Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het spiegeltje (1921)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het spiegeltje
Afbeelding van Het spiegeltjeToon afbeelding van titelpagina van Het spiegeltje

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.40 MB)

Scans (12.51 MB)

XML (0.59 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het spiegeltje

(1921)–Ina Boudier-Bakker–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 145]
[p. 145]

Hoofdstuk XXII

DEN VOLGENDEN MIDDAG RIEP KOEN NICO bij zich. Zwijgend stond de jongen voor hem - en Koen terwijl hij zag den gemelijken trek in 't bleeke kindergezicht, dacht hoe ongerust hij van den winter om Nico was geweest. Dit leek ook niet veel naar een gezonden vroolijken jongen.

‘Hoor eens hier,’ zei hij, en er was een warme klank in zijn stem die den jongen deed opzien. ‘We moeten eens praten samen. Zeg eens eerlijk, valt het leeren je zóó moeielijk den laatsten tijd, dat het zoo slecht gaat?’

‘Ik weet niet,’ zei de jongen schouderophalend -‘'t gáát niet - niets gaat er - ik vind alles naar.’

‘Alles naar,’ herhaalde Martins misnoegd. Zoo iets begreep hij niet. Dat je zorgen hadt of verdriet ja - maar zóó in 't wilde alles naar vinden!

‘Is 't om dat piano-gespeel? Wrok je daarover?’

De grijze kinderoogen werden even opgeslagen, keken wrevel verlegen weer neer.

‘Als ik niet goed mag studeeren, speel ik net zoo lief heelemaal niet.’

‘Ik heb 't verboden, omdat je slecht leerde.’

‘Ik kan nu heelemaal niet leeren,’ zei de jongen dwars.

‘Dan blijft er ook voor je plezier geen tijd over,’ zei Koen streng.

‘Omdat mijn plezier is pianospelen,’ dacht de jongen en keek het raam uit.

Koen zat een oogenblik stil - een bitterheid, een ergernis steeg in hem op. Hij dacht aan wat Marianne gezegd had: ‘probeer met hem te praten, zooals je toch in je hart voor hem voelt.’ Deed hij nu al dien tijd anders? En met wat voor resultaat?

‘Als ik je nu toesta net als vroeger te studeeren, kan ik er dan van op aan dat je méér je best zult doen op school?’

Het gezicht van den jongen beefde en vertrok; al zijn opgekropte zenuwen om een tegenstand dien hij niet kon verwinnen, braken los - en hij barstte in snikken uit.

‘Ik kan 't niet beloven. Ik vind spelen óók niet eens meer prettig.’

Koen zat stil - dat behuilde jongensgezicht tegenover hem deed hem zeer. Wat was er nu met zoo'n kind aan te vangen?

Hij trok Niek naar zich toe.

‘Ik wil toch een flinken kerel van je maken,’ haperde

[pagina 146]
[p. 146]

hij - ‘geef me een hand en laten we met nieuwen moed beginnen - hè?’

Stil vertrouwen-zoekend gleed de hand van den jongen in de zijne - zijn oogen schuw beschaamd naar zijn vader op, prevelde hij:

‘Ik zal 't wel probeeren.’

 

Hij vertelde niemand in huis, zelfs Fré niet, wàt vader gezegd had. De eerste dagen ook speelde hij niet, maar in een moed der wanhoop trok hij met zijn boeken dadelijk na het eten naar boven, liet zich door Fré alles inpompen.

Marianne zag het, evenals Koen, hoe hij zich weerde tegen zijn eigen lusteloosheid - en op een middag zat hij opeens na schooltijd voor de piano en studeerde.

Marianne's oogen zochten triomfantelijk Koen.

‘Je hebt 't gewonnen met Niek,’ zei ze zacht blij toen de kinderen weg waren, ze samen in den tuin liepen.

‘Omdat hij speelt - wat ik zoo heerlijk vind hè?’ zei hij met galgenhumor.

‘Dat harde hoofd van jou - wie dat klein krijgt!’ riep ze half lachend, half in ergernis. Meteen liep ze naar binnen, joeg Con op van de canapé waar hij zat te lezen.

‘Jullie gaan met zijn vieren met mij naar de bioscoop. 't Is een tractatie aan jou.’

Hij keek verbaasd. ‘Aan mij?’

‘Ja - 't is vandaag je honderdste ei geweest, en dat gaan we nu vieren.’

Hij kreeg een kleur van plezier.

‘Wat - wat geven ze...’ stotterde hij.

‘Dat zal de verrassing zijn!’

Hij stond een oogenblik verwezen - holde dan met het verhaal naar de anderen toe - naar moeder. In een oogenblik kwamen ze aangevlogen om er alles van te hooren - waren dan weer weg om zich te gaan aankleeden, en binnen 't kwartier stormde het heele viertal kant en klaar binnen. In de gang stond Koen verwonderd.

‘Waar gaan jullie heen?’

Ze zei het hem.

Hij glimlachte, ving het dansend Jeannetje op. ‘Veel plezier!’

Op de stoep, terwijl hij hen uitliet, zei hij: ‘Heb je een anderen hoed op?’

Ze kreeg een kleur van boosheid.

‘Ja - al zes weken lang.’

‘Hij staat je goed,’ lachte hij.

[pagina 147]
[p. 147]

Ze gaf geen antwoord, maar ze had den scherpen blik gezien, waarmee hij haar opnam.

Toen Koen in den middag even bij Lize boven kwam, vond hij haar uit haar humeur en stil. Er was geen visite geweest, en al de kinderen uit, en Marianne ook - aan háár dacht nooit iemand. En toen even later Marianne met de kinderen thuiskwam, alle vier vroolijk binnenvielen met kleurig gebabbel en allerlei verhalen over 't geziene, bleef ze mokkend liggen kijken.

Nadat de kinderen weg waren zei ze:

‘Hoe kwam je er bij, Con naar zoo iets mee te nemen - hij houdt niets van die dingen.’

Voor Marianne verzonk de heele vroolijke middag.

‘Hij vond 't heusch prettig,’ zei ze zwak.

‘Nu ja, dat zei hij natuurlijk, Con is zoo fijn - maar hij is veel liever bij mij thuis, dan dat hij met jou uitgaat.’

Marianne zweeg. Ze had kunnen weenen in een wijd gevoel van vernedering. Als een bedelaarster voelde zij zich, wie de aalmoes in verwijt voor de voeten gegooid wordt. Toen zag zij Koen fronsen en opeens in een angst voor zijn mogelijke verdediging, ging zij de kamer uit.

Binnen viel een stilte. Koen zweeg, hij zag Marianne's gezicht, zooals het verbleekt zich wendde naar de deur. En de pijn, die deze herinnering hem gaf, weerhield hem in onbewust zelfverweer, Lize iets te zeggen over haar grove onredelijkheid. Aan tafel was hij stil en afgetrokken, ging meteen na het eten naar zijn kantoor, bleef dien ganschen avond werken.

--------------

Midden in den nacht werd Koen wakker, hoorde hij Lize zuchten. Hij boog zich naar haar over, schoof zijn arm onder haar, en hij voelde haar tegen zich aandringen, haar lippen zijn gezicht zoeken.

‘Hou je nog van me?’

‘Mal kind!’

‘Zèg dan...’

‘Och natuurlijk...’

‘Het meest? het aller-àllermeest?’

‘Het... allermeest.’

Met een snik van verlichting vleide ze haar wang op zijn arm, sliep weer in.

Hij kon den slaap niet vatten, lag uren stil, met strakke, open oogen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken