Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De reizen van Pater Key (onder ps. Raoul Chapkis) (1966)

Informatie terzijde

Titelpagina van De reizen van Pater Key (onder ps. Raoul Chapkis)
Afbeelding van De reizen van Pater Key (onder ps. Raoul Chapkis)Toon afbeelding van titelpagina van De reizen van Pater Key (onder ps. Raoul Chapkis)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.77 MB)

Scans (20.85 MB)

XML (0.11 MB)

tekstbestand






Illustrator

Peter Vos



Genre

proza

Subgenre

satire


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De reizen van Pater Key (onder ps. Raoul Chapkis)

(1966)–Hugo Brandt Corstius–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]


illustratie

Hoofdstuk IV
Korte inhoud van het voorafgaande; pater Key is bijna verdronken. Korte inhoud van het volgende: pater Key verdrinkt bijna.

Drie dagen en drie nachten dobberde Key in de zee rond. Toen zonk hij. Niet door een wonderbaarlijk toeval maar door de sterke zuiging van het zeewater in die richting kwam hij in een groot rond gat terecht. Daarna ging hij door ontelbare kanalen, bochten, sluizen, pompen, zeven (waarin de gaten groot genoeg waren om Key door te laten) waarna hij terecht kwam in u-buizen, v-buizen, w-buizen, hoofdkranen, pijpjes, leidinkjes totdat hij met kracht uit een wastafelkraan spoot in een glas waarmee een jeugdige Worstelborm zijn tanden wilde spoelen die hij zojuist met pek zwartglanzend had gepoetst (Worstelbormen hebben namelijk grijze tanden zoals wij allemaal, maar ze poetsen ze pikzwart. Bij hun glimlach staat het inderdaad charmant). Maar

[pagina 18]
[p. 18]

deze jonge Worstelborm, die naar de naam David luisterde, was gewaarschuwd. Niet voor niets hadden de kranten de laatste dagen vol gestaan met berichten over het signaleren van mensen, dode en levende, in het plaatselijke drinkwater (U bent toch niet vergeten dat in het derde hoofdstuk een oceaanstomer is vergaan, waarvan vele opvarenden dezelfde weg als Key waren gegaan). Weliswaar had de waterleidingmaatschappij meegedeeld dat het drinken van water met mensen, waarvan het lichaam immers voor negentig procent uit water bestond, geheel ongevaarlijk was, een fris idee vond niemand het. Men had al tonnen chloor door het water gemengd, maar de mensen bleken daar heel goed tegen te kunnen. David had alles wel in de krant gelezen, maar hij had nog nooit een mens uit de waterkraan zien komen. Toch twijfelde hij er geen ogenblik aan dat dit er eentje was. Met zijn tandenborstel wurmde hij Key uit het drinkglas en zette hem in zijn after-shave stick. ‘Moeder’ gilde hij, ‘een mens in het water!’ Moeder kwam bezorgd aanzetten: ‘gatsie ja, jongen, gooi hem maar gauw in het gootsteenbakje.’ ‘Mag ik hem niet in mijn aquarium houden?’ vroeg David. ‘Maar ik wil helemaal niet in het water,’ zei Key, ‘heeft u niet een terrarium?’ ‘U hoeft geen u te zeggen’ zei de jonge Worstelborm, die een vriendelijke Worstelborm was. Moeder vond dat de autoriteiten op de hoogte moesten worden gesteld. Het idee dat ze dat kereltje in zijn zwarte jas in haar theekopje had kunnen vinden deed haar kokhalzen. ‘Maar mevrouw’ zei Key beleefd, ‘bedenkt u eens hoe het mij te moede is wanneer ik eraan denk dat ik wel met een slok thee in uw keel had kunnen verdwijnen.’

‘Ja’ zei mevrouw Schiet, want zo heette de moeder van David, ‘daar heeft u natuurlijk wel gelijk in, van die

[pagina 19]
[p. 19]

kant heb ik het nog nooit bekeken. Wij Worstelbormen zijn toch wel erg egocentrisch ingesteld. We denken er alleen maar aan wat voor viezigheid er in het drinkwater zit, en vergeten helemaal dat het voor die viezigheid zelf nog het naarste is. Maar u zult toch toegeven dat u er met die vier uitsteeksels weerzinwekkend uitziet en dat klontje bovenop met die lange slierten, waar is dat eigenlijk voor?’ ‘Daar denk ik mee’ zei Key verlegen, zijn natte haar weer in orde brengend. ‘U moet het me vooral niet kwalijk nemen, mevrouw, maar ik vind u juist griezelig zo zonder armen, benen of hoofd.’ Op deze wijze had men nog lang heen en weer kunnen praten, maar daar kwamen de autoriteiten aan. Mevrouw Schiet wilde Key nog voorstellen, maar de autoriteiten maakten haar duidelijk dat men met ongedierte uit drinkwater niet praten kan. Zo is het, en Key moest dus zwijgend toelaten dat men hem in een reageerbuisje deed, met een pincet uitkleedde, en onder de loupe legde. Trouwe lezers van deze kroniek zullen zich herinneren welke anatomische onvolmaaktheid onze hoofdpersoon tot zijn priesterlijk beroep had gebracht, en deze trouwe lezers zullen dus begrijpen tot welke vrolijkheid dit bij de bestuderende autoriteiten aanleiding gaf, met vele uitroepen die op hun beurt weer tot vrolijkheid bij u, lezers, aanleiding zouden kunnen geven. Genoeg daarover. Het wordt hoog tijd dat pater Key weer eens aan de missiearbeid gaat. In het biochemisch laboratorium van de waterleidingmaatschappij was hij natuurlijk omringd door koloniën van pestbacillen, tuberculosevirussen en gonorreukiemen, die ongeveer van zijn lengte waren en die ook door de drinkwaterautoriteiten bestudeerd werden. Broeders en zusters, sprak Key, voorwaar ik heb goed nieuws voor u: de zoon Gods is op aarde gekomen en

[pagina 20]
[p. 20]

heeft u verlost. Daar keken de bacillen van op. Sommigen wilden het niet geloven (deze werden snel in de ultracentrifuge geworpen en aldaar stukgeslingerd, maar de anderen begrepen dat dit inderdaad een heilsboodschap was. Ze hadden zich al vaak afgevraagd wat toch wel de zin van hun bestaan was. Natuurlijk, ze verspreidden ijverig pest, tuberkulose en gonorreu, er nog vele andere ziekten, onder de Worstelbormen, maar het was ze wel duidelijk geworden dat vele Worstelbormen daar geheel niet op gesteld waren. Key had dan ook veel aandacht. Gedachtig aan de lessen op de missionarissenopleiding vertelde hij alles in bevattelijke trant, aangepast aan de levensomstandigheden van zijn publiek: ‘God heeft zijn Zoon als verontreiniging in het water gezonden, om zo alle waterverontreinigingen te verlossen.’ Vooral dat deze Zoon van God over het water kon lopen en ziektes kon bedwingen, maakte een diepe indruk. Men bekeerde zich met de snelheid van een epidemie.

Eindelijk ontdekten de autoriteiten de penicilline die alle pasbekeerde bacillen en virussen naar hun begeerde hiernamaals bracht. Key werd er alleen maar sterker van. Men spoelt hem door. Hij gaat door w-buizen, v-buizen en u-buizen en komt tenslotte met allerlei doorzichtige uitwerpselen van de Worstelbormen in volle zee terecht, waar een schip hem opneemt en naar Rotterdam brengt. Aldaar aangekomen krijgt hij een kopje thee. Hij drinkt het en krijgt een prop in de keel bij de gedachte aan zijn verre vrienden in het land der Worstelbormen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken