Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen
Afbeelding van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingenToon afbeelding van titelpagina van Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.66 MB)

Scans (8.06 MB)

ebook (2.91 MB)

XML (0.22 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie
non-fictie

Subgenre

bloemlezing
non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Anna Blaman over zichzelf en anderen. Poëzie, artikelen en lezingen

(1968)–Anna Blaman–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 78]
[p. 78]

Droomanalyse

Er is een tijd geweest dat het analyseren en verklaren van dromen (en ook van versprekingen en van handeling waarmee men zich als het ware verspreekt) een slecht aanwensel was van mensen die weleens de klok hadden horen luiden (Freud), maar niet wisten waar de klepel hing (dat wisten zelfs beroepspsychiaters lang niet altijd, en de beste onder hen kwamen daar dan ook rond voor uit).

Maar die quasi-freudianen, die psycho-analisten na één V.U.-cursus of na één populair-wetenschappelijk handboekje deinsden nergens voor terug en verklaarden er maar op los en zo hebben die in hun grenzeloze lichtvaardigheid er zeker het hunne toe bijgedragen dat de naam Freud op het eerste gehoor lang niet zo'n smetteloze reputatie had als bijvoorbeeld de naam Pasteur.

Die tijd ligt nu gelukkig achter ons. Freud staat niet meer in het middelpunt van de populair-wetenschappelijke belangstelling en daardoor is de mensensoort, die om een argeloos vertelde droom of om een argeloos woord of gebaar dubbelzinnig lachte, gelukkig ook veel zeldzamer geworden. We kunnen ons dus nu weer verspreken en we kunnen dus nu weer in ons kopje thee roeren of met onze ballpoint jongleren zonder dat onmiddellijk Freud tegen ons wordt uitgespeeld. We kunnen ook weer dromen dat we gevlogen of gezweefd hebben en van dak gevallen of juist op dak gesprongen zijn zonder dat onmiddellijk de freudiaanse droomsymboliek zich met onze diepst verborgen driften komt bemoeien.

[pagina 79]
[p. 79]

Er is nog een winstpunt: We kunnen onze dromen ook zelf weer onbevangener dan eerst op hun betekenis peilen, helemaal buiten Freud om.

Wat ik zelf bijvoorbeeld laatst droomde, is geloof ik echt wel de moeite van het vertellen waard en dan zou ik er ook wel, eerbiedig afstand bewarend van de geniale Freud, mijn hoogst persoonlijke verklaring aan toe willen voegen. Hier is dan die droom: Ik reed met iemand, wie weet ik niet, langs een kanaal. Ik zelf zat achter het stuur. Kijk, zei ik terwijl ik snelheid minderde, daar geeft het ene kind het andere zwemles. Op dat moment stortte het kind aan de lijn zich moedig te water en trachtte naar het midden te zwemmen. Een paar onhandige zwembewegingen, en toen verdween het onder de waterspiegel. Ik reed nog langzamer en keek toe. Nou, zei ik tenslotte ongeduldig, dat kind aan de wal zal toch wel aan de lijn trekken. Maar de lijn bleef strak, onbeweeglijk, een diagonaal van de kinderhand tot op de waterspiegel. Toen gaf ik maar weer gas en reed verder, terwijl ik nog opmerkte: Het zou toch te gek zijn om te veronderstellen dat...

Ik maakte de veronderstelling niet eens af. Toen was ik gearriveerd in een stad en drong het tot me door wat ik daar te doen had. Ik moest er een lezing geven. Daar schrik ik van. Ik had aantekeningen voor een lezing gemaakt, weken geleden; waar ging dat ook weer over en waar had ik die? Nerveus haalde ik mijn tas overhoop. Ik vond ze, maar zou nu straks voor de enorme opgaaf staan om mijn onduidelijke handschrift bliksemsnel te ontcijferen en er dan bovendien een aantrekkelijke causerie van te maken. Ik moest dus helemaal vertrouwen op mijn spreekroutine en op wat gelukkige vondsten.

[pagina 80]
[p. 80]

Ik stapte de zaal binnen. Overweldigend! Het was geen zaal, maar een stadion. Tienduizenden mensen, alleen om mij te horen. Het gaf me een enorm gevoel van belangrijkheid, en daar bleef het niet bij; het stoute stukje om nu eens te spreken zonder voorbereiding, zelfs zonder dat je precies wist waarover, werd nu van een geniale bravoure. Ik liep dus naar de lezenaar om een briljante causerie uit de mouw te schudden en daarmee tienduizenden mensen aan mijn voeten te dwingen... en zag toen tot mijn verademing dat er geen licht was en geen microfoon. Was dat een manier om een spreker te ontvangen, zonder licht en zonder microfoon?...

Zo ontsnapte ik met veel vertoon van verontwaardiging aan een opgave die ik tóch niet had aangedurfd als het erop aangekomen was en reed ik terug, weer langs het kanaal. En nu was men daar ijverig aan het dreggen. En juist toen ik weer snelheid minderde, haalde men het verdronken zwemmertje op. Ik stopte en voegde me tussen de mensen die aan de wal stonden en kreten van meewaren slaakten. Ik drong zelfs tot helemaal vooraan en vroeg: Hoe is dat nu toch gekomen? Het kind aan de lijn was onder water ergens aan blijven vasthaken en het kind aan de wal had net zolang wanhopig staan trekken tot de lijn brak. Maar toen werd er plotseling geroepen: Maar was er dan niemand, die dat zag gebeuren? En hier wist ik te ontsnappen aan de zedelijke plicht om te zeggen ‘Ja, ik’ door te ontwaken...

Eerbiedig afstand nemend van de zeergeleerde geniale Freud geef ik nu tot slot mijn hoogstpersoonlijke droomanalyse. Die is maar heel simpel, die ligt begrepen in maar weinig woorden, in de verzuchting die ik slaakte onmid-

[pagina 81]
[p. 81]

dellijk nadat ik op dit droomavontuur terugschouwde: Dat ik zo ijdel ben en zo laf, dat wist ik niet... Ik dacht er nog even op door en meende toen: Of toch wel, ik wist het wel... hoe zou ik anders in mijn waakleven twee eigenschappen zo diep kunnen bewonderen in anderen en zo graag groot willen zien in me zelf: namelijk eenvoud en moed?


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken