Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1 (1824)

Informatie terzijde

Titelpagina van Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1
Afbeelding van Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1Toon afbeelding van titelpagina van Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.26 MB)

Scans (5.77 MB)

ebook (3.08 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde
sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
studie
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Nieuwe taal- en dichtkundige verscheidenheden. Deel 1

(1824)–Willem Bilderdijk–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 192]
[p. 192]

Aanteekeningen.

Na de verovering van Jeruzalem waaraan Reynout zeer veel toegebracht had, keerde hy ter zee weder naar Frankrijk, en te Marseille aangekomen, trok hy dadelijk naar het Hof des Keizers. Karel ontfing hem met blijdschap, en kleedde hem prachtig. Doch juist kwam hy daaraan, terwijl zijn zoon Emmerich (als hy gewoonlijk genoemd wordt, hier Aimerich,) gereed stond een kamp te vechten ter verdediging zijner eer tegen eene valsche beschuldiging. Het is dit kampgevecht, waarin dit Vierde brok met een afgebrokenen volzin invalt. De beschuldiger is Galeran.

 

vs. 1. Hi is Aimerich, in vs. 5. door aym aangeduid, en nu in 't gevecht in toren, d.i. bedroefd, om 't laten vallen van 't zwaard.

 

2. Florberge: boven, Fragm. II, 93, floberge. Eigenlijk flamberge. 't Was het zwaard, 't geen zijn vader hem voor zijn vertrek naar de Hermitaadje, nevens andere wapenen overgegeven had, by 't welk hy hem ook tot zijn opvolger stelde en tevens Ridder sloeg. Aimerich liet het zich in de hitte van het gevecht uit de hand glippen, waarover Reynout zijn handen wrong, en

 

4. Hem mesliet harde sere. D. i. zich zeer ongelaten toonde, gelijk men nog wel zegt; eigenlijk een droevig, een wan-gelaat toonde. Maar het was dit wanhopig gelaat des vaders, 't geen hem in die verlegenheid opwekte; en het zwaard ijlings van den grond deed rapen.

 

5. Toe gestaen. Toegesprongen.

[pagina 193]
[p. 193]

vs. 8. Vringen. Voor wringen, waarvan wranc vs. 3. het praeteritum is.

 

10. Met torene begrepen. Van droefheid bevangen, als men thands zegt.

 

13. Geleranne. De naam is Galeran. 't Woord staat hier in den vierden Naamval.

 

14. Milde is een epitheton van edelmoed. Lees onmilde.

 

16. Arem, als elders storem. Vondel zei dus zellef en ellek.

 

17. Genint. Genente of genende, is stoutheid. Zie Huydecoper. 't Is ook ernst, drift, en zoo is 't hier onder, regel 33.

 

18. Lien. D. i. bekennen, belijden. Naamlijk: dat gy valsch beschuldigd hebt.

 

24. Mailen. Lees malien.

 

30. Naamlijk: kloofde hem het hoofd door een slag die tot de schouderen toe doorging.

 

32. Boete, betering. Zie mijne Geslachtl. der Naamw.

 

35. Dus gedane. 't Oude en echte voor ons tegenwoordig dusdanige; eene afkorting in compositione, gelijk aldus daen vs. 163. Slet is slaat, en moet sleet gelezen worden. Ons HS. verdubbelt de vokalen vrij zelden; en zelfs de konzonanten schaars.

 

43. Die verradren. T. w. die, welke bevorens reeds de oorzaak van al de onmin tusschen Karel en de Heemskinderen geweest waren, en nu even zoo Aimerich by den Keizer verdacht trachtten te maken.

 

47. Hare. Lees harer ne geen; geen hunner. - Gewaerlike, is waarlijk.

[pagina 194]
[p. 194]

vs. 52. Mallic. Lees: elk of allic. Van mallic zie hier voor, III, Fragm. vs. 147.

 

55. Betreden. Lees: beterden, verbeterde, (d.i. vergrootede) hem zijn Leen. - Borgen ende steen, is Burchten en Steden.

 

58. Vorwaert. D. i. verder, vervolgens.

 

61. Op, lees af.

 

62. Schier is arm, behoeftig. Eene arme lederen kiel deed hy aan.

 

63. Pine is hier eigenlijk penitentie, boete.

 

65. Des selfs nachts. Oud. Thands zouden wy zeggen. Deszelven nachts. Danen is van daar.

 

67. W're wouch. Lees: verre wech. Doch dit wech werd ook woch geschreven, en de uitspraak trok naar wouch. Men ziet hier weêr de vermenging van de v en de w, in dit HS veelvuldig.

 

70. Bouier. D. i. Metselaar, bouwer, werkman tot metselen, timmeren, straat maken, graven, enz.

 

72. Out. D. i. hout, even als ant, hant, en ande, handen.

 

75. Des hi leuede. D. i. waarvan hy leefde.

 

73 en 76. In beide deze regels staat een E vooraan, doch die (als verschrijving) met een stip geteekend is. - in vs. 76. staat w' in in plaats van swaer. Sur is zuur.

 

78. El. Anders. Zie ons III Deel der Verscheidenh. - Gerstijnbrood. De meer Hooglandsche Legende zegt roggenbrood. - Fonteine is simpliciter water.

 

82. Sijn lijf. Versta: dus leidde hy zijn leven. Sic vitam ducebat. Lijf is leven.

[pagina 195]
[p. 195]

vs. 83. Harte, d.i. hardde hy, verduurde hy, hield hy uit. Even zoo vs. 154. - Alse lange, is alzoo lang; als boven.

 

84. Lees in één woord: jaregange.

 

90. Timmerlieden en metselaars. Voor mesnaren het geen meer zoo voorkoomt, zei men anders en beter metsenaren.

 

Mactente colnew't. D. i. Maakte zich naar Keulen, ging derwaart.

 

95. Mesten man. Lees: mester, d.i. meesterman, bouwmeester, opzichter over 't werk. Meesterknecht zeggen wy. De Legende noemt hem den Meyster int regieren der werckluyden. - De Bouwheer-zelf was Bisschop Agilolf van Keulen.

 

98. Voor Pinners, als hier staat, lees: pijners; d.i. arbeiders. Zie van dit woord de Aanteek. op het III. Deel van Maerlants Sp. Hist. Zie ook vs. 110.

 

99. Lees: loende d.i. loonde. Voor, in loon nam, huurde. - Voor sine lees hine, d.i. hy hem. Naamlijk Reynout den Meesterman.

 

100. Vragden is vraagde hem. Maar lees vragdine.

 

105. Maecte, lees: maercte, merkte op. Manlichede is sterkte.

 

107. Bi dochten. Lees: Hi dochten, hy dacht hem.

 

108. Bi den here die my geboot. Het affirmatif, waarvan boven.

 

109. Lees: En dochte dat hi soude mogen enz. Pine is arbeid, en pinen, arbeiden. Vergelijk III. vs. 136 en 145. Voor oude, lees houde, d.i. gunstig, minzaam.

[pagina 196]
[p. 196]

vs. 120. Bederue, plicht. Zie van dit woord de Aanteek. op Maerlants III. Deel van den Sp. Hist.

 

121. .iiij. d'. D. i. Vier deniers of penningen.

 

126. Sijnne is zinne, verstand. Hy meende hem verstandeloos te zijn. - Ic salne, is ik zal hem (den penning naamlijk) u gaarne geven.

 

131. Vroe, is hier vroeg. Doch vs. 172. is 't wederom: vroo, dat is verblijd.

 

139. D. i. die zy met hun vijven te samen niet dragen konden.

 

142. Lees: Dat hi maar een penninc ne won. Van maer met het negatif, zie ons III Deel der Versch.

 

146. Werx. D. i. te werk. Voor meer las ik liever mere. - Nochtan is bovendien. Zie de Verscheidenh. III. en IV. Deel.

 

152. Hine. D. i. Of hy ging. Zie boven.

 

155 en 156. Van het rijm van slapen met maken, zie Huydecoper in 't breede op Melis Stoke. - Vaste is hier het adverbium; het beteekent schielijk, maar in het gebruik wil het, in tijds, by voorraad, uitdrukken.

 

158. Tere tijt. D. i. ter eenre (ter zelfde) tijd. - De Legende zegt: Hii en ass nochtant niet daneyns des dages eyn gerstenbroit, ind dranck wasser.

 

157. Nit. Lees: nijt, nijd.

 

160. Borre dranchi. D. i. born dranc hi, water. Vergelijk vs. 79. Born en fontein voor het water-zelve is by onzen Ouden zeer gebruiklijk.

 

164. Altene. D. i. eenparig.

[pagina 197]
[p. 197]

vs. 166. Er, lees eer. Verken[d]e, is herkende, gewaar wierd.

 

168. W'lijk. Lees: werx me gedaen. Mee is meer. Echter ware 't hier beter, mere, om 't vers.

 

Vrachte is wrachte, d.i. werkte.

 

178. Micten om .i. name. D. i. zochten een naam, zagen om naar een naam voor hem.

 

180. Hetwine is heeten wy hem. Voor senters man, lees: sent Peters man, - Do hietschen sy yn sint peters werckman, zegt de Legende. 't Was om dat die kerk ter eer' van sint Peter gesticht werd.

 

182. Bequame. D. i. aangenaam. Doch men leze, in tegenstelling:

 
Waest hem lief of onbequame.

183. Volgen. Lees: bolgen, 't praeteritum van belgen. Zy werden steeds meer en meer te onvreden over het weinige werk dat de overige arbeidslieden in vergelijking van Reynout, verrichteden, en verweten hun dat.

 

190. Met ongemake. Met verdriet.

 

192. Die hen was d ende quaet. Zeker heeft er al of ol gestaan, in d verbasterd. Lees:

 
Die hen was was alleenen quaet.

200. So sal hi vallen. Men ziet duidelijk, dat dit vallen niet op laste kan rijmen, en een louter aanvulsel is om den afgebroken zin eenigzins te voleindigen. Leze men:

 
Op sinen als so salwi casten.

Als is hals; casten is warpen, 't Engels to cast, en Deensch kaste, by onze kinderen nog bewaard in het

[pagina 198]
[p. 198]

kasty spelen, d.i. werpspelen. Het Deensch zegt ook kastepiil, kastegevaer, kastegarn voor werpschicht, werpspiets (werpgeweer), werpnet.

 

Ter voltooiing van den Roman die hier afbreekt, merk ik nu nog aan, dat de moord gelukte, doch de Legende doet hem door de werklieden by het uit de kerk komen, opwachten en doodslaan, en zijn lijk in een zak in het water werpen; waarin het door een mirakel ontdekt, opgevischt, en ter zake van de wonderbare genezingen, die het uitwerkte, in de kerk te Keulen als een heiligdom ten toon gesteld, vereerd, en naderhand naar Dormunde vervoerd werd. Zijne Canonisatie, volgens de Legende ten verzoeke van Keizer Karel gedaan, schoon naar de algemeene meening deze verheffingen van menschen tot heiligen van vrij later tijd dagteekenen, gaat ons hier niet aan. - De wijs van hem om te brengen beschrijft de Legende dus. Zy pasten hem ter gelegener plaatse op, zegt zy, en sy vielen wreitlichten in yn, ind sloigen eme myt yren hemeren syne hilge hueft yntzwey, also dat syne hyrnen vyslieffen, d.i. daar uit liepen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken