Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe (1932)

Informatie terzijde

Titelpagina van Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe
Afbeelding van Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de HogheToon afbeelding van titelpagina van Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.33 MB)

XML (0.07 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Strofen en andere verzen uit de nalatenschap van Andries de Hoghe

(1932)–P.C. Boutens–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 15]
[p. 15]

Tiende strofe

 
Die lichte god bemint de heimlijkheid
 
van jonge menschenzielen, in het donker
 
der teedre harten viert hij zijn geboorten;
 
en, wreede zegen zijnen uitverkoornen,
 
wijdt hij hun leven tot een zalige onrust,
 
éen wrange jeugd van onvervuld verlangen,
 
éen bloesem naar geluk. Verdwaasd en eenzaam
 
dolen zij door dit ruchtig volk waar elk
 
uit troeblen waan van zelfvergetelheid
 
puurt de openbaring van zijn poovre zelf,
 
en dan met loomer voet die leêge vondst
 
te ontloopen zoekt in altijd schaamler schijn,
 
tot nergens toevlucht blijft dan in den dood..
 
Maar zij gaan eenzaam, buiten elk verband.
 
Door roep van liefdeloosheid en verwijt
 
van zelfzucht dragen zij hun duistren schat,
 
levend-albasten glansdoorschenen rijven
 
van zulk een zuiversterke lieflijkheid
 
als nimmer de armoê dezer wereld kan
 
erkennen voor haar rijkst voldragen wonder.
 
Ook duldt hun jeugd den blinden kommer niet
 
dier goddlijk-zwangere verlorenheid,
 
maar doet zich zelf het smartlijkst ongelijk:
 
de wanhoop naar 't ontastbaar na geluk
 
benijdt der anderen vreemdroode liefden,
 
en strekt de hand naar den gereeden beker;
 
maar de éene teug van overkruiden wijn
 
prikkelt met duur van overwakkre ellende
 
de moede wake van hun eeuwgen droom.
[pagina 16]
[p. 16]
 
En geen van hen die alle leed en vreugd
 
vergeten voor den dagelijkschen slaap,
 
geen maag, geen vriend, geen lief blijft him nabij,
 
of spant den schijn van zijn aanwezigheid
 
tot gouden aandacht die hun lijden deelt.
 
In eenzaamheid van angst en zelfverwijt
 
ontluiken langzaam hun verlaten oogen
 
tot helderdiep ontzag en zoetste schaamte,
 
de zuivre ootmoedigheid waardoor hun god
 
zich openbaren kan: hun onbewustheid
 
glijdt als een blinddoek weg voor hun gezicht.
 
Daar breekt door dien verteederd' oogenbloei
 
het witte licht van zijn onzienlijkheid
 
in duizendvoudig geschakeerde glanzen
 
en spiegelt zich in ieder aardeding,
 
en allerweeg ontvonken zijne spranken
 
als sterren meerdren in den vroegen nacht -
 
en hij die nergens was, is overal.
 
Zoo draagt voor éen verrukten ademtocht
 
de ziel de weerld als haar doorzichtig kleed,
 
allevend middelpunt van 't evenwicht
 
oneindger sferen siddrend overdauwd
 
met het vetsch vuur van haar verzaligd leed...
 
Doch als een bloem, door overfelle zon
 
verblind, den nacht nabij vreest en heur hart
 
wegsluit voor de overdaad van licht, zoo draagt
 
zij d'aanblik niet van haar verheerlijking:
 
haar oogen schuw Gods vollen dag te zien
 
en huiverend voor zijn verdonkering,
 
dekken, onwetend dat hun eigen glans
 
hem schiep, in zich de wellen weg van 't licht
[pagina 17]
[p. 17]
 
waarvan hun schroom den weêrschijn wil ontgaan,
 
en haasten tastend naar den veilgen avond
 
de schaduw binnen van vertrouwden droom.
 
En als een minnaar 't lang verloochend lief
 
verrast waar zij hem minst verwachten zou,
 
en wint de schuwheid van haar zaalgen schrik
 
met teederheid verdubbeld en bewijs
 
van volle en onvoorwaardlijke overgaaf,
 
zoo in de binnenkaamren van den slaap
 
onthult zijn duistre tegenwoordigheid
 
zich voor het eerst in schoonheid zoo volkomen
 
als geen oog langer dan éen blik beleven
 
en geen herinnering vasthouden kan.
 
Straks als zij met den witten morgen waakt
 
en ziet de golf van levenleenend licht
 
de wereld overvloeden tot elk ding
 
gebaad staat in goudblonde kenlijkheid,
 
dan gaat haar iets van zijn geheimnis op,
 
en sidderend doorproeft haar heilge vrees
 
de zoetheid van het onontkoombaar lot,
 
het oordeel dat zij nimmer iets zal weten
 
zoo na als hem van wien de allichte kunde
 
dit smachten blijft van nooit vervuld gemis,
 
verlangen dat het lief niet leeren mag,
 
maar hem vermoedt met zulk een zuivren tast
 
dat nooit éen schoone schijn, éen teêr bedrog
 
met bittre schaduw van ontgoocheling
 
de onnaakbaarheid van hare trouw beduistert.
 
Zoo wordt haar korte zijn in dit vreemd land
 
tot een onafgebroken zaalge jacht
 
van telkens weêr opnieuw gevonden worden,
[pagina 18]
[p. 18]
 
gestâge ruil van schoon voor eeuwger schoon,
 
armoê voor rijkdom, wisslende eb en vloed
 
van liefde en wederliefde - en onverlet
 
begroet haar glimlach als een nieuw revier
 
de schemerdiepten van den jongen dood.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken