Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Rood paleis (1936)

Informatie terzijde

Titelpagina van Rood paleis
Afbeelding van Rood paleisToon afbeelding van titelpagina van Rood paleis

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.88 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.28 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Rood paleis

(1936)–F. Bordewijk–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 126]
[p. 126]

Het sterven in stijl

Meer en meer werd Henri Leroy zich bewust van de grootte der kloof tusschen hemzelf en den zwarten Tijs. Hij kwam ertoe te betwijfelen of de ander wel ooit een offer zou worden van de eeuw, de mogelijkheid te erkennen dat de eeuw tegenover zekere naturen machteloos zou staan.

Zij dronken samen hun borrels, maar zij deden het zoo anders, - hij omdat het hoorde, Tijs met smaak.

Ze zaten samen in het huis, ze deden er beiden niets dan een vertering maken, maar hij kwam er om de vrouwen, Tijs om de eene vrouw Finda.

Ze bleven met den zomer in het land, maar hij omdat hij tot reizen te lusteloos was, Tijs omdat hij niet reizen wou.

Tijs zocht nog steeds een emplooi, hij had zijn winst gerealiseerd, zijn effecten in gewoon depot gegeven. Natuurlijk kon hij met zijn geld zich ergens inkoopen, maar hij was voorzichtig. Hij onderzocht de aanbiedingen van den meest onderscheiden aard grondig, alle wees hij af.

In Augustus ging hij veertien dagen naar den Achterhoek, en kwam terug met zijn aanstaande vrouw. Hij sprak van zijn aan-

[pagina 127]
[p. 127]

staande vrouw, nooit van zijn meisje, hij was niet verloofd en consequent.

Niets voor mij, dacht Henri.

Ze was een groote vrouw, deze Marie van Dam, een eind in de dertig. Het leek hem een karakter van ruwe kleuren, niet gevernist, de kleuren eenvoudig naast elkaar gezet. Ze was wat schonkig, maar frisch, geen boerin en geen dame, de mond ging wat indrogen, de tanden waren nog heel frisch.

Niets voor hem, misschien iets voor Tijs, als hij ervoor zorgde meester van den toestand te blijven.

Haar verblijf duurde drie dagen. Tijs trok in zijn oude hotel, zij in een ander, hetzelfde zou niet staan.

Het bleek dat Tijs met een primitieve eerlijkheid haar verteld had van Rood Paleis. Henri had hiervoor een zekere minachting, hij had ook een zeker bang vermoeden dat zij op hem zou neerbliksemen als den verleider. Niets daarvan. Ze wilde het huis zien, van buiten alleen, ze wilde erlangs met hen beiden.

Van sommige vrouwen weet ik niets af, dacht hij. Want dit voorstel van haar kwam al dadelijk bij hun eerste gesprek in de hal van Tijs zijn hotel. Maar er was met Tijs ook nog niets ergs gebeurd. Dit dacht hij er over heen.

[pagina 128]
[p. 128]

Na hun borrel - de vrouw een kop thee - gingen zij dan langs, Marie van Dam in het midden. Haar kleeding was goed, provinciaalsch, fatsoenlijk, onelegant. Tijs zonder hinder van warmte beende pezig-nerveus, zij zette er dadelijk het tempo van den Achterhoek in, niet dat van het fin-de-siècle. Henri bevond zich naast deze zware passen een bijloopertje, gauw buiten adem.

Op de Passeerdergracht ging het gematigder. Ze keek nieuwsgierig naar het pand, bruinrood, lakbruin, dat stil stond te zengen in de zon. Ze bleef even staan afkijken, onverschillig voor wat behoorde, wat niet. Henri vond de situatie onmogelijk, zij beiden, een boersche vrouw in hun midden, bij vol daglicht in het hart der hoofdstad gapend naar een bordeel.

- Ba, zei ze, is dat alles?

- Wilt u er niet eens in? Er komen hier meer dames.

Hij vroeg het pervers.

- Dank je stichtelijk.

Tijs zijn gezicht klaarde op. Ze liepen weer door en praatten wat na, maar heel in het abstracte, zonder détails. Haar opvatting was de gewone van: ik begrijp niet wat jullie mannen daar... enz.

Hij zag haar nog eens zonder mantel en hoed,

[pagina 129]
[p. 129]

en had toen wel oog voor het heldere voorhoofd, de ongerepte, de niet opvallend zedige verschijning. Ze was niets voor hem, ze was iets voor Tijs. Verliefd deden ze niet, ze spraken nooit over hun huwelijk, wanneer dit zou zijn. Er was, alles bijeen, tusschen hen veel kuischheid, ook tegenover hem. Ze zeiden niet hoe ze contact hadden gekregen. Het interesseerde hem nu ook minder dan eerst, toen hij haar portret had gezien. Het waren menschen die elkaar op een eenvoudige, natuurlijke manier moesten hebben gevonden. Die dingen kwamen vanzelf, voor sommige gestellen. Voor hem kwam dat nooit. Hij stond aan den anderen kant, niet afgunstig, niet superieur, enkel belangstellend.

Bij het heengaan zei ze tegen Henri dat Tijs toch niet te veel ‘daar’ naar toe moest gaan, dat hij haar trouw moest blijven. Voor het eerst bleek iets van haar innerlijk. Zij wist dus dat Tijs daarginds nog niets wezenlijk ingrijpends had gedaan. Tijs lachte, misschien iets te luid. Hij ging met haar mee naar het oosten terug. Zij pakte de hand van Henri als een verroeste stalkraan en draaide hoogst hartelijk.

Henri Leroy was nu weer alleen, tot September, tot de terugkomst van Herdigein. Naar

[pagina 130]
[p. 130]

Rood Paleis ging hij niet. Want al bleef hij in de stad, het misstond voor een heer van de beurs in deze maanden het huis te bezoeken. Men was nu eenmaal zekere dingen aan zichzelf verplicht, het protocol der roué's had zijn ongeschreven artikelen, één betrof het moratorium der zomermaanden.

Nooit nog was hij zoo lusteloos geweest, te apathisch zelfs voor reizen, in zijn woning alleen, de oude vertrokken naar Schotland. Rood Paleis had hem niet in zijn greep, de eeuw wel. Zijn bloed was verzonken tot waar het niet verder ging. Het lag ergens buiten hem, onvindbaar. Dit alles kon niet zoo blijven, er moest iets nieuws komen. Voor hem was dat niet weggelegd, en het maakte hem geenszins ongelukkig. Integendeel, die menschen uit het oosten waren niets voor hem.

In deze dagen begon het fin-de-siècle zijn gedachten zeer dwingend te bezitten. Hij kwam niet aan de zaak, hij lag meestal thuis op een divan, rookte veel sigaretten, en dronk borrels, heel matig.

Toen overkwam hem iets, een fantasie of een visioen, hij wist het niet. Hij had veel moeten denken aan dat meisje, het doodskopje Lucidarme, daarginds. Deze was ten slotte niet meer van de eeuw, maar van dat wat

[pagina 131]
[p. 131]

blijft als de eeuw in den afgrond is gevallen en de larven verrijzen. Hij zag de stad van deze doodskoppige larven bevolkt, ze zaten voor alle vensters en staarden in een lucht die wit was zonder licht. Nimmer raakte hij de obsessie geheel kwijt, ze bleef hem bij tot zijn dood, tot hij viel, later, onder den kogel, - gestorven nog eer de dragers met hem het veldlazaret hadden bereikt.

Het verontrustte niet, hij lag het beeld kalm te bekijken. Den eersten tijd riep hij het vaak op. Het was een uiterste consequentie, een wereld zonder menschheid, krielend van larven.

Hij lag te bespiegelen, zwijgend en intensief. Hij was zoo ver in zelfbedwang dat een obsessie hem minder hinderde dan interesseerde.

Hij dacht:

Wij hebben het sterven gemaakt tot het hoogtepunt van ons leven. Van òns leven is de uiterste consequentie de dood. In ons, negentiende-eeuwers, is Socrates herrezen. Wij sterven in stijl. Wij sterven met het woord op de lippen. In den beginne was het woord. Het woord is ook het einde. Wij sterven aan onze dialectiek.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken