Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Gemeenschap (1986)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Gemeenschap
Afbeelding van De GemeenschapToon afbeelding van titelpagina van De Gemeenschap

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (16.63 MB)

XML (0.26 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/biografie


In samenwerking met:

(opent in nieuw venster)

© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Gemeenschap

(1986)–Theo Bijvoet, S.A.J. van Faassen, Kees Nieuwenhuijzen, Harry Scholten–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 8]
[p. 8]

Jan Engelman (1900-1972)



illustratie
Portret van Jan Engelman door Henri Jonas, 1928.


Als Anton van Duinkerken de in de winter van 1932 verschenen vierde, herziene druk van Dirk Costers bloemlezing uit de Nederlandse poëzie van die tijd, Nieuwe geluiden, bespreekt, schrijft hij, aanknopend bij een opmerking van Coster over Martinus Nijhoff: ‘Wat Nijhoff's wekroep tot “hernieuwd werkmanschap” is geweest voor de Nederlandsche dichtkunst in het algemeen, dat beteekende Engelman's voorbeeld voor ons, katholieken.’ Die betekenis kon Engelman in 1924, als de voorbereidingen voor de verschijning van De Gemeenschap worden getroffen, nog niet hebben. Sinds 1916 was hij verbonden aan het Utrechtse dagblad Het Centrum (waaraan later ook de gebroeders Kuitenbrouwer verbonden waren), eerst als corrector, later als muziekrecensent. Pas in 1926 zal hij Pieter van der Meer de Walcheren, die in 1924 ontslag uit die functie had genomen, als kunstredacteur van De Nieuwe Eeuw opvolgen - hij zou tot 1941 aan dit periodiek verbonden blijven - en zich ontwikkelen tot een gezaghebbend kunstcriticus, niet alleen in eigen kring, maar ook en vooral daarbuiten.

Pieter van der Meer de Walcheren is het ook die hij op 13 mei 1922 benadert om zijn eerste volwassen gedichten in De Nieuwe Eeuw gepubliceerd te krijgen (vgl. Vriendenboek voor Pieter van der Meer de Walcheren, p. 32). Spoedig daarop verschijnen enkele gedichten in Opgang en Roeping, maar werkelijk indruk maakt hij pas met zijn verzen in De Gemeenschap zelf, bijvoorbeeld met het in de mei-aflevering van 1925 gepubliceerde gedicht Geboorte, dat H. Marsman ertoe brengt Engelman zijn verzen te laten bundelen in Het roosvenster (1927). Uit zijn verzen blijkt dan al dat de pathetische godslyriek in Roeping hem al spoedig wezensvreemd is. In het begin van de 30er jaren formuleert hij zijn opvattingen aldus: ‘Als dichter beschouw ik in de eerste plaats, misschien moet ik zeggen: alleen hém, die ritmisch, muzikaal bezeten is van een grote bewondering, een centrale verering, een alle andere levensbewegingen beheersende, overeenstemmende liefde voor een hoogste goed, liefde, die hij door alle aardse ervaringen heen trouw blijft.’ Volgens Engelman kan - en hij benadrukt dat in zijn in de oktober-novemberaflevering van 1927 van De Gemeenschap verschenen bespreking van Anton van Duinkerkens Onder Gods ogen (1927) - de gedachte, de bedoeling een gedicht niet redden. De werking van een gedicht moet vooral uit een bezield taalgebruik komen.

Zijn eigen poëzie is dan ook opmerkelijker door de vorm dan door de inhoud, waardoor hij in het orthodox-roomse kamp altijd een buitenbeentje is gebleven. Misschien dat daardoor een zekere fascinatie voor hem en zijn werk bij sommige geloofsgenoten ontstond.

[pagina 9]
[p. 9]


illustratie
Caricatuur van Jan Engelman door Wybo Meyer, 1925.




illustratie
Omslag van Jan Engelmans debuutbundel Het roosvenster, die in januari 1927 bij Hijman, Stenfert Kroese en Van der Zande te Arnhem verschijnt.




illustratie
Jan Engelman. ‘Hij beschouwde de zorg van de kunstenaar voor de gaafheid van zijn werk als een ambachtelijke taakvervulling, die haar eigen zedelijke goedheid in zichzelf heeft en zich hiermee voor het geweten voldoende rechtvaardigen kan.’ (Anton van Duinkerken, Brabantse herinneringen, p. 247).




illustratie
Brief van Albert Helman aan Jan Engelman, 10 november 1930.


[pagina 10]
[p. 10]

Albert Helman schrijft in zijn herinneringen dat Jan Engelman in de eerste jaren van het tijdschrift een dominante positie innam, omdat hij zeer uitgesproken esthetische opvattingen had (Catacomben en troglodieten, 1, p. 10). Jan Engelman schreef ook de Verantwoording voor de eerste aflevering van De Gemeenschap. Hij wil dan nadrukkelijk zijn aandeel nemen in de strijd voor een betere katholieke kunst. Aan Van Duinkerken schrijft hij op 18 januari 1925 dat de Verantwoording toch ‘waarachtig geen proeve-van-compromis is.’ Als hij in 1936 een aantal in De Nieuwe Eeuw, Roeping en De Gemeenschap verschenen opstellen over gewijde kunst bundelt onder de titel Tympanon, schrijft hij in de inleiding: ‘Toen Pieter van der Meer de Walcheren [...] redacteur werd van de rubriek voor Kunst en Letteren in het weekblad De Nieuwe Eeuw, is hij o.m. een veldtocht begonnen tegen de vele wanstaltigheden welke als “katholieke kunst” [...] werden gedrukt. Reeds eerder rees tegen dien wansmaak in katholiek Nederland verzet, maar nimmer werd de strijd gevoerd met zooveel overtuiging en heftigheid [...]. Ik heb spoedig mijn aandeel genomen in dien strijd [...]. Ik geloof ook eenige nieuwe elementen aan het verzet te hebben toegevoegd [...]. Het geregeld schrijven van mijn artikelen heb ik vooral beschouwd als een dienst, dien ik had te bewijzen aan een zaak welke ik goed en heilig wist.’ Zijn bemoeienissen worden hem niet door iedereen in dank afgenomen. Al spoedig raakt hij in aanvaring met Henri Bruning, die hij in de juli-aflevering van de eerste jaargang van De Gemeenschap toevoegt: ‘Maar erken, dat schoonheidsontroering vraagt een waarheid die begrepen en doorvoeld werd. Deze ligt, objectief, in het kunstwerk zelf [...]. En deze vraagt onafwijsbaar, een zoo volmaakt mogelijke afspiegeling in vorm, uiterlijkheid, ... techniek [...]. Laat ons ook de kunst bedoelen wanneer we het over de kunst hebben.’ Behoorde Henri Bruning nog tot de zeer steile katholieken, ook Pieter van der Meer de Walcheren verwijt De Gemeenschap een ‘paganistisch instinct’, een verwijt waarvan Engelman dan nog schrikt. Vanuit het paganistische kamp wordt Engelman echter verweten dat hij in zijn kritieken oordeelt vanuit een religieuze vooringenomenheid. Dit symboliseert Engelmans tussenpositie. Engelman maakt echter een snelle ontwikkeling door. Als Anton van Duinkerken hem in 1927 voor het tijdschrift De Boekzaal een vraaggesprek afneemt, zegt Engelman zich af te vragen of hij nog wel een der katholieke jongeren genoemd mag of wil worden. Al in 1926 maakt Engelman plannen om te zamen met H. Marsman, die dan zojuist de redactie van De Vrije Bladen heeft verlaten, en Gerard Bruning een eigen tijdschrift op te richten. Het plan wordt niet gerealiseerd, maar het streven geeft wel een zekere mate van onthechting ten opzichte van De Gemeenschap weer. Van Duinkerken wijst er in zijn De Beweging der jongeren (1933) op dat Engelmans ethische reactie eerder strikt cultureel dan sociaal was (p. 41) en haalt, om zijn woorden kracht bij te zetten, Jan Engelmans inleiding op diens essaybundel Parnassus en Empyreum (1931) aan, waar deze schrijft over zijn verlangen ‘het katholieke volksdeel [...] betere begrippen over kunst bij te brengen’. Engelmans bundel Sine nomine verschijnt nog in 1930 bij uitgeverij De Gemeenschap, maar in datzelfde jaar treedt Engelman, de conflicten in de redactie moe, uit De Gemeenschap. In juli 1932 schrijft Albert Kuyle in De Gemeenschap in reactie op Van Duinkerkens opmerking waarmee dit profiel opent: ‘Een zoo volstrekte individualist, met weinig katholieke traditie, zou zich alleen uit kunnen graven uit zijn aesthetische kazematten, als hij doorweekt werd van de droefheid van deze tijd. Maar is voor hem sociale deernis wel ooit iets anders geweest dan wéér een andere bron van poëzie?’ De gedichten die gebundeld zullen worden in De tuin van Eros en andere gedichten (1934) verschijnen dan ook niet in De Gemeenschap, maar in De Gids, De Vrije Bladen en Helikon.



illustratie
Omslag van Jan Engelmans essay Moissy Kogan dat in november 1934 als schrift 11 van jaargang 11 van De Vrije Bladen verschijnt.


Eind 1933 laat Engelman een uitnodiging om redacteur van De Vrije Bladen te worden lopen, om op Van Duinkerkens verzoek terug te keren in de dan door de gebroeders Kuitenbrouwer per 1 januari 1934 verlaten redactie van De Gemeenschap; de mogelijkheid om ‘alles weer in katholiek verband’ te kunnen doen, geeft daarbij de doorslag, zoals hij op 10 november 1933 aan Louis de Bourbon bericht. Het echte vuur van de beginfase is er dan niet meer. Niettemin is Engelman grote invloed blijven uitoefenen.



illustratie
Brief van Gerard Bruning aan H. Marsman over het niet gerealiseerde tijdschriftplan, 28 juni 1926 (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag). ‘Hij voerde te Utrecht, met Marsman en mij, langdurige besprekingen over de stichting van een tijdschrift, dat wij drieën zouden redigeeren. Marsman was toen reeds teleurgesteld door het gebrek aan élan en overtuiging, dat hij in den kring van de Vrije Bladen waarnam, Bruning en ik stonden critisch tegenover veel “goede bedoelingen” in de jonge katholiek-letterkundige beweging, en we meenden de vitale elementen, katholiek of niet, samen te moeten brengen. Ik herinner me, dat Albert Kuyle, toen hij van het plan hoorde, aanbood als uitgever op te treden [...].’ (Jan Engelman, Gerard Bruning, in: Geschenk 1933, p. 168).



Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken