Ze zat op de divan te breien, om haar heen de enorme hoeveelheid kostbare bloemen. Ik was tien minuten te laat. Maar voordat ik met excuses begon, riep ze: ‘Gelukkig, ik dacht dat u buiten stond te wachten,’ kwam naar me toe en lachte. Ik dacht: ‘Toch is ze mooi en d'r mond is mooi ook zonder lippenstift.’
Ze droeg een beige twinset en een donkergrijze rok met een diepe plooi. Een beetje aan de lange en volstrekt onpikante kant. Behalve twee smalle gouden armbanden, geen sieraden, geen merkbare make-up, zwart suède molières.
Ze ging weer zitten op de divan, waarover een schotse plaid lag. Ze zei, verder werkend aan een trui van grijze wol: ‘Ik brei dit op 't toneel. Tenminste, ik doe alsof, echt breien doe ik hier. Ik kan 't niet zo vlug.’
‘Ik word van breien zenuwachtig,’ praatte ik.
Waarop zij, even naar me kijkend: ‘Ik brei als ik nerveus ben. Ik word er kalmer van.’
Haar stem was zoals ik die kende van de film: donker en kalm, met een hese ondertoon. Ze telde telkens de steken, wellicht om 't gesprek in 't oppervlakkige te houden.
‘U hebt,’ zei ik, ‘misschien een hekel aan journalisten, na alles wat er over u geschreven is.
Waarop zij, een seconde opkijkend: ‘Ach waarom. Alles heeft z'n goede en slechte kanten, ook de publiciteit.’
Er kwam een meisje binnen, een fotografe die opnamen aanbood, genomen tijdens de voorstelling. Nadat ze er een paar had uitgezocht en betaald, vroeg 't meisje of ze de kinderen mocht fotograferen.
‘Nee, dank u,’ was 't antwoord in een Frans met nadrukkelijke ‘r’. ‘Als ik foto's van mijn kinderen nodig heb, maak ik ze zelf.’ En toen 't meisje weg was, tegen mij: ‘Iedereen wil ze fotograferen. Van alle kanten bellen ze op.’
De avond daarvoor had ik een interviewtje gelezen waarin