• Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Audio/Video
    • Calendarium
    • Thema's
    • Rederijkerskamers
    • Atlas
    • Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden
    • Informatie voor rechthebbenden
    • Over DBNL
    • Organisatie
    • Adressen
    • Vragen
    • Stages
    • Digitaliseringsverzoeken
    • Nieuwsbrief
    • Nieuwe titels
    • Privacyverklaring
  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0,93 MB)






Genre
sec - letterkunde

Subgenre
100 artikelen/jeugdliteratuur


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Print
Het verschijnsel Bob Evers(1993)–John Beringen

[p. 103]

II.5 Hoe Bob Evers anderen tot schrijven bewoog

De Bob Evers-liefhebber die een tweedehandsboekwinkel of een rommelmarkt bezoekt, doet er goed aan te kijken of hij een van de volgende pockets, geschreven door J. van Londen en verschenen bij Kluitman, op de kop kan tikken:

 

• Onraad op de Loosdrechtse Plassen
• Autodieven in de val
• Valsemunters in het nauw
• Jacht op vreemd wild
• Muskietenjacht
• Kunstgrepen na middernacht
• Bandieten in Brittannië
• Het geheim van de verdwenen erfgenaam
• Op het spoor van bankrovers
• Spionnen in het Geuldal
• Piraten in paniek

 

Genoemde boeken - verschenen tussen 1961 en 1972 - deden mij reeds lang geleden op sommige punten denken aan de Bob Evers-serie, en wel om de volgende redenen:

 

•de tamelijk unieke combinatie spanning/humor;
•de beeldspraak;
•het feit dat de vier hoofdpersonen zich vaak plegen voort te bewegen in pleziervaartuigen;
•de nuchtere (maar vooral logische) aanpak van de hoofdpersonen;
•de manier waarop deze jongens elkaar regelmatig voor het lapje houden;
•de alliteratie in twee van de titels (Piraten in paniek en
[p. 104]
Bandieten in Brittannië);
•de manier waarop de verhalen op gang komen;
•het ‘sneeuwbaleffect’ dat af en toe in de verhalen te bespeuren is.

 

Al deze zaken te zamen deden bij mij de vraag rijzen: Zou dhr. Van Londen geïnspireerd zijn geweest door de Bob Eversserie?

Uiteindelijk nam ik contact met hem op en legde mijn vraag voor. Mijn vermoeden bleek niet uit de lucht gegrepen te zijn, met dien verstande dat het wel nèt iets anders lag. Dhr. Van Londen, die het hoe en waarom omtrent mijn vraag overigens erg leuk vond, verklaarde het volgende:

Eigenlijk heb ik door mijn echtgenote kennis gemaakt met Bob Evers. Toen ik haar leerde kennen - dan praat ik over 1958 - was zij namelijk een groot fan van deze serie (zij is dit trouwens nog steeds).
Allereerst moet ik opmerken dat ik lang niet alle delen gelezen heb. Ik had namelijk vrij snel enige uitgesproken bezwaren tegen de serie, met name door het veelvuldig gebruik van het toeval, het dreigen en gebruik van vuurwapens en het elitaire van het gebeuren (waarin geld nooit een rol scheen te spelen). Dit vond ik duidelijke minpunten. Bovendien vond ik dat Van der Heide toen, en dus ten opzichte van zijn eerdere boeken, erg oppervlakkig bezig was. Het leek mij dat hij, voortbouwend op - of eigenlijk meer - leunend op het succes van zijn eerdere boeken, de nieuwe verhalen te zeer afraffelde: de fantasie was gebleven maar de liefde was (leek) weg.
Het is in elk geval niet zo dat ik door de Bob Evers-boeken geïnspireerd ben, wèl is het zo dat zij mij hebben aangespoord om jongensboeken te schrijven waarin de minpunten niet voorkwamen. Een zekere wisselwerking kan dus niet ontkend worden.
Mijn formule derhalve was eenvoudig: breng een - beperkt - aantal ondernemende jongelui bij elkaar, kies een onder-
[p. 105]
werp en laat het verhaal zichzelf ontwikkelen, vanuit een natuurlijke en definieerbare achtergrond. Bewust heb ik alleen naar Van der Heide gekeken met betrekking tot de hierboven gesignaleerde minpunten, dus: geen geld, geen wapens, geen toeval. Dat heb ik redelijk volgehouden, geloof ik. Daarenboven heb ik altijd getracht - met wisselend succes - de lezer ‘iets’ aan kennis met betrekking tot bepaalde onderwerpen mee te geven. ‘Belangstelling voor’ is waarschijnlijk beter uitgedrukt, omdat al te veel achtergrondinformatie het verhaal vaak te zeer onderbreekt. Vandaar dat ‘wisselend succes’.
Zoals ik echter al eerder zei heb ik lang niet alle Bob Evers-verhalen gelezen; het kan dus zijn dat mijn toenmalige conclusies met betrekking tot de Bob Evers-boeken, en met name de geringe diepgang welke ik rond 1958 meende te constateren, wat overtrokken zijn.

Op mijn vraag hoe het zat met de twee alliteratieve titels, liet dhr. Van Londen mij weten dat bijna al zijn zelfbedachte titels uit commerciële gronden afgekeurd werden, totdat hij het ‘blikvanger-concept’ had aanvaard en zelf met titels kwam als Bandieten in Brittannië en Piraten in paniek.

Uitgeverij Kluitman zei hierover: ‘Die titels verkopen beter.’ Mogelijk met een scheef oog naar de Bob Evers-titels, wie weet?

Maar laten we eerst de opmerkingen van dhr. Van Londen op een rijtje zetten:

 

1.het dreigen en gebruiken van vuurwapens;
2.het elitaire van het gebeuren;
3.geld leek nooit een rol te spelen;
4.veelvuldig gebruik van toeval;
5.algemeen: te veel voortbouwen/leunen van Van der Heide op het succes van zijn eerdere boeken; verhalen te zeer afraffelen.

 

Wat zien wij hier? De punten 1, 2 en 3 vormen bezwaren die

[p. 106]

herkenbaar zijn: de jongens gedroegen zich niet volgens de pedagogische normen, zoals die toen (in dit geval 1958) golden.

 

Punt 1 (dreigen met en het gebruik van vuurwapens) spreekt voor zich.

 

Punt 2 (het elitaire van het gebeuren) is vaker genoemd; in een enkele publikatie is zelfs, behalve hun manier van handelen, het taalgebruik van de jongens als elitair aangemerkt. Geregeld is in de loop der verhalen echter te merken dat Willy van der Heide dit onderkend heeft, als we afgaan op de vaak gebezigde opmerking - hetzij door de drie helden zelf, hetzij door anderen - dat Bob, Jan en Arie geen ‘gewone HBS-jongens zijn’.

 

Over punt 3 (geld scheen nooit een rol te spelen) kunnen we kort zijn: Bob, Jan en Arie hadden met hun avonturen grote sommen geld verdiend, hetgeen (toen) al vreemd was. Daarbij kwam nog dat zij er vrij over konden beschikken. Ik wil hiermee niets negatiefs zeggen over de Bob Evers-boeken; ik verduidelijk slechts iets wat - naast Van Londen - vele anderen opviel.

 

Punt 4 (toeval) heb ik reeds in het vorige hoofdstuk uitgebreid behandeld. Aangezien ik ervan overtuigd ben dat dhr. Van Londen beslist niet de enige is die deze mening is toegedaan, heb ik driftig gezocht naar de oorzaak hiervan. Uiteindelijk kwam ik tot de volgende stelling:

Op het moment van handeling ervaart men toeval; met voorkennis vóór de handeling en wetenschap van alle feiten ná de handeling relativeert men toeval.

Waar de schoen wringt ligt in het feit dat Willy van der Heide deze twee zaken vaak naast elkaar, soms door elkaar heen projecteerde. Per saldo rechtvaardigt dit de opmerking die dhr. Van Londen plaatste: ‘Veelvuldig gebruik van het toeval.’ Men kan ten slotte alles willen verklaren, maar men kan ‘toeval’

[p. 107]

nooit volledig uitsluiten.

 

Met punt 5 (te veel voortbouwen/leunen van Van der Heide op het succes van zijn eerdere boeken; verhalen te zeer afraffelen) beroerde dhr. Van Londen een historisch feit, zonder dat hij zich dit bewust was. Hij wist namelijk niets af van de achtergronden van Willy van der Heide. Wij weten inmiddels dat laatstgenoemde bijna altijd moest werken onder grote tijdsdruk.

 

Wat het werk van dhr. Van Londen aangaat, kan opgemerkt worden dat hij inderdaad een elftal boekjes heeft geschreven, waarin hij enige kennis met betrekking tot bepaalde onderwerpen meegeeft aan de lezer.

Ik heb er twee van de vele voorbeelden uitgepikt:

Zo wordt de lezer in Bandieten in Brittannië uiteengezet hoe men achtergebleven vingerafdrukken opneemt; in Piraten in paniek wordt helder uiteengezet hoe er gewerkt wordt in een verkeerstoren van een luchthaven.

Voor alle duidelijkheid: het betreft hier uitsluitend Van Londens standpunt in 1958 en zijn beweegreden om jongensverhalen te gaan schrijven. Als hij later, in 1991, al deze zaken op een rijtje zet, komt hij tot de volgende conclusie:

Velen, waaronder ikzelf, hebben indertijd met gemengde gevoelens gekeken naar de Bob Evers-verhalen. Wat ongetwijfeld een rol gespeeld zal hebben, is het feit dat de boeken van Willy van der Heide hun tijd vooruit waren. Zaken die ik toen vreemd vond, zijn nu niet meer zo buitenissig. Dat de Bob Evers-boeken in de jaren '50 ondanks alle kritiek liepen als een trein, zat hem wellicht in het feit dat de - wat jongere - lezers toen iets ‘totaal nieuws’ onder ogen kregen. En hiermee bedoel ik dan verhalen waarin van alles te beleven viel, geflankeerd door de nodige humor, en beleefd door een drietal jongens, die veel verschilden van karakter maar ook weer veel gemeen hadden. Bob, Jan en Arie ondernemen allerlei hoogst avontuurlijke dingen: ze reizen de hele wereld af, ze hoeven niet op een paar centen
[p. 108]
te kijken, ze rijden met locomotieven, ze ontdekken een verscholen bunker en Bob blijkt op een gegeven moment zelfs een vliegbrevet te hebben.
Natuurlijk!... Al deze dingen deden de wat ouderen hun schouders ophalen en opmerken dat schooljongens dit soort avonturen niet beleefden. De doelgroep zag echter iedere jongensdroom haarfijn uitgewerkt en verslond elk boek. En wat nog belangrijker was: wie eenmaal in zijn kinderjaren de Bob Evers-serie ontdekt had, was nooit meer te oud voor die boeken. De gemeenschappelijke visie is, vermoed ik, in de loop der jaren zeer ten gunste veranderd: toen vonden vele ouderen de verhalen overdreven, nu is men het er wel zo'n beetje over eens dat het verhalen zijn waar actie in zit.
Kort samengevat: mijn bezwaren van toen kenmerken de opvatting van ‘de wat ouderen in die tijd’ en zijn inmiddels achterhaald. Derhalve moet ik opmerken dat Willy van der Heide met zijn boeken meer heeft bereikt dan ik, véél meer. Ten slotte is nu de derde generatie bezig de Bob Eversverhalen te verslinden; alle delen zijn nog steeds nieuw te koop, terwijl mijn boeken uitsluitend nog via het tweedehands-circuit te bemachtigen zijn. Het is dan ook bijzonder jammer dat Willy van der Heide m.i. niet de erkenning gehad heeft die hij verdiende, al was het maar door middel van een of andere (symbolische) prijs voor zijn bijdrage aan de Nederlandse jeugdliteratuur.

Afrondend:

De boeken van Willy van der Heide en Van Londen hebben inderdaad iets met elkaar te maken. Wellicht bestaan er nog meer schrijvers die naar aanleiding van Bob Evers aan het werk zijn gegaan. Dit was er in elk geval een leuk voorbeeld van.


Over het gehele werk

over Een woestijn raakt zoek

over Amerika filmt

over De erfenis van een zonderling

over De geheimzinnige schat

over Avonturen in de stille Zuidzee

over De jacht op het koperen kanon

over Drie jongens op een onbewoond eiland

over Een overval in de lucht

over Sensatie op een Engelse vrachtboot

over De strijd om het goudschip

over Drie jongens als circusdetective

over Drie jongens en een caravan

over Een dollarjacht in een D-trein

over Een speurtocht door Noord-Afrika

over Een motorboot voor een drijvend flesje

over Kabaal om een varkensleren koffer

over Een klopjacht op een kapitein

over Een raderboot als zilvervloot

over Nummer negen seint New York

over Tumult in een toeristenhotel

over Een meesterstunt in Mexico

over Trammelant op Trinidad

over Vreemd krakeel in Californië

over Lotgevallen rond een locomotief

over Pyjama-rel in Panama

over Vreemd gespuis in een warenhuis

over Wilde sport om een nummerbord

over Een vliegtuigsmokkel met verrassingen

over Hoog spel in Hong Kong

over Kunstgrepen met kunstschatten

over Stampij om een schuiftrompet

over Ali Roos als Arie Baba

over Bombarie om een bunker

over Arie Roos wordt geheim agent

over Heibel in Honoloeloe

over Cnall-effecten op Casablanca

over Bob Evers belegert fort B

over Arie Roos als ruilmatroos

over Een zeegevecht met watervrees

over Kloppartijen in een koelhuis


over Willem W. Waterman


over Kaag