Van “Les Sorcières de Salem” maken we een film, ook met m'n man Yves Montand. Ik ben dan een heel ander soort vrouw dan in m'n vorige films.’
En na m'n opmerking dat we haar altijd bijzonder goed vonden: ‘Men geeft me een etiket op de rug. Dat is een fout.’
‘Of ze haar man graag als partner heeft?’
‘We hebben daar geen complexen over,’ zegt ze laconiek. ‘Als we samen spelen is 't goed, maar we forceren 't nooit. We doen 't alleen als het verhaal erbij gebaat is.
Het blad,’ vraagt ze, ‘waarvoor u schrijft, is dat vooruitstrevend?’
‘Ik houd van het filmen,’ zegt ze op m'n vraag. ‘Ik houd van 't geluid, de mensen, 't lawaai om me heep. 't Inspireert me. 't Is m'n huis, m'n werkplaats. Bij toneel is 't een gevecht tussen 't publiek en ons. Er kan niets gebeuren, je speelt tot het eind. Maar essentieel is het eender. Ik speel op het toneel zoals ik speel voor de film. Ik haat overdrijving, ik houd van understatement. Bij de film moet 't uit je hart komen en hier vandaan - ze slaat met de vuist op haar maag - van binnen. Dan voelt 't publiek wat 't voelen moet...’
‘De camera is een groot monster, een groot oog. Er zijn spelers die hebben alleen hun uiterlijk.’
Marlene Dietrich, Greta Garbo, Cary Cooper noemt ze de sterren uit haar kindertijd. De gouden legenden, de pioniers.
‘Als ik ze nu zou ontmoeten kan ik me nog niet voorstellen dat ik ze kan aanraken. Dat ze echt bestaan.’
‘Heeft dat blad waarvoor u schrijft wel eens een artikel over Joris Yvens? Dat is m'n beste vriend...’
Onder zijn regie doet ze mee aan de eerste internationale film, een samenwerking van acteurs uit vijf landen: Brazilië, Rusland, Italië, China, Frankrijk.