Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Hij is in Faversham...

Op maandag komt het leger weer in beweging. Nelis ziet Valentijn door het dorp komen, ook Simon komt voorbij met zijn pakpaarden. De klerken doen alsof ze Nelis niet zien.

‘Ik heb nieuwe laarzen!’ roept Nelis naar Simon, die wuift terug, maar hij kan niet stilstaan, ze moeten verder.

Valentijn heeft wel even tijd, hij hoort het goede nieuws over hun vader.

‘In Salisbury gaan we samen op zoek,’ belooft hij.

De tocht is wat gemakkelijker dan op voorgaande dagen, de wegen zijn iets beter; het blijft koud, maar het regent niet.

[pagina 154]
[p. 154]

De troep waar Nelis nu bij hoort haalt Salisbury gemakkelijk die dag. Ze worden gelegerd ten noorden van de stad.

‘Daar ligt jouw Old Sarum,’ zegt de kapitein. Hij wijst naar een heuvel met ruïnes. ‘Je ziet wel, het zijn alleen maar oude stenen.’

‘Wonen er geen mensen?’ vraagt Nelis.

‘In die ruïne niet, er omheen misschien, het is goede grond.’

 

Valentijn is ook al bij Salisbury aangekomen. Nelis vindt hem niet ver van haar eigen kampement.

‘Het is nog licht, we kunnen nog wel op onderzoek uitgaan,’ stelt Valentijn voor.

Dat wil Nelis wel. Ze kunnen allebei wel een paar uur weg. Misschien vinden ze hun vader vandaag nog!

Ze stappen flink door en komen na een half uur aan de voet van de heuvel.

‘Waar wonen Mary en Chris Steevens?’ vraagt Nelis bij het eerste huis dat ze zien.

De mensen kijken een beetje achterdochtig. Met zoveel soldaten in de buurt zijn ze voorzichtig, met die legers weet je maar nooit wat er gebeurt.

‘Die kant uit,’ zegt de man tenslotte. ‘Aan de achterkant van de heuvel, het is een kleine boerderij met dakpannen.’ Dat laatste is iets bijzonders en het is voor Valentijn en Nelis nu heel eenvoudig het huis van Mary Steevens te vinden.

Met kloppend hart gaan ze naar het boerderijtje toe. Wat ligt het daar mooi, zo onderaan die hoge heuvel. Als vader nu eens in de tuin aan het werk was...

Ze doen de lage deur open en roepen: ‘Is hier iemand?’

Uit een soort keuken komt een oude vrouw naar voren. Ze kijkt Valentijn en Nelis vriendelijk aan. ‘Zoeken jullie iets?’

‘Wij komen van Maggie uit Chilmark,’ zegt Nelis. ‘We komen haar zuster Mary de groeten doen en we hebben een vraag over Dirk Nooten.’

‘Kom binnen, kom binnen, ik ben Mary Steevens. Wat leuk dat je helemaal uit Chilmark gekomen bent om me dit te vertellen. Chris! Er is bezoek, kinderen uit Chilmark!’

‘We komen uit Holland. Ik heb uw zuster gesproken, zij zei...’

‘Hoe gaat het met haar? Is zij gezond?’

[pagina 155]
[p. 155]

Nelis moet nu eerst over de oude Maggie vertellen. Zij probeert het zo te doen dat het een beetje goed klinkt, maar Mary Steevens weet best wat ze bedoelt.

‘Och ja, die arme Maggie, haar man en haar kinderen zijn in een jaar tijd achter elkaar gestorven. Ze is daar nooit overheen gekomen, is ze nog erg in de war?’

‘De dominee denkt dat ze af en toe best verstandige dingen zegt.’

‘Dat is goed, dat is heel goed, die arme Maggie, vroeger was ze zo mooi en nu... zo gaat het met ons allemaal...’

‘Uw zuster heeft een Hollandse zeeman naar u toe gestuurd,’ zegt Nelis voorzichtig.

‘Je bedoelt Dirk? Ja die is hier geweest.’

‘Is hij hier dan niet meer?’

‘Nee kind, die is allang weg.’ Mary Steevens ziet de teleurstelling op het gezicht van Nelis. ‘Jij lijkt op hem.’ Zij kijkt Valentijn aan. ‘Jij lijkt ook op hem, maar hij is precies... Zijn jullie zijn kinderen?’

Nelis knikt.

‘Chris, kijk nou toch eens. De kinderen van die arme Dirk. Heet jij soms Nelis?’

‘Ja, zo heet ik.’

‘Het klopt, het klopt toch. Je vader is erg in de war, hij weet niet hoe hij hier gekomen is, hij wilde beslist naar Londen. We hebben hem bijna een maand hier gehad. In die tijd is hij aardig aangesterkt en hij werd ook wat rustiger. Hij zei ook steeds meer, hij mompelde vaak: ik moet naar huis, ik moet naar Nelis.’ Mary Steevens herhaalt het Nederlandse zinnetje heel duidelijk. ‘Ik moet naar huis, ik moet naar Nelis.’

Valentijn en Nelis huilen allebei.

‘Hij is het, hij is het!’ roept het meisje uit. ‘Waar is hij nu?’

‘Kinderen, kinderen, dat is een heel verhaal. Ga even zitten. Ik pak een beker melk voor je en dan zal ik het je allemaal vertellen.’

 

‘Wij zitten hier vrij ver van de kust, maar onze zoon Jack heeft met zijn vrouw Isabel een herberg in Faversham. De Queen's Arms heet die herberg - het wapen van de koningin. Dat is het wapen van onze goede koningin Elisabeth zoals je zult begrijpen,

[pagina 156]
[p. 156]

wij zijn protestantse mensen. Faversham is hier wel ver vandaan, maar het ligt vlakbij de rivier en die rivier is dichtbij de zee. Wij dachten zo: als Dirk in Faversham kan komen is hij bij de zee. Over de rivier naar Londen varen altijd Hollandse schepen. Zo kan hij thuis komen. Nu was de vraag: hoe krijgen we Dirk in Faversham? Dat bleek heel eenvoudig. Er is hier een koopman die regelmatig naar Londen gaat, hij moest deze zomer eerst naar Canterbury en Faversham was op zijn weg. Hij heeft je vader meegenomen en hij vertelde ons twee weken geleden dat hij hem bij onze zoon Jack heeft gebracht.’

Dat is goed nieuws.

‘Ik wil ook naar Faversham,’ zegt Nelis.

‘We zijn nu in het leger, daar kunnen we niet zomaar weglopen,’ meent Valentijn.

‘Als het nodig is kan alles, ik ga naar Faversham.’

Mary en Chris Steevens kunnen dit Nederlandse gesprek niet verstaan; toch heeft Mary wel begrepen wat Nelis wil.

‘Faversham is heel ver weg,’ zegt ze. ‘Die koopman gaat pas over een paar maanden weer die kant uit. In de winter is het te gevaarlijk om te reizen.’

‘En toch wil ik naar Faversham,’ houdt Nelis koppig vol.

 

Het is al bijna donker als Nelis en Valentijn afscheid nemen van Mary en Chris Steevens. Ze beloven nog eens terug te komen voor ze Salisbury verlaten.

Zwijgend lopen ze om de heuvel heen terug naar hun kamp. Valentijn kijkt omhoog naar de afgebrokkelde muren van het oude fort. De laatste zonnestralen verlichten de randen van de ruïne. Hij blijft staan en kijkt nog scherper. Het is net alsof daar iemand naar hen loert. Wie zit daar in dat oude fort? Hij houdt zijn zusje tegen.

‘Ik wil wel eens weten wat die vent daar uitspookt,’ zegt Valentijn zachtjes. ‘We lopen gewoon door en gaan dan langs een omweg omhoog, zo komen we achter dat mannetje. Misschien is het wel een spion.’

Nelis voelt niet zoveel voor het avontuur, maar ze laat haar broer niet in de steek. Ze lopen door en gaan pas een heel eind verder de heuvel op.

Eerst is dat niet moeilijk, maar het laatste stuk is heel steil.

[pagina 157]
[p. 157]

Hijgend komen ze boven. Er is niemand te zien... of toch? Er loopt een meisje over het vlakke stuk grond binnen de muren.

‘Dat is Alice,’ zegt Valentijn verbaasd. Nelis herkent haar ook. Wat doet Alice hier zo laat?

Ze weten niet dat Alice weer verdriet heeft. Ook Henri is onaardig tegen haar geweest en nu is ze zomaar wat gaan wandelen. Ze is tegen de heuvel opgelopen en slentert binnen de ruïne rond. Het is een verlaten, geheimzinnige, verdrietige plek, dat past precies bij haar stemming.

Valentijn en Nelis laten zich in de schaduw van de muur naar beneden zakken. Ze zijn nu onzichtbaar in het donkere deel van het oude fort. Dan zien ze iemand achter Alice aansluipen, een man of een jongen, dat is hier vandaan niet te zien.

‘Alice, kijk uit!’ schreeuwt Valentijn.

Het meisje kijkt op, haar achtervolger draait zich geschrokken om. Alice vlucht weg en Valentijn rent naar voren.

‘Wat moet jij hier?’ vraagt hij boos aan de jongen.

Die zegt niets, hij komt dreigend op Valentijn af.

Valentijn stapt achteruit, maakt dan een onverwachte beweging en gooit de jongen op de grond. Hij springt boven op hem, wringt de rechterarm van de onbekende jongen op zijn rug en dwingt hem zo stil te blijven liggen.

‘Hoe heet je en wat doe je hier?’

De jongen kreunt en zegt niets.

Alice geeft hem een schop en schreeuwt: ‘Nou joh, praten! Hoe heet je?’

‘Niet doen Alice, dat is niet eerlijk.’

‘Een eenzaam meisje aanvallen is ook niet eerlijk. Mannen, ik trap ze net zo lief allemaal in mekaar.’

‘Ik ben George Cary,’ zegt de jongen. ‘Ik woon hier.’

‘Maak dat de kat wijs,’ zegt Nelis. ‘Als jij George Cary bent kom je uit Torquay, je woont in het grote huis daar en je bent hier met een speciale opdracht van de koning.’

George Cary is zo verbaasd dat Nelis al die dingen over hem weet, dat hij zijn verzet opgeeft.

‘Goed, jullie winnen, ik zal alles vertellen.’

Valentijn laat hem los.

‘Ik woon al een paar weken in een hoek van deze ruïne. De ko-

[pagina 158]
[p. 158]

ning heeft me opgedragen inlichtingen te verzamelen over het leger van de protestanten. Van hieraf kan ik veel zien.’

‘Je bent dus een spion,’ zegt Alice.

‘Ik werk voor mijn vaderland,’ zegt de jongen trots. ‘Die buitenlanders hebben hier niets te maken, die moeten weg. Onze koning is de enige die recht heeft op de troon. De prins van Oranje is een indringer.’

‘Maar de prins van Oranje heeft op dit moment wel meer soldaten dan die koning van jou,’ zegt Valentijn. ‘Er zijn er al tienduizend overgelopen van de koning naar de prins en er komen er elke dag nog bij. Jouw koning kan beter eens met onze prins gaan praten, wij komen niet om te veroveren of te bezetten, maar om het recht te herstellen.’

De jongen zwijgt.

‘Waar is dat hol van jou?’ vraagt Nelis.

George Cary wijst hun de weg. Het is nu bijna donker. In een hoekje van de ruïne is nog een klein huisje dat min of meer heel is. Er brandt een vuurtje en er liggen wat spullen van de jongen.

In dat kapotte huisje praten ze heel lang en op den duur heel vriendschappelijk met elkaar. De drie soldaten van Oranje horen hoe mensen als George er over denken en zij geven hun mening. Het blijkt dat George Cary veel meer heeft nagedacht over de toestand in het land dan Alice en de beide Hollanders. Voor hen is al dat politieke gedoe maar onzin.

Tenslotte zegt Valentijn: ‘Het spijt me dat je aan de verkeerde kant staat, de prins bedoelt het goed.’

‘Ik sta aan de goede kant,’ mompelt de Engelse jongen.

‘We zullen niet als vijanden uit elkaar gaan,’ zegt Valentijn. ‘Jij krijgt tot morgenochtend de tijd om te ontsnappen. Ga naar je koning en vertel hem dat het een hopeloze zaak is, wij winnen het zonder een schot te lossen. Het leger, de vloot, ze zullen allemaal overlopen naar de prins van Oranje. Jammer voor jouw koning, maar zo gaat het wel.’

Ze laten George zijn spullen bij elkaar pakken en zien hem weggaan.

‘Hoe kun je nu zo'n spion weg laten lopen?’ zegt Alice. ‘Spionnen moet je ophangen.’

‘Laat hem maar lopen,’ meent Valentijn. ‘Hij meent het eerlijk. De getallen die ik noemde heb ik maar gefantaseerd. Hoe wist jij

[pagina 159]
[p. 159]

zomaar dat hij met een bijzondere opdracht hier was?’ vraagt hij aan Nelis.

‘Och, op het secretariaat van de prins lees je wel eens iets,’ zegt ze parmantig. ‘Maar wat deed jij hier, Alice?’

‘Ik wilde wat wandelen, iedereen is zo onaardig tegen me.’

‘Ook Henri?’ plaagt Valentijn.

‘Die Fransman, die kikker, die wil ik nooit meer zien. Dat is geen vent. Ik wil weg uit dit leger.’

Nelis en Valentijn laten Alice maar uitrazen, dat gaat vanzelf wel weer over. Ze spreken met elkaar af dat ze in de stad niets zullen zeggen over de spion.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken