De Kartesiaanse academie ofte, institutie der medicyne

XXXI. Hooft-Stuk.
Van de Bloed-stelpende Middelen.

ALle de middelen meest die het bloed stelpen, zijn of die uit suire deelen bestaan, of die eenige lymagtige deeltjes hebben. Door de eerste soort werd het bloed gerunnen en styf gemaakt, zoo dat het door dat middel, zijn vloeybaarheid benomen zijnde, ophoud. De andere maken door haar lymigheid

[p. 428]

een korst rontom het deel met een lymagtigheid, welke daar op droogende, belet dat het bloed niet verder kan komen. Dese beide soorten zijn uiterlyke, want de innerlijke werken op een andere wyse.

Die nu met een suirigheid vervult zijn, en alzoo het bloed verdikken of de uiterste veselen als door-knagen en verstoppen, zijn de volgende:

Cort. Granator.

Plantago,

Balaustia,

Sorba,

Thus Obsoniorum,

Gallae Immaturae,

Acacia,

Hypocystis,

Vitriolum,

Alumen,

Colcothar Vitrioli,

Fungus Orbicularis &c.

Hier sou men noghet koud water by konnen rekenen, om dat des zelfs koude mede het bloed verstyft.

De andere die uit lymagtige deeltjes bestaan zijn de volgende:

Consolida Major,

Aloe,

Mastix,

Thus,

Myrrha,

Gluten,

Mumia,

Tela Aranearum,

Albumen Ovi,

Bolus,

[p. 429]

Creta,

Gypsum,

Ossa Cremata,

Farina Volatilis,

Amylum,

Sanguis Draconis &c.

Dese en diergelyke, seg ik, op het bloed komende, zoo werd het fijnste deel van het bloed, in die poeders ingedrongen, waar door se rontom het deel als een korst werden, onderwylen het bloed van zijn waterigheid ontblood zijnde, moet dik werden en onder de korst verdroogen, zoo dat het bloeds uitloopen gestopt werd.