Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Onze volkstaal (1882-1890)

Informatie terzijde

Titelpagina van Onze volkstaal
Afbeelding van Onze volkstaalToon afbeelding van titelpagina van Onze volkstaal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.77 MB)

XML (2.65 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

tijdschrift / jaarboek
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Onze volkstaal

(1882-1890)–Taco H. de Beer–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 102]
[p. 102]

Loquela.

No. 1-10, van Meiavond 1881 tot Sporkele 1882.
Te Rousselare, bij Jules Demeester, in de Zuidstrate. 1e Jaarg.

‘Loquela tua manifestum te facit’, uwe spraak maakt u openbaar, is de zinspreuk van dit nieuwe maandblaadje in Vlaanderen, dat te Kortrijk verschijnt. De redactie, Guido Gezelle, L.L. de Bo, dr. de Gheldere en prof. Gustaf Verriest, beloven ons veel goeds van dit blad. Van 10 Nommers den geheelen inhoud weer te geven is een onbegonnen werk en ik bepaal mij dus bij het voornaamste.

In zeven afleveringen komt een belangrijk artikel voor over de Vlaamsche volkstaal. Het is getiteld Zantekoorn, d.i. opgelezen korenaren, en bevat eene lijst van ‘Vlaamsche woorden, woordengedaanten of woordenbeteekenissen, die ongeboekt, mijns wetens, en tot nog toe epea pteroënta, d.i. vluchtig gebleven waren’. Eene aanvulling dus van de Bo's Idioticon.

Bijna ieder woord dezer lijst wordt door voorbeelden, uit de volkstaal gegrepen, opgehelderd. Een enkel voorbeeld slechts:

‘Gerskalf, het. 1e Een kalf dat in 't gers gedaan is. 2e Beeldender wijze, eene rente op eenen eigendom. - Dat is mijn huis, maar 't zit een gerskalveken op. In den zelfsten zin zegt men: 't Is mijn huis, maar 't zit ne man op het dak. Gehucht Vlamertinghe, het eene, en 't andere Thielt.’

‘Bollesuksie, de, stemzate (klemtoon of toon) op suk. = Fobie, aanval van kwalijkste, van vallende ziekte, enz. Eene bollesuksie krijgen is al met eens kwalijk vallen. - Men was in den avond om den geneesheer geloopen voor iemand die al met eens entwat gekregen had; s'anderdags was hij genezen, en een van de geburen zei: 'k Peisde 't wel dat het maar eene bollesuksie en was, une indisposition brusque et passagère, sans gravité. Vele gebruikt tot Elverdinghe en omstreeks’.

Sommige artikelen zijn met de meeste zorg, doch niet altijd even juist, etymologisch behandeld, en daarbij is kennis genomen van al

[pagina 103]
[p. 103]

wat in Noord-Nederland aangaande die woorden in verschillende tijdschriften is geschreven. Bijv. bij Hoostallende, herbergname bij Hoogstade, wordt vooreerst gewezen op Oudemans verklaring in zijne bijdrage, van lende = linde, en vervolgens op de taalkundige bijdragen, waarin Dr. De Vries een artikel heeft geschreven over belenden. Ten slotte wordt toch Hoostallende zeer terecht verklaard door Hoogstade-linde.

‘Vrouwe, de, = Domina, Meesteresse, is zeer uitvoerig etymologisch behandeld. De mannelijke weerga van het woord Vrouwe, te weten vro, vroon = Heer, koning, God, is bijkans geheel verloren gegaan, uitgeweerd (uitgezonderd) in den familiename Devroo, in de oude woorden vroonautaar = Gods autaar, altare majus, vroonbode = angelus Domini, afgezant des Heeren, vroondienst, vroonland, vroonlast, vroonrecht = jus divinum, vroonvasten, vrone, vrunte enz. Zou Vroman, - al kan het vrome man zijn, - ook hier niet te passe komen. Die Duitsche lesse geven zullen misschien blijde zijn te weten dat Frohnleichnam corpus Domini en Frohnleichnamstag corpus Christi feestdag te zeggen is, bij de overlandsche Duitschers. - Men gelieve te bemerken hoe het Vlaamsch den Vlaming uitbrengt en hem manifestum facit (zie de zinspreuk). 't Oud w. kone, kwene = genetrix, de nog oudere voeie, dijze = nutrix, en gebruikt hij bijkans niet meer; wijf zelve schijnt te onedel, maar vrouwe = Domina, dat heet hij zijne echtgenoote; Mevrouwe, de Vrouwe zijne overheid, oes Vrouwe, onze Vrouwe, onze lieve Vrouwe, de Koninginne van Hemel en van aarde.

Hoe ridderlijk en hoe eerbiedig! - Ik weet Mevrouwen die niet en zullen gedoogen dat hunne dienstboden hun aanspreken, en in 't fr. Madame heeten; - veel eere geschiedt er het Vlaamsch! - Dat w. en mogen ze in 't Fransch niet zeggen!’

We hebben echter ook onze bedenkingen. Onder Zantekoorn is in No. 1 opgegeven ‘Praaie, de, - Men zegt van een veel-, luid- en grootsprekend vrouwmensch: Dat es'n praaie! Ze klapt lijk'n praaie! Geh. Harlebeke.’ In een afzonderlijk artikel wordt in hetzelfde No. over dit praaie gehandeld; doch hoe? Men beweert stoutweg, dat zaaien verzwakt is uit zaden, draaien uit draden, waaien uit waden, enz., dus ook praaien uit praden, praad-ten praten. Verder zou dit praaien = kraaien zijn, - Die een weinig aan de oude talen gedaan heeft, weet bijv., dat se-ro, ik zaai = sè-so is, d.w.z. so met praesens-reduplicatie, Pft. se-vi, Sup. satum, Inf. se-re-re = sè-se-re. In den stam komt dus noch een i

[pagina 104]
[p. 104]

noch een t (= d) voor. In het Got. behoort de i tot den praesensstam: sa-i-an, subst sēds van sa: ons zaad; eveneens van waai-en waad, van kraaien kraat = gekraai, van draaien draad. Het Ags. heeft sâ-wan, wâ-wan, enz. Zoo, werpt men mij tegen, ontstond ook uit praaien praat en vandaar praten. Ik vraag echter, waar vindt men praaien in den zin van praten, in welke oudere of nieuwere taal? Op die wijze kan men maaien in verband brengen met maat (maad of made zou er eer doorgaan). Behalve het verouderde kraat hebben al die afleidingen een d; waad, naad, zaad, draad, enz. Praaien zou dus, volgens den vorm, moeten opleveren praad en hiervan praden. De bewering, dat praden = praad-ten, praten werd, zullen we wel niet behoeven te weerleggen.

Wij kennen in onze volkstaal het woord prij (Fr. pourri), kreng, dat niet zeer beleefd aan eene booze vrouw als bijnaam wordt gegeven. Zou dit woord nu ook in Vlaanderen niet kunnen bestaan, uitgesproken als praai. Wordt de naam eenmaal aan booze vrouwen toegekend, dan is de overgang hem op luid-, veel- en grootsprekende (d.i. pochende) vrouwen toe te passen, zeer eenvoudig. Booze vrouwen toch bezitten de laatste hoedanigheden in niet geringe mate. Hier zet ik echter een (?)

No. 3 bevat, behalve zantekoorn, van Rijfken en van Rafken. Men brengt dit in verband met ons Jan Rap; van dit rap zou rijprap, rijfraf enz. kunnen ontstaan zijn. Die redeneering laten we voor wat ze is en geven veeleer in bedenking of hierin geen voornamen verscholen zijn. Uit de Kortrijksche spreuk: ‘'k He' al naarijfken en naarafken geweest om troost en nievers geen gevonden’ zou men dit opmaken. Bij Jan Rap behoeft men geen troost te zoeken.

No. 4 bevat eene uitvoerige studie over Gans gens gins, vooral belangrijk om de buitengewoon groote menigte woorden en spreekwijzen, die aan dit gans hun ontstaan ontleenden. Dat echter niet alles in den haak was, toonde Johan Winkler aan in No. 5, die aan onzen familienaam Goosen, Goossens terecht eene geheel andere afkomst toekende, nl. zoon van Gozewijn.

No. 5. Dat het oude widen (wad, wêdum, widans, en niet, zooals Loquela zegt wyden, weed, geweden) de oorsprong van wedden zou zijn is mij duister. Wel begrijp ik, dat vadi wedde kan opleveren. Op die wijze zou kwithan (zeggen) kwedde, lisan (verzamelen) lesse te voorschijn roepen, enz.

No. 7 bevat een flink uitgewerkt stuk over minsslaags, half en half, dat m.i. terecht wordt opgevat als middenslaags. Ditzelfde

[pagina 105]
[p. 105]

No. deelt uit de Taalkundige bijdragen II. het stuk van dr. De Vries over aterling mede.

No. 8 hehandelt de Loochenstaf N, d.i. de ontkenningsletter -n. Ofschoon de schrijver hier en daar op een dwaalspoor is, o.a. wanneer hij beweert, dat n uitgebreid werd tot neg (negeen, egeen, geen), hetgeen juist tegenovergesteld is; dat nee = n-ee, d.i. n-eeuw, dus niet altijd zou zijn, is dit artikel zeer lezenswaard en met zorg bearbeid. In

No. 9 wordt trouwens door eene andere hand reeds op dit neg en n gewezen.

No. 10 bevat het stoutste stuk op etymologisch gebied, dat mij ooit onder de oogen kwam. Het geldt het woord blamuse, dat reeds vaak, door De Bo, door Weiland, door Grimm, door De Jager, door Kramers, enz. besproken is. De blamuse is eene kleine soort munt en overdrachtelijk klap, oorveeg, muilpeer. De hier genoemde afleiding deugt voorzeker evenmin als alle vroegere. Dit terloops. Maar nu? Mouwe, moed (in mijn moed kwam vol, d.i. gemoed), den moed of mood steken (alias moord steken), moede, moe, vermoeden, moed (= hart), mond, mondig, moes, smoezelen, muis (van de hand), muizen, muizenissen, enz., alle staan met elkander in verband en zijn uit het eerste mouwe (eerste grondvorm m, tweede mo) voortgekomen. Waarlijk er behoort moed toe dit in ernst te schrijven.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken