| |
| |
| |
Olga Preobrajenska: Ongekroonde koningin van Studio Wacker
Vlakbij Place Pigalle werkt Olga Preobrajenska. Zij is 88 en geeft vier uur per dag dansles aan de pas beginnenden, de kleine en de grote sterren van Parijs, die haar onder elkaar Preo noemen. Meisjes met talent zijn onder haar leiding gegroeid tot gevierde ballerina's, ze is de belangrijkste danspedagoge ter wereld, de ongekroonde koningin van Studio Wacker.
Wanneer u in de Rue de Douai een grote, zeker niet moderne muziekhandel ziet met piano's en vleugels, bent u in de buurt. Op de ramen staat Wacker en de dansstudio's zijn in de oude verdiepingen daarboven.
Men komt er door een zijdeur en langs een versleten houten trap. En alles bij elkaar doet het denken aan een verzameling opgebruikte cabines van een zwembad. Deuren met nummers, kasten, kleedhokken en steile, smalle trappen. Gegons van geluiden maar geen geklots van water, doch een mengeling van koor- en solozang, van diverse met elkaar geen rekening houdende piano's.
Is Olga Preobrajenska achter die deur? Een jonge neger en een meisje in zwart tricot, een dans repeterend, staan stil. ‘Een etage hoger.’
Een kleine zeer gesoigneerde man doet open. Glas in 't linker oog, zwart pak met licht strikje, aan z'n pink een brede, zilveren ring met paarse steen.
‘Nicolas Goulak-Kartemovsky,’ zegt hij, licht buigend. ‘Assistent van madame.’
Hij vouwt z'n mond tot een smal gleufje en leidt me naar een gebogen vrouwtje, in een bruin wollen jurk met een
| |
| |

Préo met een harer leerlingen
Foto Ed van der Elsken
| |
| |
vestje en sjaal uit lila wol gehaakt. Haar armen lijken te lang want hoofd, rug en borst zijn samengedrongen. Haar rok reikt tot de linten van haar zwart zijden balletschoentjes en in haar verdord gezicht zijn de ogen blinkend en licht.
Ze komt nog niet tot m'n schouder en nu ze 't hoofd buigt, kijk ik op haar dunne, witte haar. Ze geeft me een kleine, magere, maar krachtige hand en mompelt iets, waarop monsieur Goulak in 't Russisch antwoordt.
Daarna zegt hij verzoenend, als gold het een moeilijk kind wiens wensen hij niettemin respecteert: ‘Madame houdt er niet van. Maar u mag blijven, als u niet over haar leeftijd schrijft.’
Dit is een lokaal met vlak onder het plafond drie smalle matglazen ramen. Madame Preobrajenska staat met de rug naar de een wand beslaande morsige spiegel. Voor haar: de leerlingen. Een kleintje van net zes met een zoet gezichtje en een dot blond haar waar om heen een bleek blauwe strik. Haar wit hemdje, waaraan een kort tulen strookje, is gebreid en ze draagt roze balletschoentjes. Een meisje van ongeveer tien, met korte vlechten en in een zwart maillot. Een iets oudere met lange rode paardestaart, zwart tricot en zwarte netkousen. Een domme blonde op te dunne benen en een mooie jonge reuzin, fors met smal, lang middel, ronde hoge borsten.
‘Gewoonlijk,’ fluistert monsieur Goulak die z'n zeer kleine voet in laars van zwart lakleer naast me op de bank zet, ‘gewoonlijk heeft madame sterren op dit uur maar die zijn nu met de Marquis op tournee.’ Hij vouwt z'n mond tot het gleufje. Madame kijkt geïrriteerd onze kant uit. Dan hervat ze de les.
Ze heft de hand. Tilt met de andere haar rok omhoog en
| |
| |
terwijl de vrouw achter de piano de eerste maten speelt, zingt ze ‘Ta, pam pam... Ras, deux, trois.’
Ze draait zich om en danst de passen voor in de richting van de spiegel. Het kleintje, die met de vlechten en de paardestaart, de blonde en de grote volgen.
Dit is iets wat ik niet meer vergeet. Dit heeft het fantastische en gruwelijke van het leven. De kleine vrouw met haar gedeukte rug en borst, aan 't hoofd van deze jonge gratiën dansend naar de vette beduimelde spiegel, begeleid door de versleten piano.
En zie hoe haar benen haar gehoorzamen. Ze zijn nog soepel en goed van vorm met smalle enkels en kleine voeten. Een keer wankelt ze, doet driftig haar wollen vest uit, gooit het opzij en probeert 't opnieuw. Ta, pam pam. Haar blote magere armen zijn bundels pezen en spieren. Boven de ellebogen glinsteren drie gouden banden.
Ras, deux...
Als een heks schiet ze toe op 't meisje met 't rode haar: ‘Ce n'est pas juste.’ Ze pakt 't kind bij de schouders. ‘Ouvrez vos bras! Daar is 't publiek en doe je ogen open. Niet zo.’ Ze knijpt haar ogen dicht, trekt een grimas. Doet dan alsof ze 't kind in 't gezicht wil krabben.
Het is een mooi meisje, maar haar ogen, smal en vaag van kleur zijn niet haar sterkste punt. Toch opent ze die nu zo wijd ze kan, door inspanning en ernst is het of ze donkerder, sprekender worden. En ze danst.
Olga Preobrajenska gaat een stap achteruit, de voeten gespreid, 't hoofd iets opzij. En nu gebeurt er een wonder. 't Is alsof alle rimpels uit haar gezicht als potloodlijnen worden weggeveegd. En ze glimlacht zo teder dat ik mezelf niet geloof.
| |
| |
Nicolas Goulak pakt uit z'n portefeuille een reepje papier. 't Blijkt een Nederlandse recensie over het optreden van een Russische zangpedagoog uit Den Haag. Hij wijst de naam van de zanger. ‘C'est mon cousin.’ En met de pink waaraan de ring met paarse steen, tikkend op de naam van de criticus: ‘Kent u die?’
Ik knik.
Nu stopt hij me warm lachend iets toe. Een zuurtje in plastic. Dan vouwt hij z'n mond zo snel samen dat het is alsof die helemaal verdwijnt, wendt zich af en buigt zich met z'n oogglas over een brief.
De criticus is gul met z'n lof voor die neef van monsieur Goulak.
Naast me op de bank zit een nog wel jonge vrouw te breien. Ze moet de moeder zijn van een van die kleintjes, maar omdat ze zelden kijkt en dan geen voorkeur toont, kan ik niet raden wie bij haar hoort.
De leerlingen beginnen weer bij het andere eind van het lokaal.
De lerares zwaait driftig met een gietertje, besproeit de stoffige planken vloer. Een forse blonde jongen in zwart tricot met motgaten komt binnen, groet en kiest z'n plaats.
Ras, deux, pam, tam, tam.
De jongen is geen enfant-chéri van de lerares. Ze kijkt naar hem met geïrriteerde ogen. Vermaant hem in rap Russisch. Eenmaal valt ze tegen hem uit, stampend met de voet.
Monsieur Goulak fluistert: ‘Een Rus uit Israël, danst in Folies Bergère, z'n peil is laag. Moeilijk voor madame.’
Hij zwijgt verschrikt. Zijn meesteres kijkt naar ons, wrijft over haar voorhoofd, krabt met beide handen in d'r haar. ‘Men wil niet werken,’ zegt ze en fel tegen de blonde: ‘Niet beginnen voor de muziek. U moet luisteren.’ Ras, deux, trois.
| |
| |
Monsieur Goulak streept iets aan in z'n agenda.
‘Wat is ras,’ fluister ik.
En hij: ‘Dat is één in 't Russisch.’
Olga Preobrajenska, de armen heffend, doet een danspas voor. ‘Als een vogel,’ roept ze. ‘Als een vliegende vogel.’
De ene na de andere neemt ze haar leerlingen op de korrel. De trage blonde blijkt een Amerikaanse, die bevreemd door haar bril kijkt als de lerares in 't Engels gaat schimpen. 't Meisje met de vlechten d'r haar glijdt los. ‘Je n'aime pas votre coiffure!’
‘En ook niet de uwe,’ tegen het kind met de rode paardestraat, die warrig is met plukken en slierten.
‘Ras, deux, trois. Open de ogen. Il faut frapper! Ras, deux, trois, quatre.’
‘How much?’
‘Four,’ zegt de Amerikaanse.
Het is 1 uur, ze begon om twaalf. Een lange, nog niet oude vrouw, de pianiste, staat op, groet en gaat. Er komt een andere voor in de plaats. Nicolas Goulak, laarsje op de bank, steunt op z'n knie. In de hoek hangt de jonge Rus van de Folies Bergère, het bovenlijf bloot, tegen de muur. De mooie reuzin, die bij de groep Tour d'Eiffel werkt, slaat een mantel om, groet en gaat.
Ik ben moe van 't kijken. Maar Olga Preobrajenska zet de les voort. Af en toe gaat ze zitten en doet met haar benen de passen voor. Ze heeft knobbels op de wreef, maar haar benen zijn gaaf en nog ongelofelijk lenig. Haar gezicht wisselt snel van uitdrukking. Vaak is het verwrongen van ergernis maar op de onverwachtste momenten komt die tedere glimlach en dan zie je hoe zuiver de vorm nog altijd is, hoe fijn en smal de neus, hoe persoonlijk de mond en de kin.
| |
| |
De kleinsten zien wit van de inspanning. 't Meisje met de vlechten is, na de schrobbering over d'r haar, verlegen en blaast nerveus de pieken van haar voorhoofd. De jongen van de Folies Bergère botst na een verkeerde pirouette tegen de Amerikaanse.
Madame Preobrajenska, de armen wijd gespreid, schiet toe. Tussen hen door fladderend, als een woedende vreemd geproportioneerde vogel. ‘Houdt uw plaatsen.’ Ze pakt het gietertje en smijt een gedeelte van de vloer nat.
De moeder naast me kijkt even op, maar breit terstond door met neergeslagen ogen.
Nog tien minuten, dan zitten er twee van de vier uur op. Maar er is niets behalve de klok, waaraan je dit kunt merken. De lerares is feller en kritischer dan bij 't begin. Ze drijft haar leerlingen tot het uiterste. Pas als de pianiste opstaat, laat ze haar danseressen gaan. Monsieur Goulak heeft me gezegd, dat ze nu tijd voor me heeft. Maar, hoe hij ook vermanend en bezwerend mompelt, ze blijft koppig bij haar neen.
Monsieur Goulak leidt me naar de deur, maar in de hoek van de gang, gaat hij voor me staan, alsof hij me beletten wil weg te lopen. En begint snel te vertellen. Over zichzelf. Hij heeft gedanst met Bronislava Nyjinska, de zuster van Nyjinsky, in de Scala te Milaan, in de Opéra de Paris, in Covent Garden, in Wenen.
Hij heeft thuis een museum met duizenden belangrijke brieven, foto's, boeken, affiches. Van Caruso, Chaljapin, Argentina, Anna Pavlova.
Het glas in z'n oog blinkt. Z'n hand met antieke ring ligt op m'n arm. ‘Ik ken madame al 22 jaar,’ zegt hij.
Dit jaar heeft ze op zijn aandringen de medaille van ver- | |
| |
dienste gekregen en nu is hij bezig om haar het Légion d'honneur te bezorgen. Hij heeft al met de minister gesproken. ‘Misschien krijgt ze het eind januari.’ Hij vouwt z'n mond nauwgezet samen en vervolgt: ‘Alle grote sterren heeft ze voor niets les gegeven. Tamara Toumanova, Irène Baronova, Natacha Krassovska, Irène Skorik, Vladimir Docondovsky. Grote danseressen, grote dansers heeft ze gevormd. En ze is een ster geweest van l'Ecole Impériale in St. Petersburg, van het theater Mariinsky in Petersburg. Na de revolutie is ze gevlucht. Haar kleine hondje is in Parijs gestorven.’
Of ik haar adres weten mag, de kamers waar ze woont? ‘Nooit,’ zegt hij. ‘Daar houdt ze niet van... Sa vie est Studio Wacker. Haar leven, dat zijn de lessen in studio Wacker. Na de lessen neemt ze haar koffie en gaat naar huis, dat is voor haar alleen.’ Hij zucht en voegt eraan toe: ‘Ze heeft twintig kanaries.’
Het stuk dat ik schrijf, vraagt hij, stuur ik hem dat toe? Hij heeft een museum, nietwaar...
En ten slotte belooft hij me dat ik de dag daarop, 's middags na de lessen terug kan komen. Dan gaat madame naar huis, misschien heeft ze tijd.
Op het afgesproken uur verwelkomt hij me alsof we sinds jaren tedere vrienden zijn. ‘Laten we even gaan zitten.’ We schuiven aan een lange tafel vlakbij de bar waar je koffie en wijn kan drinken. En tussen de spectaculaire jonge mensen zie ik opeens een krom oud vrouwtje.
‘Voila madame...’
Ze draagt een bruin hoedje tot over de oren en een donkere mantel. Ze is zo klein, zo krom, 't is onvoorstelbaar dat haar werk en leven de dans is. Ze schuift voortdurend mompelend naast me. Ze zegt: ‘Erg moe, ik begrijp niets.’
| |
| |
Als ik vraag of ze koffie wil, schudt ze koppig van nee, maar staat even later op en komt met een kop zwarte koffie terug. Daar buigt ze zich behoedzaam over en nipt als een vogel van 't lepeltje. Ze is zo oud, zo afgetobd, dat ik 't gevoel heb haar te martelen als ik wat vraag. Maar kijk, daar komt een jonge mooie Chinese. Die buigt zich over madame Preobrajenska en deze kust haar stralend lachend op de wangen. Om 't volgend moment weer te duiken in haar koppig, wrevelig gemompel.
‘Madame is moe,’ praat Goulak verzoenend. ‘Ze concentreert zich altijd op de dans. Ze heeft alle passen in het hoofd. Ze geeft vier uur les per dag, dat is te veel.’
‘Als ze de lessen gezien had,’ zei madame nors, ‘zou ze 't weten.’
‘Maar ze heeft ze gezien,’ roept Goulak. ‘Ze is gisteren geweest.’
Nu wendt ze haar lichte ogen naar mij en mompelt: ‘Ik herinner me niet. Vergeten.’
‘Madame heeft alle grote ballerina's les gegeven,’ praat Goulak. ‘Nu zijn er geen nieuwe talenten.’
‘Dat is niet waar,’ protesteert ze fel. ‘Men weet 't nooit. Men kàn zoiets nooit zeggen.’
‘Leslie Caron was ook een leerlinge van madame.’
Ze prevelt: ‘Leslie Caron...? Ik herinner me 't niet.’
‘Madame houdt niet van de cinema,’ knikt Goulak.
‘Heeft u nog foto's,’ vraag ik haar, ‘misschien van vroeger?’ Nu pakt ze de tas die voor haar staat en bonst ermee op de tafel. Ze roept: ‘Foto's van vroeger. Ik kwam uit Rusland alleen maar met een tas, zo klein als deze.’
‘Ik ga wel naar huis... Laat maar, ik vraag niets meer...’ beloof ik. Waarop ze stil haar koffie drinkt. Op 't moment dat ze weg wil komt de concierge van Wacker, een vriendelijke dikke vrouw, met een zwart balletschoentje. ‘Wil mevrouw 't even passen. Is 't zo goed?’
| |
| |
Olga Preobajenska bukt zich. Doet haar oude, logge molière uit en past dit schoentje uit een andere wereld. ‘Nog niet goed,’ moppert ze.
De concierge zegt met duidelijk respect dat ze haar best zal doen.
Olga Preobrajenska staat op en ze reikt me haar hand. En haar gezicht heeft onverwacht dat tedere vriendelijke, waardoor je opeens ziet hoe fijn van vorm het nog is. Het geeft me een gevoel van ontroering, dat zich herhaalt terwijl ik dit schrijf.
Dan keert ze zich om en gaat weg.
Een kleine, onopvallende vrouw, krom alsof ze een leven lang over haar werk gebogen zat.
Een kleine vrouw met een bruin hoedje en plompe, bruine molières.
|
|