Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Europa, mijn vaderland (1953)

Informatie terzijde

Titelpagina van Europa, mijn vaderland
Afbeelding van Europa, mijn vaderlandToon afbeelding van titelpagina van Europa, mijn vaderland

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.65 MB)

Scans (12.88 MB)

XML (0.53 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
reisbeschrijving


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Europa, mijn vaderland

(1953)–Rein Blijstra–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

De betekenis van de Friese beweging

Als men een willekeurige Nederlander, geen Fries zijnde, vraagt wat hij van de Friese beweging weet, tien tegen één, dat hij twijfelend een wedervraag stelt: ‘Zijn dat niet die mensen, die een onafhankelijk Friesland willen stichten?’ En meestal voegt hij er dan bij: ‘Belachelijk!’

Hij heeft gelijk: dat Friesland ooit onafhankelijk van Nederland zou willen zijn is een belachelijke gedachte en geen Fries, die zijn vijf zinnen bij elkaar heeft, denkt daaraan. Er zijn misschien wel eens een paar heethoofden geweest, die met deze gedachten hebben gespeeld en er zelfs propaganda voor hebben gemaakt, maar zij hebben daarmee de Friese zaak veel schade berokkend.

Niets is immers funester voor een serieuze zaak, dan dat men de tegenstanders gelegenheid geeft haar belachelijk te maken: er is dan weer heel wat beleid voor nodig om het publiek te overtuigen, dat de fundamentele principes juist zijn.

De Friese beweging is in wezen een taalstrijd. Een strijd dus, waarbij de Friezen pogingen doen om hun taal te handhaven tegen het Nederlands, dat tot voor kort aan de winnende hand was en bezig was het Fries geheel te verdringen. Om de redenen die de Friezen aanvoeren tot behoud van deze taal te begrijpen moet men in de eerste plaats weten, dat het Fries geen dialect is zoals het Gronings, het Limburgs, het Amsterdams, maar een taal met een eigen structuur, eigen woorden en eigen zinsbouw. Het heeft geen zin hiervan voorbeelden aan te halen: geen taalkundige zal de zelfstandigheid van het Fries ontkennen.

Nu is de omstandigheid, dat een taal in wezen verschilt van andere talen, nog geen reden om haar te handhaven. In de loop der tijden immers zijn verschillende talen verdwenen, omdat ze geen levensvatbaarheid toonden bij gewijzigde omstandigheden. En hoe merkwaardig zo'n verdwijnende taal ook is,

[pagina 146]
[p. 146]

het heeft geen zin haar kunstmatig nieuw leven in te blazen.

In het begin van deze eeuw nu leek het er op, dat het Fries op weg was zo'n curiositeit te worden: in de steden werd vrijwel geen Fries meer gesproken, maar een lelijk dialect van het Nederlands, het stads-Fries. Jongens, die uit de provincie in de steden op school gingen, werden bespot; het boeren-Fries was onbeschaafd.

Dat mensen, die niet op de hoogte zijn, zoiets ook nu nog denken, blijkt uit een uitlating van H.A. Gomperts, die De Tsjerne, het Friese letterkundige maandblad, een blaadje noemde dat in ‘locaal Bargoens’ is geschreven.

Het gevolg van deze mentaliteit in de steden, vooral onder de goed-gesitueerden, was een teruggang van het Fries, omdat ten slotte niemand graag voor onbeschaafd doorgaat en het deftig was Nederlands te spreken. Zowel het onderwijs, dat in het Nederlands werd gegeven, als de aanvoer van uitsluitend Nederlands sprekende ambtenaren en employé's bij fabrieken, werkte deze ontwikkeling in de hand.

Tegen deze gang van zaken verzette zich de Friese beweging. Deze beweging werd aanvankelijk vrijwel uitsluitend in het leven geroepen en gesteund door intellectuelen en te recht kon men de vraag stellen of zo'n beweging nu wel zin had. Lag het niet in de lijn der dingen om de ontwikkeling niet tegen te houden en het Fries rustig te laten verdwijnen? Eén of andere geleerde kon dan later een proefschrift of een standaardwerk over deze verloren gegane taal schrijven en daarmede was de zaak dan afgelopen.

De beslissing lag in de levensvatbaarheid van het Fries als taal. Er was op dat ogenblik geen literatuur van betekenis; schrijvers van Friese afkomst drukten zich in het Nederlands uit. Het merkwaardige van deze gehele historie is echter, dat de Friese beweging weerklank vond in het volk en ieder kon begrijpen, dat het kleine groepje intellectuelen nooit enig succes met zijn pogingen, het Fries te doen her-

[pagina 147]
[p. 147]

leven, gehad zou hebben, als het niet de steun had gehad van het gewone volk.

Maar het leek wel, alsof ze een kraan, die jaren lang had dichtgezeten, opendraaiden; het begon te druppelen, te stromen en ineens spoot het water te voorschijn. Het Fries, nu niet meer als een minderwaardig dialect beschouwd, won terrein in de steden. In de winkels kon men met Fries terecht en met de aanstelling van winkelpersoneel gaf men de voorkeur aan degenen, die én Fries, én Nederlands spraken.

De Friese poëzie ging bloeien; Wadman, Tamminga, Fedde Schurer, het zijn slechts enkelen, bekend in Nederland, van een vrij talrijke schare. Vele, in het Nederlands schrijvende Friezen, zijn ook weer Fries gaan schrijven, zoals Fokke Sierksma, Sjoerd Leiker, enzovoorts. Men kan Fries studeren aan onze universiteiten, in de Provinciale Staten en de gemeenteraden wordt dikwijls Fries gesproken, enkele burgemeesters in de steden spreken bij voorkeur Fries, ook de ontwikkelden en goed gesitueerden doen dat. Wat willen de Friezen meer?

Het voornaamste punt is nu: Fries op de scholen. Vooral in de eerste klassen is het een bezwaar dat het onderwijs in het Nederlands wordt gegeven. De moedertaal van de kinderen is immers Fries, en er zijn heel wat jeugdige spruiten huilend thuisgekomen na de eerste lessen, omdat ze de meester niet konden verstaan.

‘Klassieke’ misverstanden ontstaan dan. De Haagse dominee, die het had over de Heere die op de berg stond, wist niet dat hij ongewild een komisch effect bereikte. Berg, op zijn Haags als barg uitgesproken, krijgt dan in het Fries de betekenis van varken...

Het ergste is echter, dat door de huidige toestand de Friezen noch goed Nederlands, noch goed Fries spreken, omdat het verschil tussen beide talen hun niet duidelijk wordt gemaakt. Zo komt het voor dat Friezen de neiging krijgen ‘hebben geweest’ te zeggen, omdat ‘zijn’ in het Fries met ‘hebben’ wordt

[pagina 148]
[p. 148]

vervoegd. Daarentegen zeggen ze ‘zijn geweest’ in het Fries, hetgeen nu juist in deze taal weer fout is.

Hieruit is ook het verlangen van de Friezen te verklaren, dat bij het onderwijs krachten worden benoemd, die én het Fries én het Nederlands volkomen beheersen, terwijl zij tevens vinden, dat de overheidspersonen althans Fries moeten kunnen verstaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken