Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het verlangen (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het verlangen
Afbeelding van Het verlangenToon afbeelding van titelpagina van Het verlangen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.41 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.13 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het verlangen

(1921)–J.C. Bloem–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 103]
[p. 103]

Troost des Donkers

 
Temidden der gezelligen gezeten
 
Bij de vertrouwdheid van den rossen haard -
 
Wat is het, dat ik mij opeens versmeten
 
Gevoel, en van een wegende' angst bezwaard?
 
 
 
Wat is het, dat ik bij het schertsend praten
 
Mijn mond niet meer kan plooien tot een lach,
 
En dat mij uitjaagt langs de barre straten
 
Beladen met den zwaren winterdag?
 
 
 
Ik was toch nooit van hen die 't leven smaden,
 
Wier droom zich niet van de eigen laagheid keert,
 
Ik heb altijd, in dichten en in daden,
 
De onstuimigheid van dit bestaan begeerd.
 
 
 
Maar o de zwakke en bittere oogenblikken,
 
Als ik de kracht tot strijden voel vergaan,
 
Als 't in mij opstormt en mij wil verstikken:
 
Heel de versmaadheid van dit aardsch bestaan.
 
 
 
Dan kan ik hun niet langer toebehooren,
 
Licht-levenden, vervreemd van droom en gloed,
 
In 't zonnig ijs van het geluk bevroren
 
Tot rustgen, die geen smart zelfs lijden doet.
 
 
 
Zoo vlucht ik dan en zoek de stille wegen
 
Terzijde van het luide hart der stad:
 
De nauw door een lantaarn verlichte stegen;
 
Langs 't mistende kanaal het glibrig pad.
 
 
 
Waar weinge grauwe menschen mij ontmoeten,
 
Wellicht genooten van mijn doffe leed,
 
Begeerende voor hun verzworven voeten
 
Den grond, dien geen gelukkige betreedt.
 
 
[pagina 104]
[p. 104]
 
Daar baad ik in den vloed der duisterheden,
 
Die alle droefheid van mij henen spoelt,
 
En weet: aan 't eind van alles wat wij leden,
 
Is de vervulling, die de wonden koelt.
 
 
 
Dan voel ik mij in 't donkere verglijden,
 
Dan eindig ik niet langer in dit vleesch,
 
Maar uit mijn wezen gaat een vreemd verwijden
 
Naar iets, dat verder is dan lust en vrees.
 
 
 
En, wat vermoeid, maar vol van zulk een vrede,
 
Dat smart een damp wordt zonder vorm of wicht,
 
Kan ik weer keeren ter gewende stede,
 
Langs blijde menschen, in het open licht.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken