Langs de gehele kust van Vlaanderen tot de Oostzee treffen we bakstenen kerken aan, maar nergens hebben de eenvoudige werklieden hun fantasie zo beheerst en toch speels uitgeleefd als in Groningen. Echte architecten zijn er natuurlijk niet aan te pas gekomen, hetgeen ook al blijkt uit de constructie. Het begin van de periode, waarin deze kerken ontstonden, valt in de eerste helft van de dertiende eeuw toen men meestentijds een houten overwelving gebruikte, die gedragen werd door dikke muren. Op deze Romaanse bouwtrant volgde de Gothische met stenen gewelven, die veel zwaarder waren.
Vandaar dan ook, dat men de muur ging versterken met steunberen aan de buitenkant van het gebouw. Het merkwaardige is nu, dat de Groningse bouwmeesters wel stenen gewelven metselden, maar geen steunberen aanbrachten. Het gevolg is dan ook geweest, dat enkele van deze gewelven zijn ingestort.
Heel mooi kan men de ontwikkeling aan de hand van de nog bestaande kerken nagaan: de vroege gebouwen zijn tamelijk laag, haast gedrongen van bouw, de versiering is in ronde bogen aangebracht, karakteristiek voor de Romaanse stijl. De latere zijn veel rijziger, hoger, de versiering vertoont spitsbogen, karakteristiek voor de Gothische stijl. De laatste zijn uit het midden, soms uit het einde van de veertiende eeuw, ze zijn niet zo speels meer, bijna formalistisch en kort daarop is men dan ook met de bouw van dit soort kerken opgehouden. De laatste dateren nog van voor 1400: de eigenlijke bloeiperiode duurde slechts honderd jaar.
Het is opvallend, dat aan deze kerken geen torens verbonden waren. Die stonden vrij willekeurig ergens apart, ze zijn vaak kort en dik. Men kan ze beschouwen als stenen klokkestoelen, die niet de functie hebben de plaats van de kerk aan te duiden.
In de kerken zelf vindt men dikwijls primitieve doch ontroerende wandschilderingen (Garmerwolde, Loppersum, Ste-