat er een bui in aantocht was.

Daarom had de slavenhaler in de baai zoo snel zijne zeilen geborgen en was gerust gaan liggen, wel wetende dat hij op dat oogenblik veilig tegen elke aanranding van den kruiser was. Deze moest integendeel zorgen, dat hij uit de nabuurschap der klippen kwam.

In een oogwenk waren de bevelen gegeven en uitgevoerd en de ‘Seabird’, alleen zijne drie marszeils overhoudende, kwam weer in beweging en verwijderde zich van de klippen. Een bliksemstraal uit de wolk schoot over de baai en bracht een rollenden donderslag mede, die door de bergen weerkaatst werd.

De wolk dreef snel westwaarts en recht de baai over. De lucht was onnatuurlijk zwoel en dikke regendroppels begonnen op groote afstanden van elkander te vallen. Plotselinge windvlagen, bijna loodrecht op het water vallende, maakten het onstuimig en het had eene donkere tint aangenomen. De eene bliksemstraal volgde nu op den andere ende donder was bijna

[pagina 175]
[p. 175]

geen oogenblik van de lucht. De dwarrelende windvlagen begonnen akelig door het want van den kruiser te fluiten en de schuimende zee begon onstuimiger te worden.

Het was donker, geheel donker geworden, daar het invallen van de duisternis door den storm werd verhaast. Nochtans zag men bij het lichten van den bliksem tusschenbeide de stengen en het want van den slavenhaler spookachtig verlicht in den inham.

Ondanks Wells besloten had vlak voor dezen inham te blijven, zag hij weldra in, dat hij dit ter wille van schip en bemanning niet doen mocht. Het gevaar was te groot. Het was reeds gewaagd, dat de kruiser daar nog was onder zijne drie marszeilen en zijn kluiver. Het akelig geloei van den wind en alles wat zich aan zijn oog voordeed, waarschuwde hem op zijne hoede te zijn.

Een oogenblik later zag men bij het licht van het hemelvuur op elk rondhout van den kruiser dan ook een twintigtal mannen, de marsgasten, die de zeilen dicht reefden en het klapperen van het zeildoek klonk tusschenbeide boven alles uit. Nog een oogenblik en de kruiser zou door de bui worden aangegrepen.

Op dat oogenblik vertoonde de heer Wells zich in zijn waar karakter. Geen zweem van vrees of angst was er op zijn gelaat te bespeuren, zelfs geen bezorgdheid, en boven het geloei van den wind en het hevig geweld van de elementen klonk zijne doordringende stem:

- Laat alles gaan! - Geit op en neemt in! - Alles omhoog, marsgasten! - Haalt uit! - Bergt!

Het was een hachlijk oogenblik. Niemand had voor iets anders oogen dan voor zijn werk. Maar even voor de bui het schip bereikte, zwikte het voor den storm zoover over, dat het water te lijwaarts door de spiegaten drong en de einden

[pagina 176]
[p. 176]

der ra's raakten bijna het water. Toen herkreeg het zijn evenwicht en stoof plotseling met eene flinke vaart voorwaarts uit de gevaarlijke nabijheid van de klippen.

Een snelle blik van Wells naar den inham riep een glimlach op zijn gelaat te voorschijn.

Bij het licht van den bliksem zag hij den slavenhaler op zijne oude plaats.

Op dat oogenblik barstte de bui in al hare hevigheid los. Een regen, zooals men dien alleen in de tropen heeft, stortte met geweldig geraas op het schip, en deed hooren en zien vergaan. Dikke duisternis omgaf hen en de elementen waren in alle woede losgebroken.

Dat alles duurde nog geen kwartier, maar het waren bange oogenblikken voor velen. Het scheen, of de ondergang van den kruiser was besloten.

Wells was vlak voor den inham gebleven en zoodra de bui was overgedreven, het gordijn van regen opgetrokken en de inktzwarte lucht gebroken was, keerde de kruiser naar zijne oude ligplaats terug.

De heer Wells was tevreden, zeer tevreden; zijn manschap had getoond wat zij kon en zijne officieren hadden zich goed gedragen. Ook de ‘Seabird’ had zich uitstekend gehouden. Ja, ja, met zoo'n schip en zoo'n bemanning was nog iets uit te voeren!

De lucht begon op te klaren, altijd in zooverre als zij, daar het avond was en de duisternis over de aarde was uitgebreid, opklaren kon. De inktvlekken aan den hemel werden al minder en minder, de regen hield op en allen herademden weder.

Op het oogenblik dat de kruiser weder vlak voor den inham was, waren aller oogen naar den slavenhaler gericht. Maar men kon het schip nog niet zien, men was nog te ver af.

[pagina 177]
[p. 177]

Nog een minuut en dan zou men zijne masten en want weer tegen de nu licht genoeg geworden lucht zien afsteken, en dan......

De heer Wells voleindde zijne gedachtenreeks niet, maar keek met scherpe blikken uit. Daar was de inham en nu moest hij den slavenhaler zien. Hij keek, rekte den hals uit, maar van den slavenhaler was geen spoor te zien.

- Hel en duivel! riep de heer Wells opgewonden uit, waar is dat schip gebleven.

- Waar is de slavenhaler! riep de eerste officier.

Maar of men keek en spiedde, de slavenhaler was verdwenen.

- Ik zei het wel, merkte de hoog-bootsman aan, dat we hem niet zouden krijgen.

- Wij zullen hem krijgen! riep de heer Wells met een vloek.

Het volgende oogenblik waren de sloepen uitgezet, bemand en bewapend en schoten zij langs de klippen den inham in, terwijl de kruiser bijgelegd vòòr den inham bleef.

De eerste officier leidde dezen ontdekkingstocht, maar tevergeefs doorzocht hij den inham. Na een paar uren afwezig te zijn geweest kwam hij terug en rapporteerde, dat er geen schip in den inham was. Deze was slechts ondiep en hij had haar tot het eind verkend.

- Dan moet hij er uit gevlogen zijn midden in de bui, zeide de heer Wells woedend over dezen ongelukkigen afloop.

- Er is niets anders denkbaar, zei de eerste officier, ik meende daar straks, juist toen wij onze gevaarlijke manoeuvre volbrachten, eensklaps het klapperen van zeildoek te hooren, maar ik dacht dat het ons eigen doek was dat trilde.

- Dat is hij geweest, zei de heer Wells, vervloekt! toch zal hij niet ontsnappen, al had hij ook een verbond gesloten met den duivel. Wij zullen net zoo lang zoeken tot wij hem hebben.

[pagina 178]
[p. 178]

Eenige minuten later wendde de kruiser den boeg weer naar zee en de heer Wells ging in eene zeer ontevreden stemming eenige rust zoeken.

- Ik wou dat het al dag was, mompelde hij, toen hij naar beneden ging, die vervloekte duisternis!

- En die verwenschte bui, mompelde de eerste officier in zijn baard brommend.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken