Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

V Aenspraeck Vanden Oom tot de Nicht

I: 56-58

Boertig gedicht in dialoogvorm, waarin de oom zijn nicht aanspoort toe te stemmen in een huwelijk met de rijke, zij het wat halfzachte Marten. Het lied is een pendant van het vorige.

Beginregel: Nifjen, Nifjen, o gy dingh!:

Vindplaatsen: Apollo 1615: 50-51, met naam en kenspreuk; Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 16-20; Groot Lied-boeck 1622: 8-9; Liedt-boeck 1644: 3-4; Liedt-boeck 1677: 3-4; Kalff 1890: 225-227; Knuttel 1929: 122-123; Van Rijnbach 1944: 39-40.

[pagina 202]
[p. 202]

Omvang, versvorm, rijmschema: identiek aan lied IV.

Melodie: Matter 1979, blz. 52, 53.

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Apollo 1615
- titel, zie boven Boerinne-clucht
1 o gy o je
5 Het Wat
7 men moer mijn moer
kijnt kint
8 Marten Maerten (zo steeds)
9 wongder (sey sy) wonder saeghje
10 herten haerten
13 die de
14 Datsen hooft draeyt as ien En sijn hooft dreyt assen
15 Sen Peet hetme Sijn Peet het mijn
21 Sen Peet hetme sen Sijn Peet het mijn sijn
22 Boom bom
23 Gaeje Iae jy
ierje scheyt eer hy escheyt
27 Proost, van Pronck, noch Pros, van Praal en
31 Bartje Baert jou
32 Maer wat souwjer Wat sou jyer
33 langt lankt
34 en hoeftmen behoeft me
35 beyt baeyt
37 Bartje (ook vs. 44) Baertje (ook vs. 44)
39 moytjes moeytjens
40 van of
41 Nicht bedwinght Nifje bestuurt
43 vollight jy mijn volgh je mijne
49 en op het langt of op het lankt
51 werreld wereld
schangt schankt
52 Als Dan

[pagina 203]
[p. 203]

Groot Lied-boeck 1622 Geestigh LB. 1621 Liedt-boeck 1644
10 herten harten harten
22 Boom bom bom
29 jyer gyer ghyer
43 jy gy gy
49 en of of

2 aen het knechje: De algemene betekenis: aan de man, moet in dit geval misschien worden toegespitst tot: aan déze man. Uit de context blijkt immers dat er al wel vaker over Marten is gesproken, en ook dat er bij de nicht neigingen bestaan in de richting van een ánder (vs. 31-42).

4 Sprackme lestent: hoort iens Brechje: Uit de interpunctie zou men kunnen afleiden dat er met hoort iens een aanhaling begint, m.a.w. dat de vzn. 4b-6 letterlijk de woorden van Klufjes nicht zouden zijn. Dat is niet het geval. De vzn. 4b-6 en ook nog 7 vormen een tussenvoeging waarmee de oom zijn betoog onderbreekt nu hij ziet dat Brechtje helemaal niet oplet en stug doorgaat met haar naaiwerk. Bij vs. 7a constateert hij dat ze dit heeft neergelegd, zodat hij er bij vs. 7b toe kan overgaan het in vs. 4a afgebroken thema te hervatten.

5 hoe legje staegh en neyt: Waarom Van Rijnbach 1944 (blz. 39) dit vs. verklaart als: ‘lig, zit je te briesen’, is duister. Volgens WNT IX, kolom 1811, kan neien hinniken, briesen, betekenen, maar het is ook een spellingvariant van naaien. Bij de boertige liederen van Bredero, en vooral bij die welke in dialoogvorm zijn geschreven, is het nodig zich de situatie concreet voor ogen te stellen. Dat is niet altijd gemakkelijk en soms niet met volstrekte zekerheid mogelijk. Maar bij de keuze tussen de twee interpretaties dat Brechtje zit te briesen tijdens het maanwoord van haar oom, of dat ze met afgewend hoofd blijft zitten naaien, kan men niet aarzelen. Haar ontstemming blijkt opnieuw uit haar gedrag in vs. 23.

10 van herten: Al kan men het rijmpaar Marten/herten geen onzuiver rijm noemen omdat de vormen hart en hert enkel spellingvarianten zijn waarin geen klankverschil wordt aangeduid, toch maken de versies van 1615 en 1621 het waarschijnlijk dat Bredero zelf de twee rijmwoorden gelijk heeft gespeld, en dat de vorm herten dus voor de rekening van de zetter komt.

13 is soo estelt: is er zó aan toe.

20 Hy het Apen en Meerkatten: Zowel aap en ronde aap als meerkat (d.i. ook een soort aap) komen voor als de aanduiding van een geldstuk; zie WNT I, kolom 527; WNT IX, kolom 407, en Supplement, eerste stuk, kolom 226. De verklaring evenwel dat aap in dit geval zou wijzen op de vorm van een spaarpot, wordt door Stoett afgewezen bij het behandelen van de uitdrukking Hij heeft den aap binnen. Hij acht de betekenis geld ontleend ‘aan de 17de-eeuwsche spreek-

[pagina 204]
[p. 204]

wijze ze zien op geen aap, die uit Oost-Indien komen, eigenlijk: voor iemand die uit Indië komt, komt het op een aap niet aan, doch overdrachtelijk: wie overvloed bezit, kan wel wat missen; die in het veen zit, ziet op geen turfje; hij die geld heeft, is niet karig.’ (Stoett 1925, blz. 11.) Men kan er echter aan twijfelen of de koloniale situatie anno 1615 al zó was, dat daarin deze spreekwijze met deze overdrachtelijke betekenis kon ontstaan, nog afgezien van de vraag hoeveel tijd er verloopt voordat zo'n uitdrukking erin slaagt het geïsoleerde woord aap de betekenis te geven van muntstuk. Om de uitdrukking te kunnen verklaren zal men o.i. moeten uitgaan van de letterlijke betekenis, d.w.z. men zal het bezit van apen en meerkatten moeten zien als een blijk van uitzonderlijke rijkdom. Het betreft dan zeer gefortuneerde personen, wonende op kastelen of landgoederen waar het mogelijk was een verzameling zeldzame, vaak exotische dieren in leven te houden. De zegswijze betekent dan: hij is zo rijk als iemand die zich een eigen dierentuin kan veroorloven. Maar misschien is de uitdrukking wel een vondst van Bredero zelf, die aan de algemene naam apen de bijzondere naam meerkatten heeft toegevoegd om te doen uitkomen dat Marten nog veel méer dan de gewone rijkdom bezat.

22 Boom: Bodem, voor schuit, vaartuig, is gewoon. In 1615, 1621 en 1644 vindt men de variant bom, dat plat-bodemd, breedgebouwd vaartuig met twee zwaarden betekent, maar etymologisch wel hetzelfde woord zal zijn als boom, bodem. Zie WNT III, eerste stuk, kolom 326.

31 Je hebt op Bartje sin estelt: De variant in Apollo 1615: op Bart jou sin maakt het wel zeker dat Bartje in dit vs. een drukfout is, en dat men zal moeten lezen: Je hebt op Bart je sin estelt. De uitdrukking: zin op iemand stellen, zonder voorafgaand bezittelijk vnw., komt niet voor.

45 Wijsheyt, Godsvrucht enz.: Het op cynische wijze alle zedelijke kwaliteiten bij het geld ten achter stellen in geval van een voorgenomen en door bloedverwanten bedisseld huwelijk, is een motief dat men bij Bredero te vaak aantreft om het enkel te kunnen beschouwen als een traditionele uiting van algemene kritiek op een verdorven tijd.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken