Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen
Afbeelding van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingenToon afbeelding van titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.06 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

(1968)–Anna Blaman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 74]
[p. 74]

Een domme en een tragische dichter

Het gebeurt vaak dat schrijvers manuscripten krijgen toegezonden van mensen die ook eens in de pen geklommen zijn en nu eens graag willen weten... ja, wat eigenlijk? Natuurlijk of het resultaat van die vreemde aandrift om leven om te zetten in geschrift van enig talent getuigt, en als dat zo zou zijn of dan de schrijver tot wie ze zich hebben bericht hun werk zou willen introduceren bij een of andere uitgever.

Welke schrijver die op deze wijze onverhoopt op iets moois zou stuiten zou dat niet graag doen? Maar... de ontdekking van een talent is geen dagelijks voorkomende gebeurtenis en áls dat dan eens gebeurt is het nog maar de vraag of je dan nog wel van zoiets als een ontdekking spreken kunt. In de meeste gevallen heeft dan de talentvolle mens allang zichzelf ontdekt, draagt hij ook allang de verwachting van eigen verwezenlijking in zich en als hij zich dan door een ander laat ‘ontdekken’ betekent dat alleen maar dat hij het moment rijp acht om zijn werk in de wereld te laten brengen... wat dan ook gebeurt.

Maar nu die andere categorie, die ook zo af en toe in de pen klimt en dan eens graag wil weten... enz. De categorie van de talentlozen en van de vergeefspogenden. Wat bestaan er daar veel van! Uitgevers zouden pakhuizen kunnen volstouwen met de manuscripten die het inkijken niet waard blijken te zijn en die weer teruggezonden moesten worden. Schrijvers zouden talloze anekdoten kunnen vertellen over adviezen die hun gevraagd werden, adviezen

[pagina 75]
[p. 75]

die natuurlijk hardnekkig in de wind werden geslagen als die moesten luiden ‘hang die lier van je maar meteen aan de wilgen, dat is het beste dat je doen kunt.’

De vraag is nu: wat drijft al deze mensen op het glibberige pad van de schrijfkunst? Ik geloof dat ze, globaal beschouwd, in twee categorieën onderverdeeld kunnen worden: de dommen en de tragischen.

Een verschil tussen die twee groepen dat onmiddellijk opvalt, is dat de dommen nooit tragisch en de tragischen nooit dom blijken te zijn. Over de dommen is voor de rest maar weinig te zeggen. Ze hebben om te beginnen niet de minste notie van literatuur en zijn ook niet in staat daar ooit notie van te krijgen. Dit impliceert al dat ze ook niets begrijpen van de diepe samenhangen tussen leven en schrijven en van de innerlijke betekenis die het schrijven voor de schrijver zelf heeft.

De dommen schrijven alleen maar om te voldoen aan een bepaalde distinctiedrang. Ze willen iets bijzonders zijn en iets bijzonders doen. Zo heb ik er een gekend die eens in zijn leven een rijmsel in een of ander goedkoop tijdschrift had kunnen plaatsen. Sindsdien beschouwde hij zich als dichter. Hij stuurde sindsdien ook hele bundels rijmsels naar Jan en alleman in de literatuur, kreeg natuurlijk overal nul op het rekest en was daarna overtuigd dat je ‘hier in Holland’ alleen maar iets gedrukt kreeg als je tot ‘de kliek’ behoorde.

Maar nu de tragischen. Dat zijn de mensen die een ware bezieling kennen, maar die niet kunnen uitdrukken in een vorm die daarvan een artistiek adequate belichaming is. Dat zijn dus als 't ware kunstenaars zonder creatief vermogen.

[pagina 76]
[p. 76]

Ik zeg ‘als 't ware’ omdat volgens mij de kunstenaar zich als zodanig typeert juist door het feit dat hij creatief werkzaam kan zijn. Deze mensen hebben in de regel een fijnzinnige kunstgevoeligheid, hebben ook behoefte aan kunstzinnige ontroeringen en juist doordat ze zo sterk bewogen kunnen zijn, doordat er dus zoveel in hen kan omgaan, zoeken ze ook een spontane persoonlijke vormgeving voor hun persoonlijke emoties.

Ze gaan, om nu maar eens iets te noemen, een gedicht schrijven naar aanleiding van een mooie zonsondergang, van een verliefdheid of van een stemming vol melancholie. En dan, helaas, dan voltrekt zich het wonder niet. Het gedicht blijkt alleen maar een verzameling gemeenplaatsen te zijn geworden. En wordt daar dan je mening over gevraagd, dan zou die moeten luiden: Het is niet oorspronkelijk. Wat wil dat zeggen?

Is een gedicht of een stuk proza oorspronkelijk als er iets in vermeld wordt dat nog nooit te voren vermeld werd? Natuurlijk niet. We weten het; er is, zeker wat de menselijke emotie betreft, niets nieuws onder de zon. Of is het oorspronkelijk als er iets gezegd wordt op een wijze zoals dat nog nooit tevoren werd geformuleerd? In zekere zin is dat inderdaad het geval, maar dan gaat het toch niet om een buitenissige manier van zeggen, maar om een persoonlijke toon.

Een voorbeeld: Henry Miller schrijft ergens hoe hij intensief de stijl en de techniek begon te bestuderen van schrijvers die hij bewonderde om uiteindelijk te mogen ontdekken hoe hijzelf schrijven moest. Dat liep op niets uit en hij voelde zich mislukt, en niet alleen als schrijver, maar ook als mens, want hij had altijd gemeend dat schrijven zijn

[pagina 77]
[p. 77]

roeping was... Totdat hij eindelijk de enige ontdekking deed die hem tot schrijver kon maken.

Hij moest zichzelf zijn, zijn eigen stem verheffen. En toen bleken mens en schrijver één en ondeelbaar de juiste toon te vinden, toen openbaarde zich een persoonlijkheid, een stem, zo authentiek, zo uniek, dat de wereld ervan schrok! Nu is het bepaald geen vereiste dat je de wereld doet schrikken op de manier van Miller, maar het doen opschrikken uit de verstarringen van het alledaagse vanzelfsprekende is toch wel kenmerkend voor ieder waar kunstenaar.

Dus, zegt de tragische mens die zijn zo echte emotie heeft omgezet in een desondanks morsdood gedicht, als ik naar mijn beste weten mezelf ben en mijn eigen stem verhef dan wordt het nog niks, dan kan ik ook wel ophouden...

Waarop ik niets beters te zeggen weet dan: Schrijf toch, als je daar tenminste waarachtig behoefte aan hebt. Of dacht je soms dat een schrijver die dan wel oorspronkelijk gevonden wordt en wel door de buitenwereld wordt opgeëist ergens anders om schrijft dan om die innerlijke behoefte, leven om te zetten in geschrift, te bevredigen?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken