was kwijtgeraakt en nu in naam hertog van Lotharingen werd.
Hij ging in Nancy wonen, kreeg jaarlijks twee millioen francs van zijn schoonzoon en had eigenlijk niets te doen. Wat doet een koning als hij niet kan vechten? Hij gaat bouwen en Stanislas begon dus iets te verzinnen.
Hij had gehoord, dat de stad Parijs een standbeeld van Lodewijk XV bij een beeldhouwer besteld had en wilde niet achterblijven en bestelde eveneens een standbeeld bij een kunstenaar uit Lunéville. Het viel goed uit, maar er was geen plaats voor en Stanislas liet dus een plein ontwerpen op de open plek tussen het nieuwe en het oude Nancy.
En ineens bleek een regel op te gaan, die men helaas niet altijd kan toepassen (niet tijdens het Derde Rijk of in de negentiende eeuw waar ter wereld ook): dat kunstenaars zich onmiddellijk vertonen op het ogenblik, dat er vraag naar hun werk is. Want het werd niet één plein, maar drie, ontworpen door Emmanuel Héré en er kwam een kunstsmid bij, Jean Lamour en negen beeldhouwers, Soentgen, Walneffer, Cyfflé, Lépy, Misny, Pierre Dieudonné, Louis Lenoir, Joseph Belchamp, Louis Menuet en een schilder Girardet en samen maakten ze iets unieks.
Het was een geval van zuivere ‘kunst om de kunst’, van nut was hier geen sprake, evenmin van persoonlijke praalzucht, want Stanislas was geen koning meer, het was enkel en alleen een onbedwingbare drang iets moois tot stand te brengen. En dat is geschied: de Place Stanislas vormt met de Place de la Carrière een complex, dat voorbeeldig is voor de stedebouwkunde uit de achttiende eeuw. Het bestaat uit een vierkant, de Place Stanislas (128 bij 106 meter) en een rechthoek, de Place de la Carrière, verbonden door een vrij nauwe straat en een triomfboog. De Place de la Carrière is aan de zijkanten beplant met linden en eindigt in een rechthoek, die op de korte zijden overgaat in halfronden. Deze Place de la Carrière bestond namelijk gedeeltelijk en het was de opgave van Héré de