Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Vertaalde gedichten (1981)

Informatie terzijde

Titelpagina van Vertaalde gedichten
Afbeelding van Vertaalde gedichtenToon afbeelding van titelpagina van Vertaalde gedichten

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.07 MB)

XML (0.73 MB)

tekstbestand






Editeur

A.A. Keersmaekers



Genre

poëzie

Subgenre

vertaling
gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Vertaalde gedichten

(1981)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 340]
[p. 340]

Nog een Margriete

De achtste Historie van Deel VII verhaalt de ‘Deerlijcke doot van een Iongvrouwe, gevangen gheset van haer Man, uyt oorsake harer oneerbaerheyt, met verscheyden gheschiedenissen over dit onbehoorlick stuck voorghevallen’ (blz. 512-581). Hierin komt één enkel lied voor; dat werd echter bij vergissing ook reeds opgenomen in De vierde Historie (zie blz. 327), zodat het in Deel VII tweemaal werd afgedrukt; blijkens de Franse tekst hoort het thuis in De achtste Historie. De titelpagina, ontworpen door Le Blon, geeft voor het zevende deel een illustratie van deze novelle (zie blz. 109).

 

Het verhaalde heeft zich afgespeeld tijdens de toenmalige Franse godsdienstoorlogen en de betrokken families behoorden tot de hoogste Franse adel. Daarom noemt de verteller de hoofdfiguren met de fictieve namen Frederick en Margriete.

Reeds vanaf zijn achttiende jaar, toen Frederick de schoonheid van Margriete had horen roemen, wenste hij haar te zien. Eindelijk deed die gelegenheid zich voor en op slag werd hij verliefd, wat Margriete en haar ouders niet onaangenaam was. Frederick beloofde spoedig terug te keren; eerst wilde hij zijn familie op de hoogte brengen van zijn liefde. Toen deze ermee akkoord ging, trok Frederick met een groot gevolg naar het kasteel van Margrietes ouders. Hij zond een bode vooruit, die terugkeerde met een gunstig bericht zowel van de ouders als van Margriete zelf. De verliefde ridder bracht een erg onrustige nacht door; ‘Hadde desen verstandighen Heere een superstitieus mensche gheweest, die ghenoeghte ghenomen hadde in de waerseggherie, hy zoude voor zeecker ghelet hebben op een droom, die hem den selven nacht voor quam, ende een voorzegghinghe ofte prognosticatie was, van het ongheluck sijnen huyse namaels overghekomen, door de dertelheydt ende wulpsheydt van sijn vrouwe. Want hem droomde, dat hy een verhongherde Wolf zagh de jonghvrouw op het lijf vallen, de welcke haer ter aerden neder druckende, haer sijn schamelheydt toonde, waer over hy den Wolf te keere gingh, ende ter doot bracht, sluytende (soo hem docht) sijn Bruydt in een Toren, daer zy jammerlijck sterf, ende van boven neder sprongh. Hoewel nu de-

[pagina 341]
[p. 341]

sen droom seer schrickelijck was, ende voor henen verkonnighde het ghene namaels ghebeurdt is, so en heefter Frederick evenwel voor alsdoen gheen werck af ghemaect, noch hem des oyt aenghetrocken, tot dat eyndelijck de daet hem doen sien heeft het ghene hy noyt gedacht en hadde dat hem zoude bejegenen. Want hy bedocht, dat de droomen ijdel sijn, ende dat het een dwaes waengheloove is die ter herte te nemen, dewijle de ghesichten sich niet en gedraghen tot de fantasien ende inbeeldingen der minnaers, ende wijse luyden sich niet en hechten noch steunen anders dan op den wille Godes alleen, dien sy beyde haer selven ende alle hare dingen bevelen. In somma dese minnaer, die stadig haecte en waecte na de beminde zaecke, stondt op zoo haest als de voorloopster des daeghs hare half schijnende ende gheel witte stralen begost te vertoonen. Ende sijn gesellen wacker makende, heeftse al singende ende boertende op doen staen, ende gereetschap maken om sijn herte ende wille te gaen soecken ter plaetse daer hy de zelve verset hadde in handen van sijn overschoone Matresse. Onder andere nu zongh hy dese naervolghende rijmkens’ (blz. 536-537):

 
Wat Son mach klaerder schijnen? (LVIII).

Op het kasteel aangekomen verklaarde Frederick zijn liefde en kort daarop volgde de verloving, en dan de bruiloft; het jonge paar vertrok naar Fredericks kasteel.

Het geluk duurde niet lang. De burgeroorlog riep Frederick naar het slagveld. Aanvankelijk bleef Margriete de vrome, trouwe echtgenote. Maar losbandige jonkers, onder wie een vroegere page van haar vader, brachten haar van de goede weg af. Margriete werd lichtzinnig, dan trouweloos en onbeschaamd-geil.

Dat vernam Frederick. Waarschuwingen hielpen niet. Toen de edelman terugkeerde naar zijn kasteel, bejegende Margriete hem schaamteloos. De schuldige jonkers werden gestraft, de page onthoofd en Margriete opgesloten met het gebalsemde hoofd van haar ergste verleider. Niets mocht baten, hoe welwillend Frederick haar ook behandelde en toesprak. Tenslotte sprong Margriete door een torenvenster en vluchtte, zwaar gewond. Ze stierf een schandelijke dood, ondanks haar verwondingen nog onteerd door rovers. Treurend bleef Frederick achter.

[pagina 342]
[p. 342]

LVIII

 
Quel soleil éclaire mieux,
 
Quelle splendeur ont les cieux
 
Aprochant de la lumiere
 
Laquelle par sa grand splendeur
5[regelnummer]
Eclaire tousiours à mon coeur
 
D'vne course iournaliere?
 
 
 
Tant ne reluit le soleil,
 
Encore qu'il soit le seul oeil
 
Illustrant tout ce bas monde,
10[regelnummer]
Comme en l'astre qui me luit,
 
Durant le iour, & en la nuict
 
La clarté plus parfaite abonde.
 
Il éclaire à mes pensemens,
 
Il allege mes griefs tourmens,
15[regelnummer]
Et mes engoisses il soulage
[pagina 343]
[p. 343]

LVIII

 
Wat Son mach klaerder schijnen?Ga naar voetnoot1
 
Wat hemel torts? wat glants?Ga naar voetnoot2
 
Hoe schoon, hoe hel, sy moeten t'hansGa naar voetnoot3
 
Voor 'tsuyver licht verdwijnen,Ga naar voetnoot4
5[regelnummer]
Dat steets in mijn ghemoet
 
De daghelycksche ronde doet.
 
 
 
De Son en is van luysterGa naar voetnoot7
 
So heerlijck noch zo hoogh,
 
Al is hy schoon des weereldts oogh,Ga naar voetnoot9
10[regelnummer]
Sijn schijnsel dat is duyster,
 
By het volmaecte licht,Ga naar voetnoot11
 
Dat mijn ghestarrente in my sticht.Ga naar voetnoot12
 
 
 
Dit verlicht mijn gedachten,
 
En dit versoet mijn smart,
15[regelnummer]
En 'tvertroost mijn benaude hart,
[pagina 344]
[p. 344]
 
D'Aube il me sert à ce matin
 
Et le iour estant au declin,
 
Ie voy Diane en son nuage.
 
 
 
Bon iour mon Astre lumineux,
20[regelnummer]
Bon iour mon agreable aurore,
 
A toy seule adresse mes voeux,
 
Tu es la seule que i'honore.
[pagina 345]
[p. 345]
 
O ghy versacht mijn klachten:Ga naar voetnoot16
 
Mijn dageraet; ick achtGa naar voetnoot17
 
V voor mijn mane in den nacht.
 
 
 
Goen dach mijn blancke sterre,
20[regelnummer]
Goen dag mijn morgenstont,
 
Met u roos verwe rooder mont,Ga naar voetnoot21
 
Tot u schick ick van verreGa naar voetnoot22
 
'Tgeen ick hadt toegeseyt,Ga naar voetnoot23
 
Maer niet na dijne waerdigheyt.Ga naar voetnoot24
[tekstkritische noot]In ed. Rouen, 1604, Tome VII, blz. 429.
Varianten van de Nederlandse edities 1646 en 1650, blz. 309-310: 2 hemel torts in 1646: Hemel-tors in 1650: Hemel-rots - 5 steets in 1646: steet - 10 duyster, in 1646 en 1650: duyster zonder komma - 11 licht, in 1650: licht. - 15 hart, in 1646 en 1650: hart. - 16 klachten: in 1650: klachten. - 17 dageraet; ick in 1646 en 1650: dageraet: Ick - 18 mijn in 1646 en 1650: mijne - 21 mont, in 1646 en 1650: mond: - 23 'Tgeen in 1646 en 1650: 'tTgeen - toegeseyt, in 1650: toegeseyt. - 24 waerdigheyt. in 1646: waerdigheyt,

[tekstkritische noot]In 1646 en 1650, Deel VII, blz. 537-538; hetzelfde lied ook op blz. 309-310. In 1650 werden de strofen gescheiden door een blanco regel, behalve op blz. 309 tussen de eerste en de tweede strofe.
3 schoon in 1646: schoom - hel, in 1650: hel. - 6 doet. in 1650: doet zonder punt - 11 volmaecte in 1646: volmaccte

voetnoot1
mach: kan.
voetnoot2
torts: toorts, stralend hemellichaam.
voetnoot3
t'hans: dadelijk, meteen.
voetnoot4
'tsuyver licht: nl. de glans van zijn geliefde Margriete.
voetnoot7
en: deel van de ontkenning, bij noch (vs. 8).
voetnoot9
Al is hy schoon: ook al is hij (nl. de Son, vs. 7).
voetnoot11
By: vergeleken bij.
voetnoot12
ghestarrente: gesternte, ster, nl. de geliefde; sticht: verwekt, doet ontstaan.
voetnoot16
klachten: de dubbelepunt na dit woord vervange men door een komma.
voetnoot17
ick acht V voor: ik beschouw u als.
voetnoot21
u roos verwe rooder mont: uw rozenkleurige rode mond.
voetnoot22
schick: zend, stuur; van verre: uit de verte, want de zanger is van zijn geliefde verwijderd.
voetnoot23
toegeseyt: toegezegd, beloofd.
voetnoot24
Maer niet na enz.: maar niet overeenkomstig uw voortreffelijkheid, maar mijn lied blijft ver beneden uw voortreffelijkheid.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero