banken en fauteuils, bekleed met imitatie tijgervel, naar Laurence. De oude moederlijke Dédé, die haar verzorgt, Crocodile, het hondje, waren de zelfde gebleven, maar als je twee jaar bent is zes maanden veel.
Greco's dochter had blonde krullen en ze kon al een beetje dansen en zingen. Dédé zei: ‘Elle aime sa maman, grande comme le ciel’.
Een stralend gezond, schrander kindje, blank en blond. Ik ben daar gebleven tot ze eten moest, in de keuken gelijkvloers en zo modern als een reclame in een Amerikaanse magazine. Madame werkte, zei Dédé, madame maakte een film in de studio Quai Courbevois.
Buiten Parijs, voorbij de Pont Neuilly, waar de Seine wilder stroomt en de eilandjes begroeid zijn met oude bomen, dichte struiken en hoog gras, is de Quai Courbevois. Een smalle brokkelige kade met troosteloze huizen.
Halverwege is een gedenksteen voor de mannen die 31 december 1943 door de Gestapo werden doodgeschoten. En even verderop vindt men die namen terug op de muur van de gang van Photosonore, plus nog 34 andere van mensen die op die oudejaarsnacht omkwamen bij het bombardement. Er loopt 'n man in overall achter een kar met hout. Voorbij de cour, waar deze gang op uitkomt, zagen ze planken met een machine.
‘Kijk,’ roept de man boven het lawaai, ‘la vedette.’
Hij wijst naar een meisje met lang haar, ze draagt rood suède slacks en een zwarte trui. Ze loopt onverschillig, 't hoofd iets voorover, in de richting van een enorme loods. La vedette ‘Juliette Greco’.
Ze verdwijnt in een soort schuur waar een blonde, magere, niet meer jonge vrouw in slacks en trui op haar wacht. Ze is kapster. Ze borstelt Greco's lange, slappe, bij de punten