Hamlet als strijdbare figuur in een abnormale situatie
De Hamlet-opvoering, die tijdens het Holland-festival 1950 door het Londense toneelgezelschap The Old Vic gegeven werd, was vooral belangwekkend, omdat Michael Redgrave als Hamlet er tijdens deze voorstelling in geslaagd is aan alle voorgaande opvattingen nog één toe te voegen. De laatste tijd is het niet meer de gewoonte Hamlet als een philosoof, een twijfelaar of een dromer te beschouwen. Sir Laurence Olivier ging echter in de film wel wat erg ver door van Hamlet een levendige, tamelijk luid schreeuwende mannetjes-putter te maken, die in de Duits-romantische décors rondspookte als een Siegfried, die merkwaardigerwijze toch nog een paar verstandige woorden (van Shakespeare) zegt.
Het is verklaarbaar, dat men zo langzamerhand wel af wil van de vage Hamlet, die geen duidelijk karakter toont, omdat het toneel immers een strakke uitbeelding verlangt, maar het gevaar bestaat, dat de figuur dan weer te sterk vereenvoudigd wordt en de gestalte, zoals zij weergegeven wordt door de acteur, niet in overeenstemming is te brengen met Shakespeare's uitspraken.
Redgrave nu is er in geslaagd Hamlet voor ons te doen leven door van hem een normaal mens te maken, die in een volkomen abnormale situatie verkeert en die in deze abnormale situatie niet altijd in staat is de juiste oplossing te vinden. Hij gelooft, als een gewoon verstandig man, niet meteen aan de boodschap, die de geest van zijn vader hem brengt, doch tracht door de befaamde toneelvoorstelling er achter te komen, of zijn oom zijn vader werkelijk vermoord heeft. Als hij er van overtuigd is, dat dit inderdaad het geval is, tracht hij de schuldige te doden, maar het was niet de koning, die zich achter het gordijn had verscholen in de kamer van zijn moeder, maar Polonius.