die, lijkt 't, regelrecht uit Scheveningen komt. In die koele tuin heb ik iets gedronken waar anijs in zat, alcohol en water. Twee limonadeglazen vol, omdat ik dorst had. Toen dwarrelde de dakenzee als een veld vol afgewaaide bladeren en de balustrade verschoof, wat ik met afschuwelijk veel moeite verbergen kon.
Maar goed: eerst 't begin.
Het amuseert hem wel, deze Audouard, dat ik iets van Marilyn weten wil.
Hij zegt: ‘Ze zal 't ver brengen!’
En als ik wil weten in welk opzicht: ‘Ze zal tenslotte een miljonair trouwen. Miller is een étappe.’
‘Dus is 't volgens uw berekening?’
‘Niet van de kant van Miller,’ praat hij, zich glimlachend naar me toe buigend. ‘Niet van de kant van Miller.’
Hij houdt me een doos sigaretten voor en geeft me vuur.
‘Miller intimideert haar en er is wel iets van erotiek natuurlijk, maar hij blijft een étappe. En Marilyns aanwezigheid in Londen is voor de Engelsen een schandaal: 's Werelds beste Shakespeare vertolker... Een personferentie op zondagmiddag’ - hij lacht - ‘in het meest uitgelezen hotel... Dat kruisverhoor en de geschiedenis met de fiets. U weet toch dat ze haar een fiets hebben aangeboden en dat men haar vroeg te gaan rijden met shorts aan.’
‘Hoe ik haar vind, Marilyn?’
Nu gaat de glans op z'n gezicht de hulde die haar toezwaait vooraf. ‘Charmant... charmant. Une petite chose, très bien faite. En - met wegwerpend gebaar - geen monster zoals Sofia Loren. Ze is veel aardiger dan op de film, veel minder grof. Ze is klein en fijn, vooral naast Miller.’
Hij lacht en buigt zich snel voorover. ‘Maar slécht gekleed. Ze hield al die tijd lange witte handschoenen aan, ook ter-