van die tijd, slaagde er niet in zijn publiek zo te boeien, omdat hij volgens Etherege te ernstig was. Het ontbrak hem aan de ‘edele luiheid des geestes’, die door de mode werd voorgeschreven. Overspel was een aardig grapje, kaartspel een plezierig tijdverdrijf, drinken een goede gewoonte, luxe een levensbehoefte. Men mocht van een meisje houden, maar dan moest ze ook geld hebben en nergens werd het bedrag vergeten, dat ze inbracht. We hebben het nu wel eens over de ‘harde’ literatuur der Amerikanen: als men de Restauratiespelen leest, ziet men, dat ook dit genre niet nieuw is.
Zo op het eerste gezicht zijn deze door de Engelsen als ‘klassiek’ beschouwde blijspelen niet zo erg sympathiek van mentaliteit, maar in vele opzichten zijn ze toch zeer interessant. In de eerste plaats is het allemaal voortreffelijk toneel, voorts zijn ze zeer geestig en dan zijn ze onbekommerd. Het mag dan zijn, dat de liefde wat al te luchtig wordt opgevat, de zwaarwichtige huwelijksproblemen van onze tijd, waarin alle bewuste en onbewuste beweegredenen tot in den treure worden uitgemeten, zijn evenmin erg verheffend. In de Restauratiespelen is de liefde in elk geval nog iets plezierigs, iets dat de mensen naast enig verdriet heel veel vreugde geeft en dat is in wezen toch een betere opvatting dan die van onze moderne realisten, waarin een zoen veelal de inleiding vormt tot een catastrophe voor beide partijen.
Voorts moeten we bedenken, dat in de latere spelen, die uit de 18e eeuw dus, het cynische element veel geringer is: uit de Restauratiespelen zijn de mildere en gevoeliger stukken van Oliver Goldsmith en Richard Brinsley Sheridan voortgekomen.
Tussen beide genres in staat George Farquhar, vooral bekend door zijn The Beaux' Stratagem (De tactiek van de ijdele edelman). Farquhar was om te beginnen geen amateur, zoals zijn voorgangers, maar een beroepsschrijver en houdt dus aanvankelijk meer rekening met een breder publiek.