Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De betoverde wereld (1691-1693)

Informatie terzijde

Titelpagina van De betoverde wereld
Afbeelding van De betoverde wereldToon afbeelding van titelpagina van De betoverde wereld

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.52 MB)

Scans (102.75 MB)

ebook (4.68 MB)

XML (2.94 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/theologie
non-fictie/filosofie-ethiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De betoverde wereld

(1691-1693)–Balthasar Bekker–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

XVII. Hoofdstuk.
Alle die voorverhaalde leeringen en plegingen van Joden, Mahometanen, Kristenen, dientmen onderlingen wel te vergelyken, om derselver onderscheid of t'samenstemminge te sien.

§. 1. HEt XI. hoofdstuk heeft gediend, om velerhande Heidendom, in hun gevoelen en bedrijf ontrent de Geesten, onderling te vergelijken. Daar uit heeftmen konnen sien, op wat ware of valsche gronden 't een en 't ander, sonder behulp van 't goddelik Woord, alleenlik door 't natuurlik licht: so veer als dat noch doorschijnt of verdonkerd is, gevestigd zy. Nu hebben wy 'tsedert deser taal gehoord, die, hoewel byster verscheiden, de heilige Schrift, het zy ten deele of geheel, met een erkennen; en door dat behulp het licht der rede magtig waren, daar 't noch suiver is te versterken, en daar 't bedorven is te verbeteren. Laat ons nu dan sien, hoe verre dat geschied mag zijn: eerst bemerkende waarin sy eenpariglik van de Heidenen verscheiden zijn, daarna wat sy van het heidendom behouden hebben; ende eindelik, in wat stukken sy noch van malkanderen verschillen. Doch dit wederom met vorig onderscheid, van Leeringen en oefeningen, of ('t gene even veel is) van Gevoelens en Konstplegingen, in acht te nemen.

§. 2. Daarmede, dat dese drie, Ioden, Kristenen, Mahometanen de veelheid der Goden, by den Heidenen geloofd en geëerd, ontkennen; ende maar eenen God aanbidden of ontsien: so vervalt by hen al wat d'anderen van de Bygoden, Ondergoden, Middelgoden, of gemeensame Geestenn, als met den mensche geboren, en na den mensche levende, versonnen heb-

[pagina 89]
[p. 89]

ben. Des valter ook geenerhande beseeringe of betoveringe, om door deselven iets te weten of te werken, uit dien hoofde meer te doen. By de Ioden noch Mahometanen hebben wy sulx niet vernomen: want het gene van dien aart onder hen gevonden word, heeft (gelijk hierna getoond sal worden) een geheel ander bescheid. En wat de Kristenen aangaat; wy sien datse sulk gebruik vast eenparig tegenspreken, en als bedrieglik en ongoddelik verwerpen. Maar in 't gene sy neffens d'anderen in gevoelen of bedrijf met den Heidenen gemein hebben, dat is of uit derselver Filosofie geputt, en in de H. Schriften overgestort, of by misduidinge uit de Schrift selve gehaald. Ik sal dit kortelik, aangaande de Geesten in 't gemein, en des menschen Zielen in 't besonder tonen.

§. 3. Wat de Geesten in 't gemein betreft.

1. De lichamelikheid voor een deel denselven toegeschreven, word by de Ioden. 12. §. 5, 11------ 15. by den Mahometanen 14. §. 4, 5. en by de Kristenen 15. §. 5, 14, 15, 23, 24, 31. van ouds geloofd. Sulx is uit der heidenscher Filosofen bewuste leeringen ontstaan; gelijk hier voor 2. §. 14, 16, en 11. §. 6. is aangewesen.

2. Den Sterren, gelijk Son en Maan mede; het zy rond uit gesproken, gelijk de Ioden 12. §. 3, 13. of bedektelik, gelijk de Mahometanen doen, 14. §. 3, of met enige twijfeling, gelijk Origenes en Augustinus onder de Kristenen, 15. §. 11, 19. enig leven of verstand, toe te schrijven: sulx riekt al mede na het Heidendom, en verschilt nauwelix iet van d'Intelligentien, waar af wy Aristoteles 2 §. 5. hoorden spreken; en d'achtinge der hedendaagsche Heidenen voor die hemelsche Lichten, is daar nevens uit 6. §. 2. en 11. §. 2. genoegsaam getoond.

§. 4. Aangaande nu des menschen Ziel, sal de vergelijkinge ook lichtelik te vinden zijn.

1. De Zielverhuisinge by den Heidenen so gemeen 2. §. 17. 7. §. 8, 10. word mede by de Ioden niet verworpen, of met Zielwentelinge verwisseld. 12. §. 19. en by sommige Mahometanen duidelik geleerd. 14. §. 12. By den Kristenen word die wel niet toegestaan; dan by Origenes nochtans iet gevonden, dat daar dicht aan grenst. 15. §. 13. Want ik kan niet sien, (in 't voorbygaan dit te seggen) hoe degenen die noch heden van gevoelen, zijn, dat der menschen Zielen, teffens in 't begin geschapen, ieder t'sijnder tijd den Lichamen worden ingestort; souden konnen magtig zijn, die Metempsychosis grondig te weerleggen.

2. De Zielverschijninge (om so te spreken) word ook by alle drie te licht geloofd. Van de Ioden, vermits 't jarig sweven van de ziel ontrent het Lichaam daarse uit gescheiden is. 12. §. 20. By de Mahometanen mag dat ook niet ongelooflik schijnen; die geloven dat de Ziel uit hoofdstoffen bestaat, 14. §. 13. of sich na 't afscheid uit den lichame in de bomen sien of horen laat. §. 14. Onder de Kristenen sal Iustinus opstaan; die self een van d'eersten is, en seggen dat ene afgescheidene Ziel nog in enigen anderen levenden mensche werken kan 15. §. 7.

[pagina 90]
[p. 90]

§. 5. Dit so veel als uit de Filosofie gehaald, of met het Heidendom vermengeld is: 't gene nu volgt, heeft d'eerste aanleidinge uit de H. Schrift gehad; wel of qualik verstaan, dat staat ons namaals t'ondersoeken.

1. De scheppinge der Engelen uit vuur, of lucht, of immers uit de fijnste hoofdstoffen, by de Ioden duisterlik gemeld, 12. §. 5. en by Mahomet volmondig geleerd, 14. §. 4. is ook by Kristenen geloofd geweest, 15. §. 4, 5, 14. Dat scheen hen uit de Schrift so toe, welke seit, dat God sijne Engelen maakt geesten, sijne dienaars een vlammende Vuur. Psal. 104:4. De vurige wagen en peerden, die Elias ten hemel voerden, 2 Kon. 2: 11. en Elisa beschermden cap. 6: 17 en de gelijkenisse van vier dieren by Ezechiël uit het midden des vuurs gesien, Ezech. 1:4, 5. en diergelijke niet wel van hen verstaan, konden daar toe voedsel geven.

2. De Morgensterren t'samen vrolik singende, wanneer God de Weereld schiep, Iob. 38: 7. konden Filo des te kragtiger doen meinen, (gelijk 12. §. 4. by hem aangewesen is) dat de Sterren kennis hebben; so van d'anderen terstond mede getoond is.

§. 6. De vleeschelikheid der Geesten schynt mede uit de Schrift gehaald. Want.

1. Op geen andere Gods kinderen bedacht, die op de dochteren der menschen verliefden, (so Gen. 6: verhaald word) dan die van de Menschen onderscheiden zijn: so haddense licht te meinen, (den regten aart des geestelik en wesens niet beseffende) dat het Engelen waren, die de Reusen aldaar genoemd eerst ter weereld bragten. En van die Nesilim, by ons Reusen vertaald, eigentlik afvalligen geseid, haddense geen ander gedachten, als van Engelen die gevallen zijn, en om die reden so genaamd. Dit gevoelen hebben wy 12. §. 14. in de Ioden, 14. §. 5. in de Mahometanen, en 15. §. 5, 31. ook aan Kristenen bespeurd.

2. Hier uit wil nu lichtelik volgen, datter noch heden Incubi en Succubi. dat is, sodanige Duivelen zijn, die, (gelijk 12. §. 16. na 't Ioodsch gevoelen geseid is) dan als Mans, dan als Vrouwen sich met den menschen vleeschelik vermengen: want men siet dat sulk gevoelen heden by de Kristenen self noch ruimt van plaatse vind, so als hier na noch verder blijken sal.

§. 7. Dus veel van der Engelen aart en val. Aangaande d'Ordeningen daar die in verdeeld zijn, en 't bewind van saken datse ieder in de weereld hebben; de verscheidenheid der heidensche Goden en Geesten (waar van siet 11. §. 6.) ligt hen allen noch in 't hoofd, ende word door misverstand der Schrift noch meer versterkt.

1. De Ioden 12. §. 4, 7-11. uitdrukkelik en in 't brede; de Mahometanen 14. §. 8, 9. verwerd en duisterlik; de Kristenen wederom volmondig uit, 15. §. 16, 17,18, 25, 32. spreken van verscheiden Ordeningen der Engelen; als of de Schrift ons die so leerde, door de namen ten overvloed aldaar verhaald.

2. Gelyk de Heidenen de Lucht vol geesten maken; of deselven boven of beneden, of in 't midden van de weereld plaatsen: 2. §. 9. en 7. §. 2, 5, 18. al-

[pagina 91]
[p. 91]

soo hebben 't ook de Ioden met Filo verstaan, 12. §. 5, 12. en de Kristenen niet min. 15. §. 25. Dit meinense dat de Schrift bevestigt, Efes. 2:2. en 6:12. en dat ook Iobs historie sulx bewyst.

3. Sy komen mede daar in over een, datse so wel Bewaar-engelen over volkeren en menschen, als de Heidenen Beschermgoden erkennen. 't Gevoelen der voornaamste Ioden dien aangaande is eenigsins te merken uit het gene 12. §. 4, 10. is by gebragt. Uitdrukkeliker is dat van der Mahometanen wege 14. §. 9. getoond. Dan de Kristenen hebben sich daar over 15. §. 6, 17, 18, 29. allerduidelixt verklaard. Daar op hebbense de Schriften, te dier plaatsen aangemeld, mede toegepast.

§. 8. So is 't ook met de leere van de Duivelen gelegen.

1. Van derselver vall en herkomst horen wy de Ioden 12. §. 13-- 16. de Mahometanen 14. §. 5. en de Kristenen 15. §. 21, 31. bykans enerleye tale spreken. De Schrift Gen. 3. en 6. en Iesa. 14: 12. word gemeenlik by de laatsten daar toe aangehaald: en by deselve met eigene uitgevondene gedagten aangaande den aart en scheppinge der Geesten, even eens als by de anderen met versierde vertellinge verrykt.

2. Van derselver boosheid, kragt en schadelikheid ontrent den mensche, is 't gevoelen der Ioden uit het voorseide 12. §. 12-- 15 18. 20. als van ter sijden te sien: dat van de Mahometanen 14. §. 8. wel so duidelik uitgedrukt, en de meininge der oude Kristenen 15. §. 7, 12, 2, 26. breedsprakelik verklaard. Echter vind ik by deselven niets geseid, dat met der anderen gevoelen niet en kan bestaan.

§. 9. Van 't Vagevier, de bron van menigte der spokeryen en toverijen, valt noch mede iets te seggen.

1. Ioden, Mahometanen, en die oude Kristenen; het zy datse klaar, of duister of met twyfelinge spreken; komen daar in echter over een, datter so iets is. Der Ioden Pynigduivels hebben daar, ten tyde van de Gilgul of zielenwenteling, hunne regte plaats 12. §. 20. De Mahometanen zijnder ook niet vreemd af: 14. §. 11. maar de Kristenen 15. §. 27, 28, 34. hebben 't sommige wat dieper uit der asschen opgehaald; schoon d'anderen, en die nog wel de meesten, sich in 't minste niet daar toe verstaan.

2. Die het echter enigsins geloven, zijn derhalven van 't verschijnen en verscheidene werkingen der afgescheidene Ziel ook niet vreemd: waarhenen men Ireneus en Iustinus, by malkanderen gepaard, ons den weg siet wysen: 15. §. 7.

§. 10. Over 't stuk der Besweringen hoortmen Ioden of Mahometanen sich niet wel so breed verklaren, als de Kristenen doen: echter komense in desen t'samen over een.

1. Dat deselve door middel van namen, woorden, tekenen, op de Geesten werksaam zijn, en kragtig om hen tot spraak te brengen, uit te dryven,

of te weeren. Het gebruik der Ioden. 13. §. 6---- 11. en der Mahometanen, 14. §. 14. --- 18. beneffens de brede verklaringe der Kristen Schrijvers op alsulken doen, 16. §. 5--- 10. geeft genoegsaam te verstaan, dat de laatsten

[pagina 92]
[p. 92]

even eens daar af gevoelen; schoonse 't echter niet en doen.

2. Van de eigentlike Magia, die geacht word door der boser geesten kragt en werkinge der menschen hier op aarde leed te doen, sal de Leser uit de stukken van my bygebragt geen sonderling bescheid bekomen: dan wel, dat sy toestaande, aan d'eene syde 't quaad dat de bose geesten doen, aan d'andere de gehoorsaamheid die sy den besweerders bewysen: seer gemakkelik te besluiten is, datse den Toveraars mede toeschryven sullen al het quaad, dat door behulp des Duivels doen.

§. 11. Als het dan al by malkenderen komt, so sietmen dat de Heidenen en Ioden aan de Kristenen en Mahometanen hunne leeringen en gevoelens over handreikt hebben. In dier voegen bemerkt men, dat Ioden en Kristenen, beide uit het Heidendom, waarmede sy omringd, of doormengd, en waaruit de laatsten ook gesproten zijn; en de kristenen uit het Iodendom, van welken sy de H. Schrift met verscheidene hunder besondere uitleggingen en waaruit de laatsten ook gesproten zijn; en de Kristenen uit het Iodendom, van welken sy de H. Schrift met verscheidene hunder besondere uitleggingen ontfangen hadden; alsulke gedachten, als 't ware, ongevoeglik en ongemerkt aangetrokken hebben; daar sy 't sedert grof van swanger gingen. Wat de Mahometanen betreft: mitsdien dat hunne wette een mengsel van heidensche, joodsche, en kristelike leeringen is; meer der slechtsten dan der besten; ende also meer hunder dolingen dan waarheden bevatt; so en isset sulken wonder niet, dat sy ontrent saken van dien aart als wy behandelen, aldermeest met deselven t'samenstemmen. Vervolgens mogen wy vernemen, hoe die gedachten metter tijd neffens 't Pausdom opgewassen zijn: niet alleenlik uit desen; maar uit noch enen anderen grond, daar Mahomet self ook iets tot sijn gebow af heeft. So als ik dan het XI. Hoofdstuk met d'Epicureën sloot, so sal ik hier een besonder van Manicheën stellen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken