Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 142]
[p. 142]

Vergif en overlopers

In Axminster komt Valentijn 's avonds even bij Simon en Nelis. Ze zijn alle drie moe.

‘Wij moeten morgen verder in de richting Beaminster,’ zegt Valentijn.

‘Wij hebben een rustdag,’ zucht Simon tevreden. ‘Misschien blijven we hier zelfs wel twee dagen.’

‘Ik sprak Reinier van Swaenswijck,’ zegt Valentijn. ‘Volgens hem trekken de troepen van koning Jacobus alweer weg van Salisbury. Dat zou mooi zijn, dan is er geen gevecht nodig.’

‘Het zou kunnen,’ meent Simon, ‘maar leer dit van mij: in een oorlog is niets zeker. Generaals schuiven met hun troepen alsof het beesten zijn. Ze laten je rustig drie keer op een dag hetzelfde stuk lopen, heen en weer.’

Nelis en Valentijn knikken, ze verwachten al een van de vele soldatenverhalen van hun goede vriend, maar dit keer heeft Simon meer aandacht voor de maaltijd die hij klaarmaakt.

 

Valentijn gaat terug naar het huis waar ze die nacht ingekwartierd zijn. Alice staat aan de deur te praten met Henri, ze schijnen veel pret te hebben.

‘Moet je niet naar binnen?’ zegt Valentijn. ‘Je staat op de tocht, zo word je nog ziek.’

‘Dat moet ik zelf weten, dat gaat jou niet aan,’ zegt Alice snibbig. Ze leunt overdreven behaagziek tegen Henri aan, maar dat schijnt Valentijn niet te interesseren.

‘Ga maar op tijd slapen,’ zegt hij. ‘Morgen is het weer een lange dag.’

‘Ja Pa,’ smaalt Alice. ‘Ga maar lekker slapen, Pa.’ Ze blijft nog meer dan een uur met Henri fluisteren en lachen.

 

Op vrijdag 23 november gaan Valentijn en Alice met een groepje van zes soldaten op weg. De hoofdchirurgijn zal met de rest van het medische team later op de dag volgen.

Valentijn krijgt de leiding. Hij heeft zes pakpaarden met dekens, zakken geneesmiddelen en alle instrumenten van zijn baas. Een kostbare lading, zes soldaten als bewaking is niet veel.

[pagina 143]
[p. 143]

Ze sjokken rustig over het smalle weggetje in oostelijke richting, alles lijkt goed te gaan. Dan stopt opeens de voorste soldaat. Hij wijst vooruit. ‘Daar komt een groep ruiters aan.’

Valentijn ziet nog niets, de heggen aan weerskanten ontnemen hem het uitzicht. Hij loopt snel naar voren en ziet bij de soldaat door een gat in de heg de ruiters. Ze dragen geen uniform, het zijn er zeker zestig. Van welke partij zijn die lui? Wat doen ze hier? Als het vijanden zijn maakt het groepje van Valentijn geen enkele kans tegen zo'n overmacht.

Lang duurt de spanning niet. De ruiters zien hen nu ook. Zij stoppen en een gaat er vooruit.

‘Hoort u bij de prins van Oranje?’ vraagt hij.

‘Van wie komt u?’ vraagt Valentijn.

‘Wij zijn onafhankelijke heren uit Dorset,’ zegt de ander trots. ‘Wij zoeken de prins van Oranje.’

‘Dan bent u op de goede weg,’ lacht Valentijn opgelucht. ‘U vindt de prins in Axminster. Dat is niet ver.’

‘Het is in een ander graafschap, wij willen ons pas bij de prins voegen als hij ons graafschap binnenkomt. Weet u welke route het leger van de prins volgt?’

Dat weet Valentijn niet.

Een van de soldaten heeft wel iets gehoord. ‘Zij gaan waarschijnlijk via Chard en Crewkerne naar Sherborne,’ zegt hij.

‘Dan moeten wij ons daar maar bij hem voegen,’ zegt de ruiter. Hij wil wegrijden.

Valentijn roept hem aan: ‘Wilt u ons begeleiden naar Beaminster? Wij zijn maar met een klein groepje en we vinden het onveilig hier.’

De ruiter lacht. ‘Dit is een goed land voor protestanten, hier wonen bijna geen roomsen, u kunt hier veilig reizen.’

‘Toch vinden wij een geleide van bevriende ruiters rustiger,’ houdt Valentijn vol.

De man overlegt het verzoek met zijn vrienden. Er komen er tien naar voren die de groep van Valentijn zullen bewaken, de anderen rijden snel weg, zij reizen via Beaminster meteen naar Sherborne.

 

Valentijn en zijn zwaar beladen paarden komen maar langzaam vooruit. Drie keer worden ze die ochtend ingehaald door solda-

[pagina 144]
[p. 144]

ten. Het zijn groepjes van tien of twintig man, die redelijk snel over de smalle weg vooruitkomen. Zij zijn vrolijk.

‘Het lijkt wel of jullie een plezierreisje maken,’ roept Alice naar de soldaten.

‘Het is hier een goed land,’ antwoordt een van de mannen. ‘De mensen zijn blij dat we komen, we krijgen overal eten en drinken. Het is de mooiste veldtocht die ik ooit meegemaakt heb.’ Zijn maats zijn het roerend met hem eens. Ze worden goed betaald, de bevolking is hen goed gezind en ze hoeven niet te vechten.

‘Pas op voor Parnham-House bij Beaminster,’ waarschuwt een van de ruiters. ‘Dat is een rooms bolwerk, die lui zijn niet te vertrouwen.’

‘Wie ons in de weg loopt schieten we neer,’ roept een jonge soldaat. Ze stappen stevig door en zijn spoedig een heel eind verder.

 

Zo lijkt het een rustige dag te worden.

Valentijn passeert met zijn groep ook het roomse Parnham-House, ze zien er niet veel van. Het ligt een eind van de weg af. Tussen de kale bomen door ziet Valentijn een mooi landhuis, maar zulke huizen hebben ze al meer gezien. Het lijkt volkomen ongevaarlijk.

De stevige, vierkante toren van Beaminster is al te zien.

‘Weet u een adres waar we kunnen slapen?’ vraagt Valentijn aan een van de ruiters. Nog voor de man kan antwoorden roept Alice:

‘Valentijn, kom gauw, hier liggen soldaten, ze doen zo raar.’ Ze staat bij een smalle beek en wijst naar een groepje mannen dat daar op de grond zit en ligt.

Valentijn haast zich erheen. Hij herkent enkele van de mannen die hen eerder op de dag voorbij liepen. ‘Wat is er met je?’ vraagt hij aan de man die het dichtst bij hem tegen een boom geleund zit.

‘Ik voel me zo ziek,’ kreunt de man. ‘Ik zie haast niets meer. Ik ga dood.’

‘Wat heb je dan gedaan?’ vraagt Valentijn. ‘Heb je iets gegeten of gedronken?’

‘We hebben van alles gekregen,’ zegt de man. ‘Daar in dat grote huis.’ Hij wijst naar Parnham-House.

[pagina 145]
[p. 145]

Valentijn weet wat hij moet doen. ‘Kom mee,’ roept hij naar Alice. Hij holt naar het paard waarop ze hun geneesmiddelen geladen hebben. Hij haalt snel de hele vracht van de rug van het dier en graait in de tassen. Hij vindt zonder moeite de poeders die hij zoekt.

‘Geef me twee bekers,’ roept hij naar Alice.

Hij neemt de bekers aan, strooit er het geneesmiddel in en zegt: ‘Kom mee. Vul die bekers met water, laat het poeder oplossen en geef ze dat te drinken. Ze moeten drinken. Als ze niet meer kunnen slikken giet je het ze maar in hun keel.’

Samen werken ze in korte tijd het hele groepje zieke soldaten af. Hijgend staan ze naast elkaar. Zal het lukken? Gespannen kijkt Valentijn naar de reactie van zijn patiënten. Een begint er te braken, hij spuugt zijn kleren onder en blijft slap tegen de boom leunen. Dan wordt de tweede misselijk en de derde.

‘Goed zo,’ juicht Valentijn. ‘Nu de tweede ronde. Ze moeten alles uitkotsen.’ Ruim een uur zijn Valentijn en Alice zo bezig. Dan staan ze bij de krimpende en spuwende mannen en weten ook niet meer wat ze moeten doen. De een na de ander komt bij en kijkt verbaasd naar de stinkende bende om zich heen.

‘Wat heb ik nou gedaan,’ mompelt een van de mannen.

‘Ze leven!’ juicht Alice. ‘Valentijn, je hebt hun leven gered!’ Spontaan omhelst ze de jonge geneesheer. Die reageert verlegen.

‘Ja, laat maar, ruim liever die kots op.’

Voor Alice is dat de definitieve afknapper. Huilend doet ze wat er van haar gevraagd wordt. Hoe kan iemand zo bot zijn, daar moet je wel een Hollander voor zijn. Nooit, nooit, nooit kijkt ze meer naar die jongen om, dan liever een Fransman, die weet tenminste wat romantiek is.

 

Het flinke optreden van Valentijn krijgt nog een vervolg. De hoofdchirurgijn heeft zijn groepje ingehaald net op het moment dat Valentijn klaar is met de behandeling. Hij vertelt zijn baas wat er gebeurd is en wat hij gedaan heeft. Die luistert aandachtig, laat vervolgens de arme soldaten nog eens behandelen en voert ze af in zijn hospitaalkarren. In Beaminster schrijft hij in een uitvoerig rapport aan de prins hoe hij hoogst persoonlijk tien soldaten het leven gered heeft die door het personeel van Parnham-House vergiftigd waren. De rol van Valentijn wordt in het stuk

[pagina 146]
[p. 146]

niet genoemd, de eer is voor de officier en het werk voor het knechtje.

Dat knechtje slaapt die avond al vroeg, hij heeft geen weet van rapporten en hij merkt ook niets van het verdriet van Alice.

 

Tijdens de opmars naar Sherborne heeft Valentijn het te druk om met Alice te praten en zo raken ze definitief uit elkaar.

In Sherborne ziet Valentijn zijn zusje weer en Simon. Hij merkt dat Nelis er slecht uitziet. Zou ze te moe zijn? Hij vraagt er Simon naar.

‘Nee, het is heel wat anders,’ zegt Simon. ‘Ze wil naar Londen, het duurt haar te lang. En die twee kantoormannetjes zijn ook heel vervelend. Ze is moe en ze let niet meer zo goed op, dus maakt ze wel eens een foutje. Dat blazen die mannetjes enorm op. Mijnheer Huygens heeft al te veel klachten over Nelis gekregen, ik weet niet hoe dit af moet lopen.’

Nog diezelfde avond merken ze hoe het afloopt. De oudste klerk heeft zijn zoveelste klacht bij de secretaris van de prins geuit. Huygens begrijpt dat het zo niet langer kan. Hij neemt een besluit. Hij stuurt zijn klerk weg en schrijft zelf een bevel tot overplaatsing uit. Uit een vergadering bij de prins weet hij dat er bij een van de stafbataljons een schrijver nodig is. Daar moet Nelis heen, meteen de volgende dag al.

Simon is perplex als hij het hoort.

‘Maar mijnheer Huygens, dat kind hoort bij ons, we kunnen haar... eh hem toch niet zomaar wegsturen.’

‘Simon, je weet dat ik je neef graag mag. Geloof me als ik zeg dat ik het voor zijn bestwil doe. Hier heeft hij geen leven met die twee klerken, hij moet een tijdje onder vreemden, dat is beter.’

Nelis leest het overplaatsingsbevel eerst verkeerd: ‘Tiende strafbataljon? Waarom moet ik naar een strafbataljon?’

Simon krijgt tranen in zijn ogen. ‘Nee kind, het is een stafbataljon, zie het maar als een promotie, je hoort nu bij de legerstaf, je bent al haast generaal.’ Het lukt hem niet meer echt grapjes te maken.

Valentijn is er bij, hij wil zijn zusje troosten, maar tot zijn verbazing zegt ze alleen maar: ‘Misschien is de staf wel het eerst in Londen.’

[pagina 147]
[p. 147]

De volgende dag is een rustdag.

Nelis mag niet meer bij Huygens werken, maar haar nieuwe onderdeel is nog niet in Sherborne aangekomen. Ze heeft dus niets te doen. Ook Valentijn heeft rust. Samen wandelen ze een eindje buiten de stad langs een langgerekt meer. Nelis praat natuurlijk over hun vader. ‘Snap je nou dat er niemand is die hem gezien heeft?’ Valentijn weet niet wat hij daarop moet zeggen. ‘We kunnen het niet aan alle mensen vragen, misschien zijn er wel die hem geholpen hebben, maar wij komen die mensen toevallig niet tegen.’

Op de vijver zijn prachtige zwanen. Ze kijken ernaar en merken daardoor pas op het allerlaatste moment dat Alice en Henri ook bij deze vijver wandelen. Alice is weer heel vriendelijk, ze lacht en praat druk.

‘Mooi hè, die zwanen, wie weet wat ze geweest zijn...’

‘Hoe bedoel je dat,’ vraagt Henri.

‘Het kunnen wel de zielen zijn van mensen die verdronken zijn. Misschien zwemt je vader hier wel,’ zegt ze tegen Valentijn. Ze giert van het lachen als ze zijn verbaasde gezicht ziet.

‘Het kan best hoor, er zijn zo vaak mensen betoverd. Als je het juiste toverwoord kent kun je ze terugroepen in het land van de levenden.’ Lachend loopt ze door met ‘haar’ Henri.

Nelis kijkt met heel andere ogen naar de zwanen. Betoverde mensen, zielen van verdronken mensen, in dit rare land kan alles. Als je het juiste toverwoord kent is alles mogelijk.

 

De volgende dag heeft ze geen tijd meer om over betoverde zwanen na te denken. Ze moet aan het werk in het legeronderdeel waar ze nu bij ingedeeld is. Alles gaat hier in het Engels. Na het rustige leven bij Huygens is dit heel wat anders. Nog voor ze goed en wel weet wat er van haar verwacht wordt, moet ze Simon en Valentijn al verlaten. Haar troep reist voor de hoofdmacht uit en gaat in twee dagreizen naar het dorpje Chilmark. Daar wachten ze tot de overige troepen ook zo ver zijn. Een paar dagen rust.

Nelis is eenzaam hier. Het werk is niet zo moeilijk als ze gedacht had, maar ze is wel helemaal alleen en ze moet weer heel goed oppassen dat niemand merkt dat ze een meisje is.

Ze gebruikt haar vrije uren op deze rustdagen om naar haar vader te vragen. Zonder resultaat, de mensen kijken haar verbaasd

[pagina 148]
[p. 148]

aan, ze begrijpen niet waar ze het over heeft. Van vermoeidheid en teleurstelling gaat Nelis steeds slechter Engels spreken. Ze kan al die vreemde klanken niet meer vormen, de woorden is ze vergeten. Deze reis duurt te lang, ze wil haar vader vinden, ze heeft genoeg van de heuvels, de heggen, de modder, de bomen, de huizen met rieten daken. Ze wil naar Londen. Ze heeft het benauwende gevoel dat ze haar doel nooit zal bereiken.

Voor Nelis is het kil in Chilmark.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken