Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Faversham

Nelis ziet niets van het mooie landschap. Na al die heuvels en dalen wil ze nog maar één ding: haar vader vinden en dan naar huis. Heggen, heuvels, aardige huisjes, bomen, tuinen uitgestrekte velden met schapen, ze heeft het allemaal al te vaak gezien. De rit duurt maar enkele uren, maar voor haar is het een eeuwigheid.

Een eind voor Faversham stopt men voor de maaltijd en zo wordt het vier uur eer Nelis in het centrum van het stadje van het paard getild wordt. Ze krijgt haar bagage en ze bedankt de edelman die haar zo snel hier gebracht heeft hartelijk. De vader van de bruid glimlacht vermoeid.

‘Het is wel goed jongen, ik hoop dat je weer spoedig thuis zult zijn en zeg ze daar bij jullie dat niet alle Engelsen zulke oplichters zijn als dat type waar je mee bij ons kwam. God zegene je.’

Hij draait abrupt zijn paard om en galoppeert het kleine stadje uit. De jonge vrouw wuift nog naar Nelis en dan is het gezelschap vertrokken.

[pagina 191]
[p. 191]

‘Kunt u mij zeggen waar de Queen's Arms is?’

Nelis vraagt het de eerste de beste voorbijganger.

Die lacht, wijst omhoog en zegt: ‘Wel jongen, heb jij geen ogen in je hoofd? Je staat onder het uithangbord van de Queen's Arms!’

Nelis ziet het, ze lacht verlegen en bedankt de man. Hierbinnen is dus haar vader. Hoe zal hij er aan toe zijn? Of is hij al doorgereisd naar Nederland? Is hij al thuis?

Ze stapt naar binnen en zegt tegen een jonge vrouw: ‘Ik kom van Mary en Chris Steevens, ik heb een bericht voor hun zoon Jack.’

De vrouw kijkt haar verbaasd aan.

‘Kom jij helemaal uit Old Sarum? Midden in de winter? Jack is niet thuis, maar ik ben zijn vrouw, wat is het bericht? Hoe heet jij, waar kom je vandaan?’

‘Ik ben Nelis Nooten, ik kom uit Holland en ik zoek mijn vader Dirk Nooten. Hij is door Mary hierheen gestuurd. Is hij hier?’

De vrouw is duidelijk wat in de war bij al die berichten. ‘Vertel me nu eerst, hoe is het met de ouders van Jack? Zijn ze gezond?’

‘Ja, ze zijn in goede gezondheid. Waar is mijn vader?’ Die vraag komt er meteen achteraan.

Isabel Steevens is duidelijk met de zaak verlegen.

‘Kom mee naar de keuken jongen, dan zal ik het je vertellen. Ga eerst eens rustig zitten en luister goed. Bedoel jij de Hollandse zeeman Dirk, de man die zijn geheugen kwijt is?’

Nelis knikt.

‘Juist ja, we... eh ik bedoel... nou ja, hij is hier niet meer.’

‘Is hij naar huis toe?’ vraagt Nelis.

‘Nee... dat niet, hij is in een tehuis, hij is in Rochester in het tehuis van dominee Woodgate, daar verplegen ze zulke mensen.’

‘Zit mijn vader in een gekkenhuis?’

‘Nee, het is een huis waar die dominee goed zorgt voor zulke mensen zoals jouw vader, het zijn er niet zoveel hoor, een stuk of zes geloof ik, ze zijn er heel gelukkig, ze mogen in de tuinen van de kerk werken. Jack weet er meer van, die heeft hem weggebracht.’

Nelis zit er verslagen bij. Denk je dat je klaar bent, is het weer niks.

[pagina 192]
[p. 192]

‘Waar ligt Rochester?’

‘De kant van Londen uit, het is niet zo ver. Donderdag gaat er een postkoets heen, dan kun je wel meerijden.’

Nelis hoort het en denkt: donderdag pas, het is nu maandagmiddag, dan kan ik net zo goed gaan lopen.

Ze zegt het niet. Ze laat zich door de vriendelijke Isabel naar de zolder brengen waar een stromatras ligt.

‘Leg hier je bagage maar neer. Beneden kun je je wassen en ga daarna eerst maar eens slapen, dan praten we later wel verder.’

Nelis gehoorzaamt zonder er verder bij te denken. Ze is zo moe, alle spanning van de lange reis verdwijnt, wat overblijft is slechts een intens gevoel van vermoeidheid. Ze hoeft niet meer te eten, ze wil alleen slapen, lang slapen.

Ze wast zich en gaat terug naar de zolder. Er liggen schone dekens, een ongekende weelde. Nelis rolt zich erin en als Isabel een half uur later komt kijken slaapt haar gast al.

Jack komt thuis, hij kijkt op zolder en ziet Nelis slapen. Het wordt avond en Nelis slaapt nog steeds, ze slaapt de hele nacht en wordt de volgende ochtend pas laat wakker.

 

De zon schijnt door een klein dakraampje op haar bed.

Verbaasd kijkt Nelis om zich heen. Wat is dit voor zolder? Is ze in Gouda? Nee, ze is op reis. Waar is Simon?

Beneden hoort ze mensen praten, ze spreken Engels. Langzaam komt het weer terug: ze is in Faversham en vader is niet meer hier, die zit in een of ander gekkenhuis.

Nelis blijft nog bijna een uur zomaar stil liggen. Ze kijkt naar het stof in de baan zonlicht en ze geniet van de warmte in dit eenvoudige bed. Als ze zich beweegt voelt ze nog de pijnlijke spieren, een herinnering aan de lange rit te paard.

Als een film trekken de beelden van deze lange reis aan haar voorbij. Wat is ze ver van huis. Hoe lang is ze nu al onderweg? Ze is alle besef van tijd kwijt. Alleen aan de lengte van haar blonde haren kan ze zien dat vele weken voorbijgingen sinds tante Anna haar knipte. De reis is een lange aaneenschakeling van vreemde ervaringen. En nog heeft ze haar doel niet bereikt. Donderdag misschien, dan kan ze met een postkoets mee. Zou het zo ver zijn? Ze kan toch wel gaan lopen?

Ze staat op en wordt beneden hartelijk begroet door Jack en

[pagina 193]
[p. 193]

Isabel. Die verzorgen Nelis alsof het een dierbaar familielid is, ze krijgt een stevig ontbijt en Jack laat haar het stadje zien.

Daarna volgt weer een flinke maaltijd. Om iets terug te doen helpt Nelis Isabel in de keuken. Jack en zijn vrouw willen precies weten hoe het met de ouders in Old Sarum gaat en Nelis is nieuwsgierig hoe haar vader hier kwam.

‘Op een dag stond hij hier ineens voor de deur. Een koopman uit Salisbury bracht hem,’ zegt Jack.

‘Was hij gezond?’ wil Nelis weten.

‘Gezond, ja dat wel, moe, net als jij, maar verder gezond. Alleen zijn geheugen, dat is niet goed. Hij weet dat hij Dirk Nooten heet, hij praat over Nelis en verder weet hij niets meer. De dominee uit Rochester zegt dat hij hem beter kan maken, dus hebben wij hem daar maar heen gebracht. Daarna weten wij ook niets meer. Donderdag ga je met de postkoets naar Rochester, dan kun je het zelf zien.’

Daar moet Nelis het mee doen, meer weten Jack en Isabel ook niet. Tegen de avond loopt ze maar eens naar het smalle riviertje dat van Faversham naar de zee stroomt. Het is vloed, de rivier staat vol water.

Nelis ziet drie mannen naar een vissersboot lopen. Ze dragen eenvoudige kleren, maar ze kan wel zien dat het geen vissers zijn. Ze passen niet in dit stadje. Ze komen uit een huis bij de kleine haven van Faversham en schrikken als ze Nelis zien.

Van mij hoef je niet zo te schrikken, denkt Nelis. Ik zal je niks doen. Ze loopt door en kijkt van een afstand nog eens om.

Twee van de mannen helpen eerbiedig de oudste bij het aan boord stappen. De schipper maakt zijn boot los en ze varen langzaam de rivier af.

 

In de herberg is het druk. Mannen praten opgewonden met elkaar. Ze hebben het er over dat in de afgelopen nacht de koning uit Londen gevlucht is. In de hoofdstad is het een bende, alle huizen van roomsen worden geplunderd. Er is helemaal geen gezag meer.

‘Het wordt tijd dat de prins van Oranje in Londen komt,’ roept een van de mannen.

‘De koning moet zelf terug gaan en zijn werk doen,’ meent een ander.

[pagina 194]
[p. 194]

Het wordt een heftige discussie.

Nelis gaat maar naar de keuken, daar kan ze Isabel en Jack helpen. Dat is leuker dan al die politieke discussies.

Nelis weet niet dat ze zojuist getuige is geweest van de vlucht van koning Jacobus ii. Die is inderdaad in de voorafgaande nacht met zijn knecht Labadie en de edelman Sir Edward Hales uit Londen vertrokken. Na een tocht per boot en later in een koets is hij via het landgoed van Hales in Faversham gekomen om vandaar met een bootje over te steken naar Frankrijk, waar zijn vrouw en hun pasgeboren zoontje al zijn aangekomen.

Nelis heeft de koning niet herkend, ze heeft zijn gezicht nog nooit op een plaatje gezien en een koning in een armoedig pakje is gewoon een mijnheer in oude kleren. Daar let je verder niet op.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken