nieuwe stuk tegen een honorarium van zeven francs per voorstelling.
En plotseling ontpopt zich nu het verlegen en onderdanige meisje als een volleerde mannenverleidster: zodra ze een andere japon aantrekt, zich anders laat kappen, ligt iedereen aan haar voeten: de directeur van het theater, de schrijver van het stuk en de ‘jeune-premier’, die al ophield zijn minnaressen te tellen tijdens het Tweede Keizerrijk. Zij houdt ze allemaal aan het lijntje, doch bezwijkt voor Armand, wanneer deze haar de rol voor een liefdesscène overhoort en het spel werkelijkheid wordt.
De echtgenoot, door de afgunstige secretaris van madame Alexandre gewaarschuwd, ontdekt wat er aan de hand is en Colombe verwijt hem zijn starheid, zijn jaloezie en zijn armoede. Beide jongelieden zijn hopeloos voor elkaar verloren en het stuk eindigt dan ook met een definitieve breuk.
Maar Anouilh heeft een blijspel willen schrijven en daarom vond hij het nodig in een laatste scène het gelukkige begin van deze verhouding te schetsen, een wonderlijke truc, waardoor men de wrangheid van het eigenlijke stuk toch niet vergeet.
Een bitter geval: de fatsoenlijke echtgenoot verliest, omdat hij een ouderwets gevoel van trouw heeft en vooral omdat hij zijn vrouw niet geven kan, waar ze recht op meent te hebben: bloemen, parfum, juwelen, japonnen.
Zij verwijt hem, dat hij haar in de twee jaar, dat ze getrouwd waren, slechts twee maal heeft meegenomen om samen te dansen. Het wuft en cynisch materialisme van de theaterwereld op het einde van de negentiende eeuw, toen actrices niet veel meer dan lichte vrouwen waren, wordt hier wel in felle tinten geschilderd.
Doch dat gebeurt dan ook met een ongelofelijke knapheid; de verhouding tussen de gevierde madame Alexandre en de schrijver, de wijze waarop alle spelers het gesprek tussen de beide echtelieden afluisteren, de parodie op een romantisch