Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1 (1824)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1
Afbeelding van Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.26 MB)

Scans (5.77 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
studie
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1

(1824)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Aanteekeningen.

Dit Derde Fragment betreft de heldendaden van Reynout in Palestina. - Na nevens zijne broederen den zoen met den Keizer getroffen te hebben, ontdeed hy zich van alle wareldsche zaken, vestigde zijn zoon Emmerich in zijne goederen, en verliet vrouw en kroost, om als Kluizenaar in een woesteny te gaan leven. Doch een Engel deed hem naar 't Heilige Land trekken om dit te helpen winnen, waar hy dan ook onbekend, in gemeene kleeding, en ongewapend heen trok, en blootelijk met een knots in de hand wonderen van dapperheid bedreef. Want der wareld wars geworden, had hy gelofte gedaan van nooit weder een paard te bestijgen of zwaard of ander wapen te voeren; het geen hem een Geestelijke verklaarde dat echter geen houten knots insloot. Deze knots bestond in een pruimboom dien hy ontwortelde, en waar meê hy onder anderen drie Sultans doodsloeg, en Jeruzalem hielp veroveren. - Dit brok begint wederom afgebroken in 't midden van eenen volzin, doch onderstelt de Christenen reeds in het bezit van Akkers (d.i. Acra, of Ptolomaïs), 't geen Reynout reeds had helpen veroveren.

 

vs. 1. Groote toren. Toren of toorne is by onze Ouden verdriet, droefheid. En die was hier by dit volk,

[pagina 179]
[p. 179]

ter zake van de groote voordeelen, bereids door de Kruisvaarders op hen behaald.

 

vs. 2. Hi. Dees krijgsman, wiens neef Reynout gezegd wordt, is zijn oom Malagijs (zie in dit Fragment vs. 124), die hem, mede uit kracht eener byzondere openbaring, naar Palestina volgde, daar vond, en getrouw bybleef tot hy hem, met een kwareel doorschoten wordende, ontviel. Vs. 21 wordt hy genoemd.

 

10. Storen. Lees: storm. - Binden dagen is in of in den omvang van die dagen. Dus vs. 34. Bind' nachte. En even zoo vs. 56 en elders bindien voor op of in dien tijd (toen). - Bedi is daar- of waar-om.

 

14. Payiene 't Fransen paiens, heidenen. Men weet dat de onkunde van die tijden de Mahometanen voor Heidensche afgodendienaars deed houden. Allerlei fabeltjens van hun beeldendienst (men weet echter dat geen volk meer afschrik van al 't gene daar naar zweemt, voeden kan) sieren de oude Romans op.

 

16. En visten wat doen. Dat is: En wisten (wisten niet) wat te doen. - Van vast zie Fragm. II, vs. 44. - Diere vloen is die er vloden. - Voor voeren lees voren, vooruit; voor genoch, genouch.

 

23. Die. Lees: Ende; ten zij de meening mocht zijn dat Reynout hen die Malagijs met het zwaard geveld had, met zijn knots afmaakte, 't geen in de veldslagen van dien tijd het werk der gemeenen was; met wien hy ook inderdaad te voet streedt.

 

26. Jagedise. D. i. jaagde hy ze. Dat, is tot dat.

 

29. Om hare gewin. Om hun schade in te halen.

 

32. Getelt. Hunne tenten. Collectivè. - Legierde

[pagina 180]
[p. 180]

diende of legerde of logierde te zijn. Beide goed in den tijd als dit geschreven is.

 

vs. 36. Ne dorsten si. Naamlijk, de Saracenen.

 

42. Onthier, d.i. tot dat. Zie Huydec. - Si is in deze regel de Saracenen; in de volgende, de Christenen.

 

38. Te is naar Jeruzalem.

 

47. Biden here die mi geboet. Zie II, 361.

 

48, 49. Lees:

 
Die si toen daar inne vonden
 
Binnen den selven stonden
 
Waer so sire toe quamen.

D. i. zy sloegen ze dood dadelijk als zy daar kwamen. Waer so is een pleonasmus, even als wanneer so, en desgelijke, nog lang in 't gemeen gesprek bewaard gebleven. Sire is, zy daar toekomen is aankomen.

 

52. Geruent. D. i. geruimd, dat zy de stad geruimd (verlaten) hadden.

 

54. Takers. D. i. te Akers (Ptolemaïs), waar zy de buit, die zy gemaakt hadden, verdeelden.

 

56. Hen. Dit staat op onze lieden, van vs. 51.

 

61. Droefde. Bedroefde zich, zeggen wy thands. Doch droefde, als verbum neutrum, is oud en goed.

 

64. Sochten voer vele houde. Zochten veel troost, als men thands zeggen zou, voor hulp. Men zei oudtijds soeken voor iets; nu, iets of naar iets zoeken.

 

70, 71. Graf, lach. Oud rijm, het geen, even als ons onverschillig gebruik van graft en gracht, lucht en luft, en dergelijke, de oude mollige uitspraak van de f betoont, die onze taal kenteekent, terwijl men ze nu in tegendeel met een Hoogduitsche scherpte uitbrengt,

[pagina 181]
[p. 181]

die een rechtschapen Hollandsch oor pijnigt. En hoe kan men zoo dwaas zijn, daar immers onze verba toonen dat wy geen harde f kennen? Vergelijk mijne Verhand. over de Geslachten, Aanteek. nnn.

 

vs. 74. Sparen is uitstellen. Zie hier voor.

 

76. Conchereren. Het Fransche conquerir. De misslag van heigeleg voor heilige wijst zich-zelven.

 

77. Ende doen enz. Uit de macht der Turken rukken. Even zoo vs. 90, deen uit der heidenen ant. En op gelijke wijze beneden, vs. 118. Doen was by onze Ouden een zeer algemeen hulpwoord ter uitdrukking van wat daad of bedrijf ook. Zie ook IV, vs. 63. hem in pine doen, voor zich pijnigen.

 

80. Twi is waarom. Zie boven II. vs. 192. Wy zouden hier de omgekeerde constructie als consequens gebruiken, en zeggen zy zullen, voor sullen si als hier. - Venden is vinden, hier te nemen in den zin van kiezen, uitzoeken.

 

vs. 82. Tiple. Lees: triple (d.i. Tripoli) en Antiochie; en voor me, lees mede.

 

84. Over ze. Ze is zee. Dus we voor wee in Fragm. II, vs. 68. De benaming van Over-zee was in de dagen der kruisvaarders en nog in de dertiende eeuw, de meestgebruiklijke voor Palestina, en in dezen zin schreef Maerlant ook van den lande van over zee.

 

86. Dus boden. Lees: dus ontboden si.

 

87. Herwaert ouer. Dat is van de uiterste grenzen tot hiertoe, waar men ondersteld wordt te spreken; en dus werd het onder de laatsten onzer Vorsten in den kanselarystijl gebruikt. - Doch hier is de beteekenis:

[pagina 182]
[p. 182]

zy ontboden herwaart henen dat lant (naaml. al wat daar strijdbaar in was) overal.

Voor 't overige ziet men licht uit de tautologie van dit gedeelte, dat het geweldig bedorven geworden moet zijn.

 

vs. 92. Des voeren die kerstine vroe. D. i. Deswegens trokken zy (van overal te samen). Vroe is vro, blijmoedig.

 

100. Verheuen. Voor opgeheven. Zy zijn opgeheven, voor hieven zich (of hunne legering) voor Akers op. Opheffen is hier als verbum neutrum gebruikt.

 

102. Begeven is omgeven, omringd, omlegerd; belegerd als wy thands zeggen; 't geen er ook boven geschreven is. Niet verlaten, als 't woord nu te kennen geeft.

 

104. Des macht. Zichtbare schrijffeil voor maekt. Doch even zoo in Fragm. IV, vs. 32, gemacht voor gemaekt. Wellicht aan een Hoogerlandschen afschrijver te wijten.

 

105. Mal'. Malagijs, van wien hiervoor Fragm. II, vs. 372, enz.

 

107. Op. Dat is, tegen het Christenenheir.

 

107. Schade genomen. Deze wijze van uitdrukken, welke aan het Latijn herinnert, plach by de Ouden gewoon te zijn.

 

111. Te dien spele. Dit is eigenlijk: in die kans. Spel is kans. Hier van vien spele gaan, wanneer er geen winnen op zit.

 

112. Addengedaen. D. i. dood gebleven zouden zijn. Misschien moet men lezen, addent d.i. hadden het.

 

114. Die storie. Verbastering uit distorie ontstaan, wanneer men dus schreef voor de historie. Even zoo vs. 104.

[pagina 183]
[p. 183]

vs. 116. Si daden. Namelijk de Christenen.

 

118. Achter daden. Deden wijken, te rug sloegen, Zie 77.

 

122. Dus ...sese. Lees: dus joegensese (d.i. dus joegen zy hen) binnen de stad.

 

129. Te wachtene op. Lees: te wachtene, of -

 

130. Kwalijk staat hier in 't HS mere, 't geen uit de vorige regel door achteloosheid herhaald is.

 

132. Sorcors. Lees: soccors. Triple is Tripolie, Ermenie, Armenie; en voor Anchisosice, leze men Antiochië.

 

136. Mangen, mangones in 't Latijn van dien tijd. Voor penieren, lees pierrieren, dat is, met een Fransch woord, steenwerpers, waarvoor men veelal pedrieren zei, als acht regels lager. Tribuken, is 't Fransche tribuche, 't geen uit ons Nederduitsch trekbus is. Van manieren, is in soorten. Talpen, mogen blinden zijn, zoo het geen schrijffout voor falgen is, 't geen uit het oude phalaricae verbasterd is en brandpijlen beteekent. Voor sogen denk ik dat men (even-)hoogen, ter beklimming moet lezen. Katten zijn desgelijks stormtuigen.

 

142. Mangnelen, 't zelfde als mangelen of mangen, beuktuigen. Zie mijne aanteekeningen op den Muis- en Kikvorschstrijd. Van pedriere, zie boven.

 

147. Mallijk. Elk. Het woord is eigenlijk manlijk (viritim). Vergelijk IV, 52. Die Soudaan of Sultan van Babilonien verdedigde de stad tegen de Christenen.

[pagina 184]
[p. 184]

vs. 150. Inwart. Versta: Naar binnen, in de stad.

 

152. Udewart is uit de stad naar buiten.

 

153. Vart. Lees: wart, d.i. borgtocht, guarand. Het is 't zelfde woord als waarde in voorwaarde. Vergelijk Fragm. II, 161.

 

155. Warp. Praeteritum van werpen, waarvoor wy nu worp zeggen. Ons wierp is van worpen of warpen, uit een ander dialekt; en zoo is 't ook met storf, dorf, en zworf, oudtijds starf, darf, en zwarf, en ook stierf, dierf, en zwierf. Ook ons wierd is eigenlijk het praeteritum van worden of warden, en niet werd.

 

156 en 170. Assaut. Storm. Deze Fransche woorden waren ten aanzien van krijgszaken sedert de Kruistochten aangenomen.

 

165. Sijnt. Ons sint; waarvan zie ons III Deel der Taal- en Dichtk. Versch., bl. 58.

 

166. Waerlike dinc. Lees: waarliker dinc, d.i. in der daad. 't Is een genitivus absolutus. Even zoo Fragm. IV, 115.

 

173. Doorscheen. D. i. door- of uitstak. Dat is hier, dat het.

 

174. Met alle. D. i. Gantschelijk. Wy hebben de uitdrukking nog over in 't ontkennende niet met al.

 

178. Omoedelike is oodmoedelijk gelijk wy thands zeggen; 't is van ode, zacht, lenig, buigzaam, 't geen even zoo tot ô als tot oot saamgetrokken werd. Weinig later is het oemoedelijke geschreven. Nu spelt men ootmoed; kwalijk.

 

193. Doe wende. Versta weende. - Dor is om. 't Beteekent ter zake of ter liefde van zijnen Oom.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken