Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven (1933)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven
Afbeelding van Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenlevenToon afbeelding van titelpagina van Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.11 MB)

Scans (10.93 MB)

ebook (3.06 MB)

XML (0.40 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Een vertelling uit het Drentsche boerenleven

(1933)–J.H. Bergmans-Beins–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 216]
[p. 216]

XLII.

Wiecher Luten is nog onverwacht gestorven. Velen, die het hooren, kunnen het zoo maar niet gelooven. Ook voor nicht Hillechien, die enkele dagen geleden hem nog bezocht, komt het onverwacht. Dadelijk gaat zij er heen en vindt allen in diepe verslagenheid. Zelfs Roelfien en moeder Annechien is het ten eenenmale ontkomen.

‘O, Hillechien,’ zegt Roelfien ‘ik kan 't mij niet begriep'n. Ik was er gien vief minuten leên nog bij west. Hie sluup doe zoo gerust. Doe hie zuk eem laoter wat umkeerd', gung ik weer kiek'n, doe was 't zoo stil en ik ruep moeder, die vaoder ruep en doe wij d'r bij wassen, trök hie nog eem met d' oogleên en 't was gedaon. En wij hadd'n d'r niks gien arg in.’

Ze begint opnieuw te schreien.

Hillechien weet niet veel te zeggen. Ze gaat bij Roelfien zitten en tracht haar te bedaren, wat na een poosje ook gelukt.

‘Och, en vanmörgen wat 'n naoregheid. Rieks mus vot hen de naobers veur 't oflekgen. Wij hadd'n heur t niet zegd, want 't leek er gister hiel'ndal niet nao. En dokter mus d'r weez'n. Naobers zint er al west. Hier lig Wiecher, wist hum ok zien?’ vraagt Annechien.

Hillechien staat op en samen gaan ze naar de bedstede, waar Wiecher ligt.

‘Niks veranerd,’ oordeelt Hillechien, ‘och, wat 'n slag, wat 'n slag.’

Dan vertelt Annechien fluisterend van den vergeefschen tocht van Roelfien en het bezoek in den middag van den predikant. Ze weet niet wat ze er van denken moet. Dat Harm Luten na de boodschap, die de dominé hem bracht, nog niet kwam, lijkt haar haast niet mogelijk.

Op dit oogenblik dringt het gelui van de torenklok tot hen door. Wiecher Luten wordt ‘verluud’. De

[pagina 217]
[p. 217]

‘naobers’ die het overlijden hebben aangegeven, die hem ‘oetdaon hebt’, luiden nu de torenklok om de dorpsgenooten met het overlijden van een hunner in kennis te stellen. Tweemaal wordt er geluid De naaste buren hebben dadelijk na het doodsbericht Wiecher afgelegd en dezen avond komen ze om hem ‘in de kist te leggen’. Dan komt ook de dichtbij wonende familie in het sterfhuis. Hillechien en Annechien gaan weer zitten en zacht bepraten ze het geval.

‘Hoe doe'j met 't anzekgen en zoo, bij Luten?’

‘D' naobers gaot er hen um 't an te zekgen en van 't aovend en veur d' groeve, krek as bij d' aner familie. Wij kunt er now niet weer hengaon. Het muit mij zoo, dat 't zoo loop'n is, maor 't gung zoo schielek, daor was gien raod toe.’

‘Dat was d'r ok niet. Dan moe'j maor afwaachten, aans kun ij al niet.’

Het is voor Harm Luten een zware strijd. In het diepst van z'n hart heeft hij berouw over alles wat gebeurd is. Zoo heeft hij het niet gemeend. Hij had Wiecher zoo lief, hij was zoo trotsch op zijn knappe, flinken jongen. Och, hij had het zoo goed met hem voor en met één slag viel alles in elkaar. Z'n heele leven lang heeft hij zijn wil doorgezet. Toen hij volwassen was, heeft hij het huis geregeerd en later vrouw en kinderen. En Wiecher, die altijd zacht en vriendelijk was... Wiecher sprong uit den band en trotseerde zijn vader: hem... Harm Luten! En nu zou hij moeten erkennen, dat hij te ver ging? Dat kan zijn trots niet verdragen. Zijn strijd is zwaar, waar dominé en dokter, vrouw en nicht hem beduiden, dat het nu genoeg is, dat hij op zijn schreden moet terugkeeren. Het mag alles niet baten. Het eenige waar hij voor te vinden is, na vele halsstarrige bedenkingen, is, dat hij mee zal gaan ter begrafenis.

‘Maor ik gao d'r niet in hoes, ik zal met gaon, dat za'k doen, maor meer niet.’

[pagina 218]
[p. 218]

Fennechien kan niet meegaan. Ze is door het onverwachte overlijdensbericht zoo geschokt en van streek, dat de ijlings gehaalde geneesheer haar volslagen rust voorschrijft en elke opwinding verbiedt. De pogingen om Harm tot reden te brengen, zijn te erg voor haar.

Als de klok luidt, ten teeken, dat Wiecher Luten wordt begraven, ligt zijn moeder te bed en schreit. Zoo vaak heeft ze geschreid als haar een kind was ontnomen, maar alle smart, die ze toen moest lijden, zinkt weg voor het groote wee, dat ze nu doorleeft. Altijd leefde nog de hoop in haar hart, dat Harm eenmaal zijn dwaling zou inzien, altijd een schemering van hoop op verzoening en nu is alles uit. Wiecher is gestorven en daarmee is al haar hoop vervlogen. Geertje tracht haar te troosten en op te beuren, maar met weinig succes. Fennechien is nog niet vatbaar voor troost.

Op den wagen van buurman Lessing, getrokken door twee zwarte paarden, staat de kist, die het stoffelijk omhulsel van Wiecher Luten bevat. Daar achter gaat vader Rieks alleen, men heeft de plaats aan den rechterkant voor Wiecher's vader opengelaten, die zal geen ander innemen. Als de droeve stoet door het steegje gaat, volgens Wiecher's wensch, sluit Harm Luten zich er bij aan. Tijdens de gansche plechtigheid wordt er geen woord tusschen hem en de anderen gewisseld. Achter de mannen gaan Roelfien en moeder Annechien. Gebogen van smart volgen beide den beminden doode. Allen, tot zelfs de ‘naobers’ die de rij sluiten, betreuren het heengaan van den jongen man. Op het kerkhof wordt niet gesproken, dat is geen gebruik in 't oude landschap, maar de gevoelens van liefde en vriendschap zijn er niet minder om.

Op de terugreis verdwijnt Harm Luten weer zooals hij kwam, en als in het sterfhuis het begrafenismaal

[pagina 219]
[p. 219]

wordt gehouden, zit Wiecher's vader niet mee aan. Niemand maakt er een aanmerking over, allen voelen sterk het tragische van den toestand.

Als allen zijn vertrokken en de buurvrouwen alles weer in orde hebben gemaakt, brengt ‘schepers Gerriet’ kleine Harm, die dien dag in hun huis was. Overal rondspiedend, vindt hij zijn vader niet. Hij loopt de keuken rond en maakt zich gereed de opkamer te inspecteeren.

‘Kom hier, mien jong, kom maor bij ootien,’ zegt grootmoeder.

Hij kijkt haar aan en zegt: ‘Vaotien is? Isse niet veur glas, waor isse?’

Roelfien begint weer te schreien, ze doet een poging om het kind aan te halen, maar hardnekkig blijft hij staan en vraagt dringend: ‘Vaotien... oes vaotien, waor is?’

Annechien neemt hem op schoot en telkens, even ophoudend en naar woorden zoekend, zegt ze: ‘Vaoder is... oet gaasten... wied weg... hiel wied.’

Het kind ziet haar opmerkzaam aan en vraagt: ‘Harm niet met?’ En dan: ‘Haarm kieken vaotien komp an.’

‘Nee, nee, Haarm kan niet hen kieken gaon. Vaoder komp nog niet weer.’

‘Nog niet?’ vraagt hij, ‘mörgen komp weer, ootien?’

‘Mörgen ok niet... vaotien is hiel wied vot... hiel wied.’

‘O,’ zegt Harm, ‘hiel wied.’

Na een oogenblik vraagt hij naar zijn paardje en begint er vlijtig mee te spelen. Hij bouwt een huis en een stal en vraagt niet meer.

's Avonds gaan allen vroegtijdig slapen; droefheid en vermoeienis doen hun naar rust verlangen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken