Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schat der gesontheyt (1660)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schat der gesontheyt
Afbeelding van Schat der gesontheytToon afbeelding van titelpagina van Schat der gesontheyt

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (6.17 MB)

Scans (42.51 MB)

XML (1.35 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/natuurwetenschappen/geneeskunde


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schat der gesontheyt

(1660)–Johan van Beverwijck–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Van den Taback.
Het XX. Capittel.
De Taback-blaser spreeckt.

 
WAt macher eenig volk spek, vlees, of hammé wensché,
 
Al dat mackt drabbig bloet, en onvermeuge mensche,
 
Voor my ick weet een spijs die ick al beter houw,
 
Die draegh ick in mijn sack, of in mijn wijde mouw.
 
Kom let op mijn bedrijf, 't en zjjn geen slechte saken,
 
De kock dien ick gebruyck dat zijn mijn eygen kaken,
 
Mijn keucken is een pijp, een doos mijn schapperae,
 
Die draegh ick altijt met waer dat ick henen gae:
 
Een blat is mijn gebraet. Van hier, O grage monden,
 
De schoorsteen is mijn neus, is dat wel ghevonden?
 
En roock dat is mijn dranck, wat pas ick op den wijn,
 
Ick kan oock sonder hem gerust en vrolick zijn.
 
'k En hoef aen geen servet mijn handen af te vegen,
 
Een kleyntje wel ghebruyckt dat is een grooten segen:
 
Wel laeckt my dien het lust. Het is een rustigh man
 
Die met de minste kost hem vrolick maken kan.
[pagina 143]
[p. 143]


illustratie

DE wijl wy nu van alderhande dranck gesproken hebben, soo en sal niet ondienstig wesen, hier een weynig by te voegen van den Taback, die wy mede, in onse tale seggen te drincken, al is 't dat wy daer van geen vochtigheydt, maer alleen den roock af in trecken.

Taback heeft den naem van een Landtschap van West-Indien daer hy wel wast, even gelijck de wortel Cina, en Mechoucan heeft, beyde in de Apoteken bekent. Hy heeft mede den naem van Nicotiaen na eenen Nicotius, die den selfden, Ambassadeur in Portugael zijnde, van daer alder eerst in Vranckrijk bracht, Anno 1560 gelijck de Ridder en Admirael Drake, den selfden mede in Engelant gebracht heeft ontrent het jaer 1564. Daer na is hy oock in Hollant gekomen, alwaer met den selfden nu een stercken handel gedreven wert.

De Taback en is niet kout van aert, om dat hy den mensche slaperigh maeckt, gelijck Dodonaeus eertijdts plagh te meenen, maer heet ende droog, ghelijck hy daer nae oock door reden ende ervarentheyt wel gheoordeelt heeft, ende dat wel ontrent den derden graet, ghelijck hy oock gestelt werdt van den Engelschen schrijver Edoard Done, hoewel hier in wat verschillen den Italiaenschen Caesalpinus, den Spaenschen Monardes, ende den Françoyschen D'alechamps, van welke de twee laetsten niet verder en gaen in beyde de gemarigheden als in den tweeden graedt, de eerste houdt hem wel voor droogh in den derden, maer alleen warm in den eersten. Dese hitte blijckt genoegh uyt de bijtende scherpigheydt, die men in den Taback gewaer werdt, als oock door dien hy soo geweldig alle vochtig heydt en sliimerigheyt uyt het hooft treckt. Maer behalven dese kracht heeft hy noch een verdroogende eygentheydt, ende den roock in 't lichaem komende (insonderheydt in de gene, die hem ongewent zijn te drincken) werpt de maegh om ende maeckt den buyck heellos, met groote ontroeringe van 't geheele lichaem. Daer beneffens wordt hem noch sonderlinge kracht teghens het vergiftoegeschreven. Het is t' Antwerpen gebeurt dat een snoepige kat een broek met rottekruyt toegeworpen was, die sy in-slickende op ende neder spronk, soeckende den selfden uyt te braken, maer te vergeefs. De vrouw sulcks siende, maeckte den mont opte krijgen, ende stacker Taback met boter in, waer door de kat aen 't brake komende, te lijf bleef. Maer dit soude alleen op 't braken konnen geleyt werden. Dan veele versekeren, dat hy wonder goet is tegens het Pestilentiael fenijn. En my is van geloof-weerdige luyden verhaelt, dat ten tijde alsser seer groote sterfte te Londen in Engelant was, de Taback-huysen heel bevrijt waren.

Het is aen merckens weerdig 't gene de ghemelte Monardes schrijft, dat de Indianen honger ende dorst met den Taback verslaen, op dese maniere. Sy branden eenige schelpen van Rivier-slecken, die stootense sijn als kalck. Hier van ende van den Taback nemense even-veel, dat knaeuwense tot dat het gelijck deegh aen malkanderen hanght, daer rollense ronde bollekens van, als erweten, dewelcke sy in de schaduwe droogen, ende wech leggen. Als sy dan door eenige bosschen moeten reysen daer te eten, noch te drincken en is, soo nemense al gaende een bolleken-tusschen de lippen ende het onderste van de tanden, ende de vochtigheydt daer van komende, slickense door: ende met dat middel konnense drie vier dagen

[pagina 144]
[p. 144]

sonder de minste flaeuwigheyt honger ende dorst wederstaen. De Inwoonders van Florida doen het felsde met den roock van den Taback. Den selven drincken sommighe slaven en arbeyders in Indien en Spaengien, als sy heel vermoeyt gewerckt zijn, zo veel tot dat sy suyselende daer van in slaep vallen: en wacker werdende, is alhaer vermoeytheyt over.

De Taback moet des morgens gedroncken werden, ende als de maegh ledigh is, niet van kinders ofte die swack van herssenen zijn, ofte die een heete en drooge complexie hebben: maer van de gene die sterck, kout ende vochtigh zijn, ende veel met sinckingen gequelt werden. Indien evenwel soodanige hem te veel drincken, zoo salhy in Plaetse van de fluymen op te brengen, ende de herssenen matelijck op te droogen, het verteeren van de maegh beletten, (waer door vele raeuwe vochtigheden verweckt werden) de herssenen ontstellen, ende defluymen in de borst verharden. Soo heb ick onder andere een man in dese Stad gesien, die alle daeg gewent was in de twintigh pijpen te drinken, het welck hy zoo langh dede, tot dat hy sijnen adem niet meer halen en konde, en in de fluymen, die hy door geen middel op en konde brenghen ten lesten stickten.

De Taback werdt van de Indiaenen gezaeyt en verplant, gelijck by ons de Koole, daer na eer hy bloeyt, afgesneden, de kleynste bladeren, stelen, en knoppen in Spaensche wijn, Malvasey of oock Iopen-bier gesoden met sout, en dan Anijs-zaedt, en Gember daer by ghedaen. In dit uytgheperst en afgegoten nat (van de Spaengiaerts Clado genoemt (latense de grootste bladeren warm staen broeyen tot datse geelachtigh werden, dan rijgen syze aen eenen dicken draet, en hangense in de Son te droogen, en ghedrooght zijn de rollen zy de selfde op, gelijck wyse hier te lande krijgen. Op de selfde wijse werd hedensdaegs de Taback geoeffent by een Koopman van Zeelandt, die jaerlijcx ontrent de vijf gemeten lants by Ter-veer met Taback-zaet bezaeyt, en dat op de wijse van de Indianen teelt, en nu veel jaren sijn koopmanschap daer mede drijft.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken