de Franse klassieken, Molière, Racine, worden zo goed als niet gespeeld. Natuurlijk bekende Duitse stukken tot Wedekinds Frühlings Erwachen toe, hoewel dit laatste stuk niet meer gespeeld kan worden, zoals men dat na de eerste wereldoorlog deed. De autoriteiten zijn heel wat preutser geworden, gezien het feit, dat een niet erg degelijk aangekleed ballet van Werner Egk Abraxas in München werd verboden.
Nieuwe Duitse stukken zijn er zo goed als niet: veel succes heeft Des Teufels General, en voorts Draussen vor der Tür van de in 1947 op 26-jarige leeftijd gestorven Walter Borchert. Het stuk brengt, zoals een oudere toneelspeler mij verzekerde ‘de nihilistische houding van de jonge Duitser’ tot uitdrukking: een jongeman komt uit de oorlog terug, ziet geen uitkomst (vader en moeder nemen vergif in, omdat ze Nazi's waren, verloofde heeft hem verlaten) en verdrinkt zich tenslotte in de Elbe.
In München gaat een stuk van Hans Rehberg Hendrik VII dat begint met de dood van Richard III, op het ogenblik, dat hij de beroemde zin van Shakespeare: ‘Een paard, een paard, een koninkrijk voor een paard’, uitroept. Het behandelt het leven van Hendrik VII, die het land tot rust bracht na de oorlog van de Witte en de Rode Roos, de strijd tussen het huis Lancaster en York.
Boze tongen beweren, dat Rehberg, die vroeger altijd het leven van allerlei Duitse keurvorsten voor zijn drama's koos, dit gegeven gekozen heeft, omdat de Engelsen Duitsland nu gedeeltelijk bezet houden, maar dit verklaart toch niet het succes van dit stuk. Het is tamelijk handig geschreven, maar het is geen Shakespeare en Rehberg heeft toch wel erg naar zijn grote voorganger gekeken. Hij heeft getracht de Shakespeariaanse sfeer te benaderen door zo nu en dan op de wijze van de Engelsman enkele wijsheden in een paar zinnen te lanceren, maar dit gebeurt vooropgezet en zijn uitspraken missen poëtische kracht en diepe zin.