is door de gebroeders Conle, ligt dan ook geheel in de ligging en in het feit, dat deze open bouw door de beplanting altijd een aangename indruk maakt, in dit geval te meer, omdat de afstand tussen de blokken vrij groot is en de huizen slechts drie woonlagen bevatten.
Vriendelijker doch minder gedurfd zijn de blokken van Köngeter, Hedebrand en Freiwald aan dezelfde tramlijn gelegen, maar nu dicht bij Dusseldorp aan de Kaiserswertherstrasse, gedeeltelijk open bouw, gedeeltelijk strokenbouw. Bij de eerste staan de ‘voorkanten’ van de blokken naar elkaar toegekeerd, bij de tweede staan ze achter elkaar, dus voorkant kijkt op achterkant, maar eigenlijk moet de architect bij beide er voor zorgen, dat voor- en achterkanten gelijkwaardig zijn, zodat men alleen van voorkant spreekt omdat daar nu toevallig de hoofdingang is.
De lange blokken in dit complex worden aan de Zuidkant afgesloten door blokjes van twee verdiepingen, een beetje wonderlijk, want een afsluiting van de Noordkant is natuurlijk gunstiger, er zijn geen woonpaden, maar asphaltwegen die dood lopen zodat echt verkeer onmogelijk gemaakt is. De architectuur is eenvoudig, afwisselend ingebouwde balcons afgesloten door bruin geteerd latwerk en tamelijk grote ramen, de onderverdiepingen zijn ook hier weer aan de lage kant, gedeeltelijk in de grond dus, maar het geheel is uiterst liefelijk en vormt een oase in de niet erg prettige omgeving van de rommelige voorstadwijk.
Iets verder naar Dusseldorp toe, op de hoek van de Reeserstrasse en de Kaiserswertherstrasse, staat een complex van Dürrer van wat wij ‘echt Duitse’ woningen zouden noemen: strak, streng zelfs, een beetje huurkazerneachtig op het eerste gezicht. De blokken vormen een rechthoek, waarvan de korte zijde is afgesloten door lage garages, de gemeenschappelijke tuin is alleen toegankelijk voor de bewoners en het groen is dus alleen voor hen gereserveerd, van stedebouwkundig stand-