Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertaalde gedichten (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertaalde gedichten
Afbeelding van Vertaalde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vertaalde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

A.A. Keersmaekers



Genre

poëzie

Subgenre

vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertaalde gedichten

(1981)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 120]
[p. 120]

Jan-Baptiste de la Tour

De tweede Historie van Deel IV is het verhaal ‘Vande lichtveerdige stoutheyt eens Vryers ofte Minnaers, die sonder bemint te wesen, meende zyn Lief te ghenieten: ende hoe ellendich dat d'uytkomste daer van is geweest’ (blz. 85-124).

 

Claude, bastaarddochter van de Fiesco's, graven van Lavangne, was uitgehuwelijkt aan Symon Ravaschier van Chiavari, een van het ‘volck die onder den tijtel van Edellieden ghebruyckten de Koophandelinghen, ende bragheerden als Graven en Marquisen’ (blz. 88). Mooi was deze Claude en hoofs, ‘sorchvuldigh voor haer eere’ (blz. 88) en toch vrijmoedig in haar omgang, zodat een andere koopmanedelman, Jan de la Tour, op haar verliefd werd.

Aanvankelijk was hij voorzichtig: mocht de uitverkorene er iets van zeggen aan haar broers, trots op hun échte adel, dan betekende dat zijn dood. Daarom verliet hij de stad en ronddolend grifte hij Italiaanse of Spaanse verzen in de bomen of hij zong fraaie liedekens. ‘Gelijck hy eens sijnde op de Beecke van Graveie, die sich komt geven in de Riviere van Lavangne, niet verre van Rocca Taja, also hy sijn vermaken hadde in het soete ruyschen van t' water, hy schreef dit volghende ghedicht op eenen grooten rotsteen dicht aen de beke liggende’ (blz. 95):

 
Soo lang' als dese Beke klaer (V).

In ‘een Ibenboom daer hy de schorse hadde afgetrocken’, schreef hij:

 
‘En esta soledad amena
 
Amour me vence y encadena.

'tWelcke soo veel is te segghen in onse spraecke: In dese schoone eensaemheydt, de liefde my bindt ende hout geketent. Daer nae oock op de boort van een Fonteyne niet verre van een speel-huys dat hy hadde, schreef hy 't gheen dat hier volcht’ (blz. 96):

 
Ghy sult ghetuyghen o ghy schoon Fonteyne (VI).
[pagina 121]
[p. 121]

De liefde verteerde hem, hij móest ‘zynen brant’ kenbaar maken. Maar Claude hield zich alsof ze niets merkte. Eens, in een talrijk gezelschap, toonde hij een gedicht, dat de andere Ioffrouwen hem ontfutselden, wat trouwens zijn bedoeling was: nu zou zijn Matresse het lezen! Het was een uitvoerig stuk; in het Franse verhaal telt het Chanson de Iean Baptiste de la Tour veertig strofen van vier verzen (ed. Rouen, Tome IV, blz. 89-94); in het Nederlands werd het niet vertaald maar samengevat: ‘Den inhoudt daer van, was een clachte over de sware liefde die hy de Ioffrouwe toe droech, ende hoe weynighe hope dat hy hadde, van tot eenigher tijt, eenighe vruchten daer van te crijgen, ende was vol droevighe versuchtinghen ende smeeckende karmen, dienende om haer tot weder liefde te beweghen’ (blz. 99). Nog veinsde Claude hem niet te begrijpen; al was ze vast besloten hem geen enkele gunst toe te staan, toch moedigde ze hem aan zijn hart uit te spreken. Dat deed hij bij de eerste gelegenheid, waarop zij hem prompt afwees. Maar hij liet zich niet ontmoedigen, ‘alsoo dat hy eenmael op een avondt late, sittende op de poorte van het huys zijner alderliefste, houdende een Luyt inde hant, dit naevolghende daer op heeft ghespeelt. Dat wy alsoo hebben verduytst’ (blz. 110-111):

 
Den harpenspeelder die, met kracht wel kan versoeten (VII).

Ook de echtgenoot, Ravaschier, kon het lied horen; hij vermoedde echter geen kwaad en Claude vond een voorwendsel om het gezelschap te doen scheiden.

Kort nadien moest Ravaschier naar Genes (Genua). Nu meende De la Tour de kans schoon te zien: in zijn onbezonnen hartstocht verborg hij zich in Claudes kamer onder haar bed. Natuurlijk werd hij ontdekt, en gealarmeerd kwam de ganse familie aanstormen. IJlings sprong de dwaze minnaar door het venster de straat op, waarbij hij zich deerlijk kwetste. Vader Ravaschier stelde zijn zoon op de hoogte en deze op zijn beurt zijn zwagers. Grave Ian Lowijs Fiesco, woest om de schending van de familie-eer, dwong de anderen tot wraak. Met een troep soldaten overrompelden ze 's nachts de stadswacht, stormden naar het huis van De la Tour ‘ende Ravaschier hem verwijtende sijn ontrouwicheyt en verraderie, gaf hem een steke van een poingiaert in sijn keel, ende voorder alle d'andere, stekende, ende houwende op dit ellendig lichaem, so veel ende soo langhe, tot dat sy hem tot vleespastie gecapt hadden’ (blz. 123).

 

Het verhaal ook bij Bandello, Novelle, II, 38, zonder een enkel gedicht. Isaac de Bert vertaalde deze novelle eveneens als De seventienste Historie van Deel III (blz. 657-692); de berijmde stukken heeft hij samengevat, niet vertaald.

[pagina 122]
[p. 122]

V

 
Tant que Graueie coulera,
 
Et dans le Lauaigne entrera,
 
Autant nos amours dureront,
 
Et ces vers le tesmoigneront.
[pagina 123]
[p. 123]

V

 
Soo lang' als dese Beke klaer,
 
In de Lavangne vloeyt eenpaer,Ga naar voetnoot2
 
So lang' sal dueren de Liefd' mijn,
 
Ende dit Dicht getuyge zyn.Ga naar voetnoot4
[pagina 124]
[p. 124]

VI

 
Tu me seras, ô plaisante fontaine,
 
Tesmoin certain de ma langueur & peine,
 
Car par le fluz coulant de mes amours
 
Tu fais enfler ton gazouillis & cours,
5[regelnummer]
Et de mes pleurs s'arrousent tes Nymphettes
 
Commes vous Pan, & autres dieux, qui estes
 
Parmy ces bois, entendez ma clameur,
 
Lors que d'amour i'accuse la rigueur.
[pagina 125]
[p. 125]

VI

 
Ghy sult ghetuyghen o ghy schoon FonteyneGa naar voetnoot1
 
Van mijne liefd die my hier quelt alleyne,Ga naar voetnoot2
 
Ghy doet volgen, als beecxkens reyn end' klaer,Ga naar voetnoot3
 
Gheen kleyn Fonteyn van mijn ooghen voorwaer.Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Daer med' ick doe by naest u seer verbreyen.Ga naar voetnoot5
 
Ghelijck ghy Pan die hooret al mijn schreyen,Ga naar voetnoot6
 
Moet hier ghetuyghen, vernemende myn klaghenGa naar voetnoot7
 
Van liefde streng, die my hier heeft verslagen.Ga naar voetnoot8
[pagina 126]
[p. 126]

VII Sonnet

 
Si la voix du harpeur, qui partie en ses nombres,
 
Pour adoucir les coeurs des iuges des enfers,
 
Et apaiser le cry des monstres les plus fiers
 
Qui sont haut aboyans autour des tristes ombres.
 
 
5[regelnummer]
Pouuoit rauir mon coeur des prisons les plus sombres
 
Qu'homme souffrit iamais, ie louëroy les vers,
 
I'exalteroy le son de ses nombres diuers,
 
Sortant de tant de maux, peines, ennuis, encombres:
 
 
 
Mais le son ne me sert sinon d'embrasement
10[regelnummer]
Pour mon coeur afligé, & croissant mon tourment
 
Ma fiere ne me veut secourir, ny deffendre.
 
 
 
Adieu vers, adieu chants, & adieu tout plaisir,
 
Ie n'ay plus que le coeur, & le simple desir.
 
Et ne peux que la mort en ce plaisir attendre.
[pagina 127]
[p. 127]

VII

 
Den harpenspeelder die, met kracht wel kan versoetenGa naar voetnoot1
 
De boose geesten wreed' in Plutoos duyster hel,
 
De monsters schrickelic, die tormenteren fel,
 
De sielen al te straf, wiens lijden niemandt boeten,Ga naar voetnoot4
 
 
5[regelnummer]
Och dat mijn herte kon, door sijn gheluyt ontmoetenGa naar voetnoot5
 
Versoeting van dees quael, so het niet werd' verlost,Ga naar voetnoot6
 
Daer van het werd' verdruct, verschrict o dat hy kostGa naar voetnoot7
 
Wat blusschen mijn verdriet, ick soud' hem roemen moeten:Ga naar voetnoot8
 
 
 
Maer neen dit soet gheluyt, verweckt noch meer de pijn,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
End' doet my treuren om, dat als de liefste mijn,
 
My niet aensien en wil, laet staen my troost te geven,Ga naar voetnoot10-11
 
 
 
Daerom mijn herte klaecht, benaut ontroert ja beeftGa naar voetnoot12
 
En smelt door desen brandt, dat het niet meer en leeftGa naar voetnoot13
 
De doodt de doodt alleen, heeft 't vonnis al geschreven.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 86.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 95.

voetnoot2
Lavangne: Lavagno, een rivier in Noord-Italië, bij Genua; zie hiervoor ook de samenvatting; eenpaer: onophoudelijk, voortdurend.
voetnoot4
getuyge: bewijs, nl. van zijn liefde.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 87.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 96-97.

voetnoot1
ghetuyghen: getuigenis afleggen; Fonteyne: bron.
voetnoot2
quelt alleyne: enkel en alleen maar kwelt; of: kwelt omdat ik eenzaam ben.
voetnoot3
doet volgen: veroorzaakt, hebt ten gevolge.
voetnoot4
Fonteyn van mijn ooghen: nl. een tranenvloed; in plaats van de punt aan het einde van dit vers leze men een komma.
voetnoot5
Daer med': waarmee; by naest: bijna; u: nl. de Fonteyne (vs. 1); verbreyen: verbreden, zwellen, aanwassen. De echte bron verwekt dus tevens een tranenvloed, die dan het water van die echte bron nog doet aanwassen.
voetnoot6
Ghelijck ghy Pan: zo ook, evenzo moet gij, Pan; Pan: veld-, bos- en herdersgod in de Griekse mythologie; hooret: hoort.
voetnoot7
vernemende: waarnemend, horend.
voetnoot8
liefde streng: hardvochtige liefde; verslagen: overwonnen, terneergeslagen.
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome IV, blz. 107. Belleforest schreef: ‘le sonnet present que i'ay tiré de l'Espagnol’ (blz. 106). In de Nederlandse vertaling is daarvan geen sprake (zie de samenvatting); of Belleforest inderdaad een Spaans sonnet heeft vertaald, heb ik niet onderzocht, maar dat is best mogelijk gezien de werkwijze van deze ‘bewerker’ van Bandello.

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel IV, blz. 111-112.
7 verschrict o dat in 1650: verschrickt dat - 8 Wat in 1650: Vyt - 13 leeft in 1650: leefs - 14 geschreven in 1646: gesehreven.

voetnoot1
Den harpenspeelder: de harpenaar; de vzn. 1-3 zinspelen op Orfeus, die door zijn muziek van Pluto, de god van de onderwereld (vs. 2), verkreeg dat hij zijn gestorven vrouw Eurydike mocht terughalen; daarbij suste hij de driekoppige hellehond Kerberos; die: hier begint een betrekkelijke bijzin (tot en met vs. 4), maar de hoofdzin wordt niet voltooid; de komma na die is overbodig; met kracht: door zijn macht, door zijn artistiek vermogen; versoeten: mild en zacht stemmen.
voetnoot4
al te straf: zeer hard, zeer wreed; wiens: wier, nl. van de sielen; boeten: heelt of heelde; hun lijden eindigt dus nooit.
voetnoot5
sijn gheluyt: nl. de muziek van Den harpenspeelder (vs. 1); ontmoeten: vinden, verkrijgen.
voetnoot6
Versoeting: leniging; dees quael: nl. zijn verliefdheid; so: indien.
voetnoot7
Daer van: van datgene waardoor; kost: kon.
voetnoot8
Wat: enigszins; in 1650: Vyt: volkomen.
voetnoot9
dit soet gheluyt: nl. het spel op de harp (of op de luit, waarmee de minnaar zijn lied begeleidt).
voetnoot10-11
om, dat als enz.: omdat de liefste nalaat mij wederliefde te betonen als zij me niet wil aanzien.
voetnoot12
benaut ontroert: beangstigd en aangedaan.
voetnoot13
brandt: nl. van mijn verliefdheid; dat: zodat.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero