der de Italiaanse beeldhouwers vindt men in die tijd Medardo Rosso (1858-1920) als tijdgenoot en geestverwant, in de stijlopvatting dan, van Rodin. Men beweert wel eens, dat Rosso grote invloed heeft gehad op Rodin, en dat de laatste eigenlijk ten opzichte van de Italiaan een te grote reputatie geniet, doch dat doet er in dit verband weinig toe: in elk geval bevalt Rosso mij beter in zijn kleine werk kan Rodin.
Het is losser, minder krampachtig, soms zeer geestig (een man die leest van boven gezien (1894), een wandelend heer, conversatie in een tuin), anecdotischer wellicht, maar dan ook niet van zo'n heftige, schier ‘litteraire’ geladenheid als bijvoorbeeld La main de Dieu van Rodin of zijn al te wriemelige liefdesparen. Daarentegen heeft Rodin met zijn Balzac, zijn Johannes, zijn Burgers van Calais monumentaal werk geschapen, dat van grotere allure is.
Indien men nu de leeftijden van de bekende nog levende Italiaanse beeldende kunstenaars met elkaar vergelijkt, dan valt het meteen op, dat de goede schilders in het algemeen tot de oudere generaties behoren, zij zijn meestal 55 jaar of ouder, terwijl onder de beeldhouwers verschillende jongeren van ongeveer 40 jaar reeds het een en ander hebben bereikt.
Severini, de vader van het futurisme, is van 1883, Carra van 1881, De Chirico van 1888, Sironivan 1885, Casorativan 1886, Morandi, De Pisis en Campigli zijn iets maar niet veel jonger. De oudste is Semeghini (1878), van de jongeren zijn de bekendste Scipione (1904), reeds op zeer jonge leeftijd gestorven, en Guttoso (1912). Gewoonlijk wordt Italië als het ‘moederland’ van het futurisme beschouwd en Frankrijk als dat van het cubisme. Onder het eerste verstaat men dan de richting in de moderne schilderkunst, die er vooral op gericht is de beweging, het rhythme der dingen weer te geven, wellicht enig verband houdend met de literatuur, de poëzie, terwijl het cubisme tracht in de bouw van een schilderij de rust te brengen, die soms van de architectuur uit kan gaan. Het maken van zulk