Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Europa, mijn vaderland (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Europa, mijn vaderland
Afbeelding van Europa, mijn vaderlandToon afbeelding van titelpagina van Europa, mijn vaderland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.65 MB)

Scans (12.88 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Europa, mijn vaderland

(1953)–Rein Blijstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

Bloei van de kunst in de provincie

Zodra men voor de oorlog als kunstenaar de neus buiten Amsterdam stak, had men het gevoel ‘in de provincie’ te komen, het land der buitenste duisternis, waar men geen behoefte had aan muziek of schilderijen, beeldhouwwerk of voortbrengselen der letterkunde. Dit gevoel werd nog versterkt door de kunstenaars uit de provincie afkomstig, die Amsterdam als hun vaderstad hadden geadopteerd.

Er kwam in de loop der jaren wel enige kentering: Den Haag en Rotterdam werden, zij het aarzelend, in het geheim genootschap der ingewijden opgenomen, maar dit veranderde slechts weinig aan het wezen van de zaak. De tegenstelling bestond nu tussen ‘het Westen’ en ‘de provincie’.

In deze toestand is vooral na de oorlog verandering gekomen. Maar het gekke is, dat men zich daarvan in ‘het Westen’ nog niet voldoende bewust is. Men geeft wellicht toe, dat ook in de provincie kunstenaars van formaat wonen, maar dat zich daar onafhankelijke kunstcentra hebben ontwikkeld... men erkent het theoretisch, men gelooft er niet aan.

En toch hebben de kunstenaars in de provincie juist kansen, die hun collega's in de grote steden ontgaan.

Een niet te onderschatten voordeel voor de eersten is reeds immers, dat ze met betrekkelijk weinigen zijn. Er bestaat gelegenheid tot geregelde uitwisseling van gedachten, wanneer iedereen iedereen kent en men komt gemakkelijker bij elkaar voor een ernstig gesprek wanneer men met tien of twintig is, dan wanneer men met enkele honderden een grote stad bewoont.

Men behoeft slechts de bijeenkomsten van kunstbroeders in Groningen, Arnhem en Maastricht bij te wonen om in te zien, dat ze heel wat vruchtbaarder zijn dan de toevallige ontmoetingen in café of club in Amsterdam, waar men elkaar even vriendelijk op de schouder klopt en dan zijns weegs gaat.

[pagina 143]
[p. 143]

In genoemde provinciale hoofdsteden spreken de schilders geregeld met de architecten, de glazeniers met de dansers, men kent elkaars werk van nabij.

In Amsterdam kent men elkaars werk nauwelijks: op de opening van een tentoonstelling van schilderijen kan men twee of drie letterkundigen ontmoeten, een of twee toneelspelers, een half dozijn architecten, meer niet. Op een letterkundige lezing schitteren de anderen door afwezigheid. Het kunstenaarscentrum Amsterdam wordt gevormd door een aantal inwoners van deze stad, die tevens kunstenaar zijn; zij helpen slechts zeer zijdelings het leven van deze stad bepalen, er zijn geen ‘Amsterdamse’ kunstenaars.

Maar er zijn wel Groningse, Arnhemse, Maastrichtse kunstenaars, die geregeld overleg plegen met de rest van de bevolking, met de autoriteiten, met politieke figuren, met de beoefenaars der vrije beroepen. Zo vormt de kunst in deze steden een waarlijk levend element.

Het gevaar voor provinciale zelfgenoegzaamheid is bij dit alles slechts klein: het contact met de grote steden in het Westen is gemakkelijk, de verkeers- en communicatiemiddelen zijn zó veelvuldig, dat van een isolement geen sprake meer is. Het bleek ons, dat menig provinciaal kunstenaar beter op de hoogte was van hetgeen in Amsterdam te zien is, dan menige Amsterdamse collega.

Hierdoor gevoelt de kunstenaar in de provincie ook niet meer de behoefte om in Amsterdam te gaan wonen, ten einde zijn gezichtsveld te verruimen. De trek naar de grote steden, voor de oorlog zo'n typisch verschijnsel in ons muziekleven bij voorbeeld, is opgehouden. Menig kunstenaar voltooit zijn opleiding in het Westen, doch keert na afloop hiervan naar zijn geboortestad terug - terwijl hij vroeger bleef hangen, soms ten koste van een harmonische ontwikkeling van zijn talent.

Eén van de oorzaken van dit verschijnsel is de omstandigheid, dat de provinciale opdrachtgevers niet langer de voor-

[pagina 144]
[p. 144]

keur geven aan kunstenaars uit het Westen. Een portret van een scheidende fabrieksdirecteur, een monument, een raam voor een aula behoeven niet meer in Amsterdam besteld te worden. Men heeft zijn eigen mensen, die de streek kennen en bepaalde opdrachten met meer liefde en kennis uitvoeren.

Zo krijgt het kunstleven hier in Nederland een ander gezicht en verbreidt het zich uiteraard tevens in bredere lagen der bevolking, hetgeen slechts toe te juichen is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken