Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zwanen op de Theems (1988)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zwanen op de Theems
Afbeelding van Zwanen op de TheemsToon afbeelding van titelpagina van Zwanen op de Theems

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.17 MB)

Scans (16.50 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.44 MB)

tekstbestand






Genre

proza
jeugdliteratuur

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zwanen op de Theems

(1988)–Nanne Bosma–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Zwanen op de Theems

Uren later moeten Dirk Nooten en zijn dochter bij de secretaris van de prins komen.

De heer Huygens heeft een ruim kantoor, hij is er helemaal alleen. Er is een open haard waar een flink vuur brandt.

‘Laten we hier maar gaan zitten,’ zegt Huygens. Hij kijkt Neeltje aan.

‘Wat jij gedaan hebt is prachtig en het is vreselijk gevaarlijk. Uit de brief van dominee Woodgate zijn me een aantal zaken duidelijk geworden, die ik al een beetje begon te vermoeden toen je nog bij mij werkte. Het is goed dat je met die man zo vrijuit ge-

[pagina 212]
[p. 212]

praat hebt. Ik weet nu dat je graag vroedvrouw wilt worden. Dat is een mooi beroep, je kunt er andere mensen mee helpen. Vrouwen kunnen dat veel beter dan alle geleerde doktoren bij elkaar. Je bent pienter en netjes. Het is vreselijk jammer dat je zo vroeg al van school moest.’

‘We hadden geen keus, Valentijn...’ zegt vader.

‘Ik begrijp uw keus. Het is gebruikelijk jongens voor te laten gaan. Toch wil ik hier iets aan doen. Daarover straks meer. Over u, Dirk Nooten, heb ik in diezelfde lange brief uit Rochester ook een heleboel gelezen. U bent een goede tuinman en u bent op een leeftijd waarop het goed is aan de wal te blijven. Een vriend van mij zoekt voor zijn landhuis bij Den Haag een tuinman. Mag ik u aanbevelingsbrieven meegeven voor die functie?’

‘Heel graag,’ zegt vader verbaasd. ‘Ik ben bang van het varen. Ik wil niet meer naar zee.’

‘Dat stond ook in de brief. U krijgt een woning op het landgoed en voor de verhuizing verzoek ik u dit bedrag van mij te aanvaarden.’

Huygens geeft vader een zakje met geld, wat hij verlegen stamelend aanpakt.

‘En nu jij, Neeltje Nooten. Jij gaat terug naar school en als je daar genoeg geleerd hebt laten we je opleiden bij een goede vroedvrouw, die je in een paar jaar tijd zal leren hoe je de kindertjes op de wereld helpt.’

Vader en dochter weten niet hoe ze het hebben.

‘U hoeft mij daarvoor niet te bedanken, ik kan het doen en ik doe het graag. Eén ding vraag ik van jou, Neeltje: elke maand een brief in dat prachtige handschrift van jou. Je vertelt me dan maar hoe het met jou en met je ouders gaat. In dit land, in dit paleis, is vrolijke post voor mij een troost. Ik zie dat je nog ergens over peinst, wat is het?’

Neeltje aarzelt, ze kent Huygens en ze vertrouwt hem, toch durft ze niet meteen te zeggen waar ze aan denkt.

‘Simon...’ zegt ze voorzichtig. ‘Simon is meegegaan om op mij te passen, ik ben weggelopen, hij wil graag naar zijn vrouw terug. Eigenlijk houdt hij helemaal niet van koken...’

Huygens lacht. ‘Simon kan heel goed voor zichzelf zorgen. Hij heeft al met me gepraat en we hebben een oplossing. Zodra de zaken van de prins hier geregeld zijn gaan er veel soldaten te-

[pagina 213]
[p. 213]

rug naar de Nederlanden. Simon zal daar bij zijn en ook je broer, als hij dat tenminste wil.’

Vader en dochter bedanken de secretaris hartelijk. Neeltje omhelst hem weer en ze belooft: ‘Ik schrijf elke maand.’

 

Van de klerken krijgen ze de officiële brieven in een waterdichte verzegelde tas. Ze hebben maar weinig tijd om Simon en Valentijn te vertellen wat Huygens allemaal voor hen doet.

Valentijn begrijpt het het eerst. ‘Ik vind het aardig dat ik terug mag,’ zegt hij, ‘maar ik blijf liever hier. Ik vind het wel leuk in het leger.’

‘Wat vreselijk voor moeder,’ zucht Neeltje.

‘Ik zal haar elke maand een brief schrijven,’ zegt Valentijn. Hij begrijpt niet waarom vader en Neeltje dat grappig vinden. ‘De post krijgt het nog druk,’ zegt Neeltje. Ze vertelt haar broer wat zij zojuist met Huygens heeft afgesproken.

 

Simon en Valentijn brengen de twee reizigers naar de boot die voorbij de grote brug over de Theems al klaar ligt. Het afscheid is voor allen moeilijker dan ze willen toegeven. Vooral vader heeft moeite om niet te huilen. Wanneer zal hij zijn zoon terug zien?

Ondanks de donkerte varen ze al snel weg. Het is koud. Vader gaat in de kajuit met zijn kostbare tas. Neeltje blijft aan dek.

Het schip glijdt zachtjes stroomafwaarts, er is licht van de maan. Er zijn weinig mensen aan dek, een man aan het roer en de schipper zelf. Neeltje staat helemaal alleen op de voorplecht van het bootje. Ze hoort de golven, ze ziet de streep maanlicht op het water. Bomen, torens, huizen glijden voorbij op de oevers, het wordt steeds eenzamer naarmate ze verder van de stad afkomen.

Dan ziet ze witte schimmen op het water. Geheimzinnig glijden ze met de stroom mee, ze komen dichterbij en Neeltje herkent zwanen. Statig glijden de dieren langs het bootje.

Neeltje denkt aan de woorden van Alice. Zwanen zijn de zielen van verdronken mensen, als je het juiste toverwoord kent kun je ze terugroepen. Haar vader was verdronken en zij heeft hem teruggeroepen. Wat was het toverwoord? Vriendschap? Liefde? Moed? Geluk?

Neeltje schudt haar hoofd. Onzin, het zijn gewoon de zwa-

[pagina 214]
[p. 214]

nen van de koning. Niemand mag eraan komen, het dons is voor de bedden in het paleis. Ze moeten onze prins maar gauw koning maken, denkt Neeltje, dan kan hij tenminste warm slapen.

De zwanen glijden weg en het is donker op het water, er glijdt een wolk voor de maan. Neeltje gaat naar binnen.

In de kajuit is het minder koud dan buiten.

‘Heb je dat touw nog?’ vraagt ze aan haar vader.

‘Touw? Welk touw?’

‘Die vrouw in Exeter gaf het je. Het is een tovermiddel tegen boze krachten.’

‘O, dit.’ Vader laat een stuk touw zien waar hij zijn broek mee vastgebonden heeft. ‘Ja dat heb ik al een hele tijd.’

‘Laat het daar maar zitten,’ zegt Neeltje. ‘We zijn nog lang niet thuis. Je weet maar nooit waar het goed voor is.’

‘Natuurlijk laat ik het zitten,’ zegt vader. ‘Anders zakt mijn broek af.’

Ze varen een heel eind en worden dan met een koets naar Rochester gebracht. Daar moeten ze een dag wachten. Morgen zal er een schip naar Holland vertrekken.

 

In Rochester logeren ze nog één nacht bij de familie Woodgate. Een dag en een nacht vol emoties.

Vader neemt afscheid van zijn maats. Die mannen zijn heel aardig voor elkaar, merkt Neeltje. Ze kloppen vader op zijn schouders en wensen hem goede reis. Dan gaan ze weer aan hun werk.

Ze spreken ook Henri de la Court. Die was ook bij het escorte van koning Jacobus. Neeltje is blij dat ze nog afscheid van hem kan nemen. Ze loopt met hem door het stadje. Ze zien het grote kasteel.

‘Zit de koning hier nog steeds?’ vraagt Neeltje.

‘Nog wel,’ antwoordt Henri.

‘Wat bedoel je met “nog wel”?’

‘Kijk zelf maar. Wat zie je voor het kasteel?’

‘Soldaten.’

‘Juist. Nu gaan we eens aan de achterkant kijken, hier bij de rivier en wat zie je dan?’

‘Hier staat niemand.’

[pagina 215]
[p. 215]

‘Juist. De koning kan zo wegvaren. We denken dat hij dat heel gauw zal doen.’

 

Dat klopt. Als Neeltje en haar vader op zaterdag 22 december, bij volle maan, wegvaren, zien ze een bootje achter het kasteel liggen. Terwijl hun schip op het ruime water de zeilen hijst, maakt dat kleine bootje zich los van de kant en vaart naar een gereedliggend vissersschip.

Koning Jacobus ii vertrekt ongehinderd uit het land waar hij niet meer gewenst is.

 

Vader en dochter staan aan de reling. Ze zien Rochester verdwijnen. Ze denken aan het afscheid van al die mensen die zoveel voor hen gedaan hebben, maar ze denken ook aan het weerzien dat hen wacht in Holland.

‘Als het meezit zijn we nog met Kerstmis thuis,’ zegt vader.

Neeltje lacht. ‘Dat zal niet meer lukken. Hier is het 22 december, maar in Holland is het nu Nieuwjaar.’

 

Ver weg, in Torquay, staat George Cary op het dak van de toren bij zijn huis. Hij is net teruggekomen en hij ontvlucht de drukte daarbinnen. Hij kijkt uit over de Torbay. In het heldere maanlicht ziet hij zelfs de overkant, Brixham, Berry Head.

Hij zucht. Hij is weer thuis, hier in dit uithoekje van Engeland waar nooit iets gebeurt, behalve op die ene dag in november.

Wat lijkt dat lang geleden. Toch is het minder dan twee maanden. Twee maanden waarin er in Engeland heel veel veranderde, zonder dat er gevochten of geschoten werd. Een revolutie zonder geweld, men zou het later de ‘roemrijke revolutie’ noemen.

George Cary is een van de mensen die niet blij zijn met die geweldloze omwenteling.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken