Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Poldergeest (1998)

Informatie terzijde

Titelpagina van Poldergeest
Afbeelding van PoldergeestToon afbeelding van titelpagina van Poldergeest

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.73 MB)

ebook (2.93 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen
non-fictie/politiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Poldergeest

(1998)–Frits Bolkestein, E.M.H. Hirsch Ballin, Thijs Wöltgens–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 99]
[p. 99]

De democratische overwinning op de economie
Thijs Wöltgens

[pagina 101]
[p. 101]

De sociaal-democratie

Het sociaal-democratisch denken is een proces van permanente revisie. Dat begon al aan het eind van de vorige eeuw met Eduard Bernstein. Hij besloot de feitelijke afwijkingen van Marx' prognoses niet des te erger voor de werkelijkheid te vinden. Reële verbeteringen in het lot van de arbeidende mens waren voor hem belangrijker dan het nastreven van een intussen dogmatisch geworden utopie. Bernstein liep daarmee vooruit op het gedachtegoed van Karl Popper, dat na de Tweede Wereldoorlog in politieke kring wijdverbreid zou raken. In vergelijking tot de volledige omwenteling die totalitaire ideologieën willen bewerkstelligen, is de stap-voor-stap-verandering met haar ingebouwde mogelijkheid van correctie in alle opzichten superieur. De democratie is de politieke garantie voor die zelfcorrectie.

Bij alle permanente revisie blijven er echter constanten in het sociaal-democratische denken. De eerste constante is ook al bij Bernstein terug te vinden: de democratie is niet voltooid als alle volwassenen kiesrecht hebben voor een vertegenwoordigend lichaam dat zijn vertrouwen aan een regering moet geven. De voltooide democratie vraagt ook dat burgers zich buiten het politieke domein als gelijkwaardigen kunnen voelen en gedragen.

Daarmee komen we op een tweede constante van de sociaal-democratie. De erfenis van Marx, die we niet kunnen verloochenen, is het inzicht dat politiek, economie en cultuur op al-

[pagina 102]
[p. 102]

lerlei manieren met elkaar verbonden zijn. We weten intussen dat deze driehoek geen absolute determinant kent. Na het historisch materialisme, waarin de economie dominant is, hebben we het politiek voluntarisme en het cultuursocialisme zien passeren. Maar alle drie de stromingen hebben aangetoond waarin de belemmeringen voor een voltooide democratie kunnen liggen. De eerste belemmering is dat een gekozen regering geen andere mogelijkheid heeft dan te zwichten voor de economische machten, die weliswaar niet gekozen zijn, maar wel de internationale geldstromen beheersen. De tweede belemmering ligt in het verlengde van de eerste: de democratisch gelegitimeerde regering slaagt er niet in het politieke primaat te verwerven tegenover belangengroepen (met als meest dramatische voorbeeld wellicht de verhouding tussen de spd van Weimar en de Reichswehr). De derde belemmering treedt op als de staatkundige democratie alleen gezien wordt als een import uit de overwinnaars van de Koude Oorlog of als een nieuwe carrièremogelijkheid binnen een gevestigde meritocratie.

Je kunt dit alles ook positief formuleren. Allereerst moet er dan altijd een democratisch gelegitimeerde macht zijn die sterker is dan de grootste economische macht. Vervolgens moeten democratische leiders bereid zijn hun macht te gebruiken en dat kan alleen wanneer ze er zeker van zijn dat ze niet slechts een bepaalde maatschappelijke klasse of culturele groep vertegenwoordigen. Sociaal-democratische leiders hebben pas succes als ze zichzelf overbodig gemaakt hebben. En dat is het geval als alle burgers een gelijke toegang hebben tot maatschappelijke waardigheid en zelfrespect, ongeacht afkomst of handicap. Maar misschien lijkt dit wel te veel op het Rijk van de Vrijheid, waarnaar Marx ons wilde leiden uit het Rijk van de Noodzaak.

Terug naar de vooravond van de 21ste eeuw. De mensheid heeft waarschijnlijk nooit een tijdperk beleefd waarin het economisch denken zo overheerste. Je kunt haast spreken van een ‘economisering van het wereldbeeld’. Er is geen onderwerp denkbaar dat zich niet leent voor commercialisering. Informa-

[pagina 103]
[p. 103]

tie, cultuur en zelfs godsdienst zijn handelswaar. We spreken onbekommerd van een arbeids- en een kiezersmarkt. In theorie is de mens alleen als consument soeverein. Maar die soevereiniteit is weer volledig afhankelijk van zijn koopkracht. En die is weer afhankelijk van zijn positie op de arbeidsmarkt. En daar is de soevereine consument allerminst soeverein, want zijn inkomen is het resultaat van vraag en aanbod. Daarop heeft hij meestal geen invloed.

De vraag naar flexibele arbeidsinzet en de roep om een 24-uurseconomie illustreren de stelling dat de mens hoe langer hoe meer in dienst van de economie komt te staan in plaats van de wens om de economie in dienst van de mens te stellen. Het alibi voor deze ontwikkeling is de noodzaak om concurrerend te blijven op de wereldmarkt. Maar in tegenstelling tot de nationale markt kent de wereldmarkt geen democratisch correctief. Mondialisering van de economie zonder mondialisering van de countervailing power van de overheid werpt ons terug in een waarlijk marxistische situatie. Wat politiek gezien een wedloop had kunnen worden om de standaards van de Europese verzorgingsstaat te bereiken, is economisch ontaard in een race tegen deze normen van beschaving.

De culturele reactie is dubbelzinnig. Tegenover de zegetocht van McWorld staat de reconstructie van een al of niet uitgevonden etnische of religieuze identiteit. Tegenover de economische eenwording van Europa staat de herbezinning op de nationale identiteit. Voor de oude democratieën, zoals het Verenigd Koninkrijk of het Koninkrijk der Nederlanden, vormen natie en democratie bijna een identiteit. Voor Duitsland, de enig denkbare demiurg van een politiek verenigd Europa, is de koppeling natie-democratie nog steeds ambivalent. Intellectueel Duitsland (Martin Walser, Botho Strauss) begint weer meer oog te krijgen voor de continuïteit van de (beperkt democratische) geschiedenis. Was de binding aan het Westen niet afgedwongen en afgekocht door de Angelsaksische overwinnaars? Is herwinning van de Duitse identiteit en het Duitse zelfrespect niet een voorwaarde om volwaardig medespeler in het Europe-

[pagina 104]
[p. 104]

se concert te zijn, waarin partner Frankrijk zijn Europese gezindheid verkoopt als nationaal belang, dat wil zeggen als inkapseling van Duitsland?

Geen wonder dat de mondialisering ook de politiek beïnvloedt. Overheersend is nog steeds de liberale consensus dat mondiale concurrentie de wereldwelvaart verhoogt en de wereldvrede dichterbij brengt. Maar deze liberale consensus vindt een grens als het gaat om de arbeidsmobiliteit. Mobiliteit binnen de rijke landen - tussen en binnen Europa, Noord-Amerika, Japan en Zuid-Oost Azië - is oké, maar behoed ons voor de economische vluchtelingen uit Afrika, Latijns-Amerika of de armere Aziatische landen. Ze volgen wel de heersende catechismus - volg het spoor van de inkomensverbetering - maar de catechismus is niet bedoeld voor ongelovigen.

Zelfs als dit kartel op de westerse arbeidsmarkt functioneert, weet toch elke ondernemer aan zijn werknemers duidelijk te maken dat ze moeten concurreren tegen de lonen van Polen en Tsjechië of China en Vietnam. En dat verworven rechten alleen maar tot versnelde afbraak van werkgelegenheid leiden. Tegen het geweld van de wereldmarkt zijn ook nationale overheden niet opgewassen. Belangrijke investeringsbeslissingen vinden in een internationale context plaats. De taak van nationale overheden is een wit voetje te halen bij de mondiale spelers. De binnenlandse vertaling daarvan is op haar overtuigendst als ze gegoten wordt in moralisering en individualisering - moralisering door de economische situatie te plaatsen binnen het kader van schuld en boete. We zijn traag, vet en voldaan geworden, nu moeten er offers worden gebracht. Terwijl de arbeidsmoraal wordt opgevijzeld, geeft de beurs het tegenovergestelde signaal. Nog nooit vertoonde het arbeidsloos inkomen zo'n gigantische stijging, een veelvoud van de toename van cao-lonen. Is werken voor de dommen?

De moralisering maakt politici tot eenzijdige predikanten. Boeten en maatregelen voor bijstandscliënten vinden breed onthaal; de fiscale aanpak van vermogenswinsten zal voorlopig een onderwerp van studieuze aandacht blijven.

[pagina 105]
[p. 105]

Moralisering en individualisering gaan hand in hand. Het hoort niet om persoonlijke tegenslagen aan maatschappelijke omstandigheden te wijten. Werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of ziekte worden hoe langer hoe meer een zaak van persoonlijke verantwoordelijkheid. En die verantwoordelijkheid wordt tot uitdrukking gebracht in risico-conforme premies die het individuele risico op werklooshid en ziekte introduceren in wat eertijds sociale verzekeringen heette. En wat eertijds solidariteit heette, is achteraf de oorzaak van onze traagheid, vetheid en voldaanheid.

In een klassiek sociaal-democratische analyse zijn deze moralisering en individualisering uitdrukking van economische belangen. Die analyse is zeker niet van actualiteit ontbloot. Stel de oude vraag wie er voordeel van heeft, en je zult meer dan eens de materiële onderbouw van menig pleidooi voor moraal en individualisering - bien étonnés - moeiteloos kunnen ontmaskeren. Maar dezelfde klassiek sociaal-democratische analyse zal moeten erkennen dat die materiële onderbouw een andere maatschappelijke basis heeft dan vroeger. Particulier verzekerden hebben andere zorgen dan ziekenfondsleden, kleine woningbezitters zijn meer bekommerd om de handhaving van de hypotheekrenteaftrek dan om de individuele huursubsidie, werknemers zien liever meer in hun loonzakje dan dat ze een stijging van de uitkeringen willen, tweeverdieners vinden ouderwetse kostwinners achterlijk. Als er al ooit zoiets als een homogene arbeidersklasse zou hebben bestaan, dan is het kapitalisme er nu in elk geval ruimschoots in geslaagd om met een fragmentatiebom de klassenstrijd onschadelijk te maken.

Vreemd genoeg bevestigt de fragmentatie het feit dat de economische basis nog steeds in hoge mate het politieke denken bepaalt. Alleen gelooft de meerderheid iets te verliezen te hebben bij ingrijpende politieke veranderingen. Die angst is ongeveer gelijk verdeeld over het verlies aan sociale rechten en het verlies aan fiscale voordelen. Daartegenover staat een minderheid die gelooft niets meer te winnen te hebben bij welke politieke verandering dan ook. Ze voelt zich uitgesloten en sluit

[pagina 106]
[p. 106]

zichzelf uit. Doordat ze wegblijft bij de stembus hoeven de electorale strategen geen rekening te houden met de feitelijke maatschappelijke tweedeling. En kunnen alle partijen zich richten op de middenklasse.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken