van dezelfde architect; de gebouwen van Band, een zakenpand Osterkorn met hele kleine balconnetjes en de Rheinisch-Westphalische bank, waarin het betonskelet zichtbaar is in een roze omlijsting, en de vlakken onder de ramen zwart gekleurd zijn, zijn wat kunstnijverheidsachtig. Deze gebouwen zien er meer uit als kunstvoorwerpen, smaakvol van kleur en lijn weliswaar, dan als dingen, die op de grond staan en waar mensen in wonen of werken.
De oogst is schraal, hetgeen voor een deel ook voortkomt uit het feit, dat men in de Duitse steden op oude fundamenten nieuwe gebouwen heeft opgetrokken. Het voordeel hiervan is, dat men sneller opschiet, het nadeel, dat de architect gebonden is, soms te zeer gebonden, zoals P.F. Schneider, die een nog goed bewaard betonskelet voor het Funkhaus in Keulen heeft moeten gebruiken en er dan ook niet veel van gemaakt heeft, terwijl hij met zijn winkel voor de geallieerden in de Volksparksiedlung blijk heeft gegeven het beter te kunnen.
Schraler nog dan in Keulen lijkt de oogst in Münster, waar men aan de Prinzipalmarkt een kruising van oud en modern tot stand heeft gebracht, zoals bij ons in Middelburg. Men heeft de proporties willekeurig veranderd, de ramen anders verdeeld of vermeerderd, de toppen vereenvoudigd en zo in plaats van een rijtje elegante dames een stelletje olifanten neergezet in de hoop, dat het effect de toeschouwer zal bevredigen.
Dit probleem, restaureren of niet, iets soortgelijks bouwen of iets heel anders, oude fragmenten in een museum stoppen of inmetselen houdt velen bezig. Het inmetselen van oude bouwfragmenten geeft meestal geen bevredigende oplossing, hetgeen blijkt aan het Stadthaus te Keulen, waar het nog knap gedaan is. In Dusseldorp heeft men om de oude kern van het administratiegebouw van de girodienst een nieuw kantoor gemetseld en men kan alleen zeggen, dat het er potsierlijk uitziet.
Alles bij elkaar genomen kan men ten aanzien van de centra