Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 26]
[p. 26]

Rood Paleis werkelijk

Zwarte Tijs zijn hart klopte nu. Ze sloegen den hoek om.

- Het is hier, had Henri gezegd.

Het was of zijn stem gesluierd raakte.

- Het is hier, en het is nog licht genoeg, het licht valt er uit het westen in.

Een korte, lugubere gracht. Een smalle trog vuil water. De rioolgaten even boven het watervlak bloot in de grachtwallen, zwartachtig druipend. Enkele rioolratten half uit de gaten met langen naakten staart, loom scharrelend. Een infecte gracht. Kleine rotte huizen.

- Daar, zei Henri, en wees.

Het was vreemd. Tijs zag het niet dadelijk. Zijn oog had het kleine en klamme het eerst gezien. Zijn oog zag niet dadelijk het groote. Toen zag zijn oog het verdoemelijke groote. Een zwaar pand aan de overzijde, bruinrood, lakbruin. Géén kolommen, maar hij dacht er niet aan. Hij was de fantasie vergeten.

- Is het dat? vroeg hij dwaas.

Ook zijn stem was gedempt.

- Gaan we erheen? vroeg hij. Waarom gaan we er niet heen?

Henri was aan dezen kant van de gracht gebleven. Hij voelde het tegenstrijdige in zwarten Tijs, maar zweeg erover.

[pagina 27]
[p. 27]

- Vanavond, als je wilt. We maken eerst kennis met het uiterlijk. We zijn als de katten. We snuffelen voorzichtig voordat we toehappen. We kunnen van de katten leeren hoe het moet zijn, en van de honden hoe het niet moet zijn.

Henri streek zijn snor. Hij had altijd een kleine voldoening als hij zooiets had gezegd. Ze stonden stil tegenover het zware pand. Er was niemand op de gracht.

- Het is te dol, zei Henri, om je voornemen uit te voeren, maar ik voel dikwijls een impuls om voor dat gebouw mijn hoed af te nemen. Mijn hooge zije zou ik hier willen dragen, en dan majestueus mijn hoofd ontblooten voor dàt gebouw. Daar woont een vrouw voor wie ik ontzag heb, het grootste ontzag.

Tijs lachte niet. Hij stond en keek. Zijn makker stak een arm door den zijne.

- Nu gaan we hierin.

Hij draaide hem een halven slag rond.

Op dit gedeelte der gracht mondde een dwarsstraat. Er was daar verderop druk verkeer, hier niet. Op een der twee hoeken lag een kroegje. Tapperij, slijterij, proeflokaal, - in witte letters op de ramen. Hij trok hem mee het kroegje in.

Het kroegje was helder verlicht, zindelijk,

[pagina 28]
[p. 28]

verlaten. De tapper stond tusschen zijn glanzende toonbank en zijn flonkerend buffet. Hij groette Henri met een herkennend: dag meneer.

Henri zei:

- Twee ouwe klare, Jacobs.

- Moeten we alweer drinken? vroeg Tijs. Man, ik sla mijn indische records.

Ze gingen zitten bij het raam. Henri trok het tule gordijn wat weg. Jacobs glimlachte begrijpend. Tijs zag het niet.

Tijs keek naar den overkant. Rood Paleis lag in het laatste daglicht. Een blok van een gebouw met vele ramen, de deur niet precies in het midden, gestoept naar de straat. Een zwaar pand van baksteen, bruinrood geverfd, lakbruin. De jalouzieën neer voor alle ramen. De jalouzieën van dezelfde geweldige kleur. Een pand van somberheid en verschrikking in de oogen van zwarten Tijs. Een pand in zichzelf gekeerd als een onbewoond huis. Een pand met een geheim.

Ze keken beiden even zwijgend. Henri streelde nadenkend zijn snor.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken