Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

Bekentenis van Tijs

Hij zocht een luchtigen toon.

- En je kolommen? vroeg hij.

Zijn stem klonk toch nog schor.

- Gelogen, zei Henri gelaten.

- En de tuin zeker ook?

- Ook.

- Heb je dan àlles gelogen?

- Nee, zei Henri, het is een bordeel, werkelijk.

Tijs voelde bij instinct de waarheid. Ze zwegen weer. Henri zei:

- Er bestaat in dit huis voor mij maar één wezen... Dat is de waardin. Voor die vrouw heb ik ontzag, het grootste ontzag.

Tijs poogde te spotten:

- Is dat zoo'n engel?

- Het is een demon. Zou jij geen ontzag hebben voor een demon?

- Ik begrijp niet, zei Tijs, dat zoo iets hier mag.

- Het mag ook niet.

- Die dingen zijn toch verboden?

- Ja.

- Nou dan.

- De dingen die niet mogen gebeuren daarom toch wel. Dit huis gebeurt, je ziet het zelf. De andere gelegenheden zijn opgeruimd, dit niet.

[pagina 30]
[p. 30]

- Maar het is onbewoond.

- Je zult zien dat je je vergist, als je goed kijkt. Tijs keek goed.

- Er gaat geen sterveling in of uit.

- Nee, maar kijk goed.

Het was nu vrijwel nacht. Enkele straatlantarens schenen lusteloos. De gracht was slecht verlicht. Tegenover het huis was het heel donker. Tijs zag tusschen de jalouzieën heel fijne lichtlijnen. Hij zag er opeens tallooze, waterpas alle, ijl, koraalrood. Het licht uit het huis, een lichtgeribd huis. Hij greep naar zijn glas.

- Het bestaat niet, zei Tijs. Dit is nog krankzinniger dan je fantasie.

Hij wist nauwelijks wat hij zei. Henri zei:

- Het bestaat omdat het wordt geduld. Daar is ook een reden voor. Het bestaat terwille van de vreemdelingen. De waardin heeft invloed. En achter de waardin staat nog een ander wezen. Dat wezen heeft nog meer invloed. Het huis zal moeten verdwijnen, maar het is er nog. En zoolang het er is, heeft het niet alleen de vreemdelingen tot klanten, maar ook de stedelingen, en vooral die. Mij bijvoorbeeld. En het heeft ook hier Jacobs tot klant.

De glazen waren leeg. Henri bestelde opnieuw. Een werkman kwam aan de toonbank

[pagina 31]
[p. 31]

zijn bier drinken en praatte met den kroegbaas.

- Jacobs is een indirecte klant... We doen als de katten, eerst snuffelen. Er behoort een zekere moed toe daar binnen te gaan. Er zijn er meer dan je zoudt denken die eerst de gracht eens een paar keer afdwalen, aan deze kant. Dan dit kroegje in en de nieuweling drinkt zich vol moed... Maar waagt hij de stap, dan vindt hij ook iets buitengewoons... Heusch, ditmaal lieg ik niet... Dat huis is ver over de grenzen bekend. Er kwam eens een comité uit een engelsche stad om de woningtoestanden hier te bestudeeren. Een oolijke gids bracht ze in dat huis. Je moet het verhaal van de waardin hooren, je lacht je tranen. Het comité is nooit verder gekomen dan zijn hotel en dat huis. Toch is er een lijvig rapport uitgebracht, want het comité stuurde zijn klerk om de toestanden te bestudeeren. Ondertusschen bestudeerde het comité het huis. Maar daarvan kwam geen letter in het rapport. Van hotel naar Rood Paleis, vice versa, een week lang.

Henri lachte. Tijs lachte niet. Zijn stem flakkerde toen hij sprak.

- Hoor, je zei van nieuwelingen. Je hebt gelogen daarnet. Nou, ik heb óók gelogen.

- Dat dacht ik al, zei Henri. Jij toon-

[pagina 32]
[p. 32]

beeld van kuischheid uit mijn kinderjaren. De woorden ontgingen Tijs omdat hij iets zag. Voor het eerst deed Henri zijn oogen neer. Henri zat rustig in afwachting. In het doodsbleeke gezicht waren zijn oogleden lichtrood, ziekelijk. Rood van ziekelijkheid of moeheid of verdriet. Tijs zag het met een kleinen schok dien hij bedwong. Het gelaat tegenover hem werd volkomen onwezenlijk. Een wit huis op een afstand, met twee roode markiezen, neergelaten, roerloos. Hij was zoo weg in den aanblik, hij besefte niet eens het dichterlijke van zijn vondst.

Henri zei:

- Ik had je dadelijk getaxeerd. Je hebt een onmeedoogend leven achter je rug. Dat zag ik zoo. Maar ik zag alleen het onmeedoogende van de tropenzon. En van je werk. Je hebt hard gewerkt in een moordend klimaat. Je lever is ziek, je oogwit ziet geel. Maar je hebt niet gedronken en niet geboemeld. Je hebt die verleidingen weerstaan, ik weet niet of het uit deugd was of uit bekrompenheid. Maar weerstaan heb je ze.

- Ja God, je zegt de waarheid. Ik bedoel, ziek ben ik niet. Maar je hebt gelijk dat ik groen ben. Ik loop tegen ieder op te snijen van mijn galante avonturen. Ik wil bij niemand achterblijven. Maar ik heb geen zin

[pagina 33]
[p. 33]

gehad in die indische vrouwen. In mijn buurt waren ze trouwens leelijk. In West-Java zijn ze beter. Maar toch. Ik voelde niets voor die bruine schepsels. Ze waren me te glad, ze zouden me te veel door mijn armen gegleden zijn. Ik heb behoefte aan iets stevigs, botten, en geen deeg.

Hij zei het ruw, en hij was toch beangst. Henri sloeg zijn oogen langzaam op.

- Ik heb aan jou gedacht, zei Tijs. Jij was altijd een losbol. Ik durf niet alleen. En ik ben ook bang voor een ziekte. Ik praat als een oud wijf, ik weet het, maar ik durf niet. Het oog van Henri werd merkwaardig helder.

- Nee, zei hij.

Hij stond op. Eer Tijs het wist had hij den waard betaald en stond op straat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken