Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 207]
[p. 207]

VII Een oudt Bestevaertje, met een iong Meysjen

I: 63-64

Boertig lied in dialoogvorm, het aanzoek bevattende van een rijke grijsaard aan een knap jong meisje, en haar spottende afwijzing omdat zij al een passende vrijer heeft. Het lied is een pendant van het volgende. Lied XXXVII van het Antwerps Liedboek behandelt hetzelfde thema en heeft ook een zelfde soort refreinregel.

Beginregel: O Jannetje mijn soete beck!

Vindplaatsen: Geestigh Liedt-Boecxken 1621: 83-87; Groot Lied-boeck 1622: 10-11, met illustratie; Liedt-boeck 1644: 12; Liedt-boeck 1677: 13-14; Kalff 1890: 229-230; Knuttel 1929: 126-127; Van Rijnbach 1944: 41-43.

Omvang: 56 verzen, zeven strofen van 8 regels met een steeds gelijke refreinregel.

Versvorm: jambisch metrum, met in de oneven regels vier, in de even regels drie heffingen.

Rijmschema: a b a b c d c d, dus geheel staand; vanwege de refreinregel zijn alle rijmklanken d gelijk, maar het rijmwoord in vs. 6 van elke strofe is telkens anders.

Melodie: Matter 1979, blz. 38, 58-60.

Varianten
Groot Lied-boeck 1622 Geestigh LB. 1621 Liedt-boeck 1644
3 jy gy ghy
8 jy ghy (ook vs. 16 en 24) ghy (idem)
26 jy jy ghy
32 jy ghy jy
36 zijn syn sen
41 laes (drukfout) laet laet
48 jy jy ghy

5 Al 't gelt dat ghy hier leggen siet: Seksuele omgang tussen personen van zeer ongelijke leeftijd, al dan niet door een huwelijk gelegaliseerd, heeft van oudsher aanleiding gegeven tot spot, en is een bekend motief geweest in kluchten, blijspelen en ongezouten boertige liederen. In dit lied van Bredero komt nog de tegenstelling tussen betaalde en spontane liefde erbij. Evenzo in een lied uit Den Nieuwen Lust-Hof, 1602.

8 Dat jy soeckt soeck ick mee: Wat jij zoekt, dat zoek ik ook. De aardigheid zit natuurlijk hierin, dat de woorden van het meisje schijnbaar duiden op instemming met de grijsaard, terwijl ze in feite juist het tegendeel tot uiting brengen.

9 Van landen, zanden, gelt en goed: De uitdrukkingen land en zand hebben, en ook land noch zand hebben komen al in het Middelnederlands voor en hebben dan de algemene betekenis van heel rijk, resp. heel arm te zijn. Wil men Bredero niet van een pleonasme verdenken, dan moet men aan landen,

[pagina 208]
[p. 208]

zanden de oorspronkelijke concrete betekenis hergeven: bebouwde landerijen (dus akker- en weiland) en onbebouwde gronden. Zie Middelned. Wb. VII, kolom 150, en WNT VIII, eerste stuk, kolom 974.

23 Hansjen hangebroeck: Uit dit vs. volgt niet dat de grijsaard, die totnutoe naamloos is gebleven, eigenlijk Hans (Johannes) zou heten. De naam Hans komt voor als algemene aanduiding van manspersonen met opvallende, zij het sterk uiteenlopende eigenschappen: een kloeke, rijke, grote, vreemde hans enz. Zie WNT V, kolom 2111. Het verkleinwoord Hansje betekent vooral: kwibus, malle vent; zie WNT V, kolom 2115; en in de suggestief allitererende combinatie: ‘iemand met eene hangende, slobberige of slordig om het lijf zittende broek’ (WNT V, kolom 2057); in dit lied is er stellig ook nog een seksuele bijgedachte.

27 Lammert Vaertje: In tegenstelling tot de situatie in vs. 23 mag men uit vs. 27 wél afleiden dat de grijsaard Lammert (Lambertus) heet. Zie bovendien de marginale persoonsaanduiding L. Overigens heeft de naam Lammert, door de klankgelijkheid met het woord lam, natuurlijk ook allerlei associatieve verbindingen met scheldwoorden als lambeen, lampoot, lamstraal en lamzak.

52 Wie ghenoeght: Van de volledige spreuk Wie genoeght is rijck staat slechts de eerste helft in afwijkend corps gedrukt; dat is ook in 1621 en in 1644 het geval. Daar de zinspreuk Wie ghenoeght de aanduiding is van een overigens niet bij name bekend dichter (zie I: 41) die in 1622 - maar wie weet hoe lang al - tot de kennissenkring van Cornelis van der Plasse moet hebben behoord, kan men zich afvragen of er in deze typografie geen retoricale toespeling schuil gaat.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken