diende of legerde of logierde te zijn. Beide goed in den tijd als dit geschreven is.
vs. 36. Ne dorsten si. Naamlijk, de Saracenen.
42. Onthier, d.i. tot dat. Zie Huydec. - Si is in deze regel de Saracenen; in de volgende, de Christenen.
38. Te is naar Jeruzalem.
47. Biden here die mi geboet. Zie II, 361.
48, 49. Lees:
Die si toen daar inne vonden
Binnen den selven stonden
D. i. zy sloegen ze dood dadelijk als zy daar kwamen. Waer so is een pleonasmus, even als wanneer so, en desgelijke, nog lang in 't gemeen gesprek bewaard gebleven. Sire is, zy daar toekomen is aankomen.
52. Geruent. D. i. geruimd, dat zy de stad geruimd (verlaten) hadden.
54. Takers. D. i. te Akers (Ptolemaïs), waar zy de buit, die zy gemaakt hadden, verdeelden.
56. Hen. Dit staat op onze lieden, van vs. 51.
61. Droefde. Bedroefde zich, zeggen wy thands. Doch droefde, als verbum neutrum, is oud en goed.
64. Sochten voer vele houde. Zochten veel troost, als men thands zeggen zou, voor hulp. Men zei oudtijds soeken voor iets; nu, iets of naar iets zoeken.
70, 71. Graf, lach. Oud rijm, het geen, even als ons onverschillig gebruik van graft en gracht, lucht en luft, en dergelijke, de oude mollige uitspraak van de f betoont, die onze taal kenteekent, terwijl men ze nu in tegendeel met een Hoogduitsche scherpte uitbrengt,