Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Groot lied-boeck (1975-1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Groot lied-boeck
Afbeelding van Groot lied-boeckToon afbeelding van titelpagina van Groot lied-boeck

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (13.95 MB)

XML (3.28 MB)

tekstbestand






Editeurs

A.A. Keersmaekers

F.H. Matter

Garmt Stuiveling

C.F.P. Stutterheim

P.J.J. van Thiel

F. Veenstra

C.A. Zaalberg



Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Groot lied-boeck

(1975-1983)–G.A. Bredero–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

LV Liedt

I: 211-212

Amoureus gedicht in direkte rede, waarin een meisje de vele kwaliteiten van haar minnaar bezingt, aan wie zij haar verliefdheid eerst nu durft bekennen.

Beginregel: Weet ghy Maachden arm en rijck,

Vindplaatsen: T'Vermaeck der Ieught (eerste druk: Franeker 1612, tweede druk: Leeuwarden 1616; op blz. 176 echter: 1617), zonder naam of kenspreuk; Groot Lied-boeck 1622: 74; Kalff 1890: 321-322; Knuttel 1929: 28; Van Rijnbach 1944: 117-118.

Omvang: 44 verzen, vier strofen van 11 regels; in 1612 vijf strofen.

Versvorm: vierheffingsmetrum, in de vzn. 1, 3, 6, 8 en 11 overwegend alternerend, in de vzn. 5 en 7 telkens tweemaal anderhalve trochee; drieheffingsmetrum in de vzn. 2, 4, 9 en 10.

[pagina 297]
[p. 297]

Rijmschema: a b a b (c) c d (e) e f f f d. Het eerste tweetal rijmen d heeft dubbelrijm, evenals het tweetal rijmen f.

Melodie: Matter 1979, 104-105.

 

Varianten

Tekst in: T'Vermaeck der Ieught, Waer in ghevonden worden veel Schoone Eerlijcke, Amoreuse Ghesangen, Troudichten, Sonnetten, en andere vermaeckelijcke ghedichten, by een vergadert, ende ten dele ghecomponeert, door Boudewiin Iansen Wellens. Gedruckt t'Franeker, By Thomas Lamberts Salwaada, 1612. (Stadsbibliotheek Haarlem; sign. 87 B 45). Op blz. E 1 r-E 1 v:

EEN DOCHTERS LIEDT
Op de wyze: Vant Quijns Perlement.
 
Weet ghy Maeghden arm en rijck
 
Hoe dat ick ben verlieft,
 
Op een Jongh-man mijns ghelijck
 
Die my bemindt on-dieft:
5[regelnummer]
t'Is zijn hert//groote smert,
 
Dat hy van my scheyen//moet:
 
t'Is gheen vreught//voor mijn Ieught,
 
Want wy zijn van beyen//soet.
 
Sie wie ginder//staet,
10[regelnummer]
Ist mijn minnaer?//jaet.
 
Siet toch wat hy doet.
 
 
 
Als ick aenschou dese quant,
 
Die schoon van Leeden//bloeydt.
 
Als ick aenmerck zijn verstandt,
15[regelnummer]
Dat rijck van reeden//vloeydt:
 
Denckt wat lust//en wat rust
 
Dattet in mijn sinnen baerdt,
 
Elck bevalt//zijn ghestaldt,
 
Is hy niet te kinnen//waerdt?
20[regelnummer]
Zijn eerwaerdicheyt,
 
En goedt-aerdigheyt,
 
Die is seer vermaerdt.
 
 
 
Siet dat Graeslijck wesen//an,
 
Dat seer van schoonheyt blinckt,
25[regelnummer]
Hoordt den wtghelesen//man
[pagina 298]
[p. 298]
 
Hoe helder dat hy singht:
 
Hoordt hoe eel//dat zijn keel
 
Alle voyssen queele//can,
 
Siet den lanst//hoe hy danst,
30[regelnummer]
Hoordt hoe dat hy speele//can.
 
Let op d'eelicheyt,
 
En de weelicheyt,
 
Die men daer siet an.
 
 
 
Och! zijn sinnen ende mijn
35[regelnummer]
Comen wel over een:
 
Maer ick thoon met mijn aenschijn
 
Of ick niet waer te vreen.
 
Mijn begeer//ick onbeer,
 
Door het weygrich veynsen//siet,
40[regelnummer]
Of dees heldt//my schoon queldt,
 
Hy weet mijn ghepeynsen//niet,
 
Die k' wil decken//schu:
 
Maar t' sal strecken//nu
 
Tot mijn selfs verdriet.
 
 
45[regelnummer]
Zijn recht Princelijck ghemoet
 
Veel meer van deuchden houdt,
 
Dan van al het eertsche goet,
 
Hy kiest de deught voor t' gout,
 
En zijn Gheest//mint en vreest
50[regelnummer]
My, wt reynder minnen//weer,
 
Zijn hert toch//maeck ick noch,
 
Van mijn hert en sinnen//heer:
 
Wilt ghebieden//maer
 
t'Sal gheschieden//claer,
55[regelnummer]
Mijn Lief, roem, en eer.

Het lied heeft noch ondertekening noch zinspreuk. In de hierboven afgedrukte tekst is de regelnummering toegevoegd en in de vzn. 29 en 50 een duitse komma verdubbeld. De varianten in de editie-1617 (KB 's-Gravenhage; sign. 8 A 28) beperken zich tot kleine verschillen in spelling en interpunctie. In het Groot Lied-boeck 1622 ontbreekt de gehele tweede strofe.

 

4 ontdieft: Volgens WNT X, kolom 1537, behoort ondieft tot de oud-amsterdamse volkstaal, en is het, blijkens z'n klankvorm van friese herkomst. Van de

[pagina 299]
[p. 299]

oorspronkelijke betekenis: onbehoorlijk, ongepast, is het vooral in bijw. gebruik overgegaan op de bet. terdege, krachtig, bijzonder; in de 17de eeuw komt het vaak voor als rijmwoord op verliefd.

7 En een vreucht, voor ons jeucht 't Selschap valt ons beyde soet: Op het eerste oog lijkt de helft van deze versregels overbodig; de mededeling is immers compleet met En 't Selschap valt ons beyde soet. Uiteraard is 't Selschap onderwerp; men kan daarom denken aan een dubbele verbinding: een vreucht voor ons jeucht (is) 't Selschap, en 't Selschap valt ons beyde soet. Maar een betere verklaring ligt hierin dat men vs. 7 opvat als een bijstelling bij het onderwerp Selschap; het enige vreemde is dan de volgorde, met de bijstelling voorop. De betekenis van vs. 7-8 is dus: En het samenzijn, een vreugde voor ons jongeren, is voor ons beiden heerlijk.

20 weelicheyt: zinnelijkheid, sex appeal. (+)

21 eelicheyt: volgens WNT III, tweede stuk, kolom 3781: levenslustigheid, aangenaamheid in de omgang; met daarbij dit vs. van Bredero. De verklaring edelheid (I: 211) verdient o.i. de voorkeur.

26 Al of ick het niet en meen: In een maatschappij waar de huwelijken door de ouders werden bedisseld en geen fatsoenlijk meisje vrij was de neiging van haar hart te volgen, behoorde het ontveinzen van haar verliefdheid tot de vrouwelijke gedragscode in de omgang tussen beschaafde jongelui.

34 Oprecht Prinsselijck ghemoet: Na in de voorgaande strofen over de minnaar in de derde persoon te hebben gesproken, richt het meisje zich nu, in termen met een rederijkerstrekje, rechtstreeks met haar liefdesverklaring tot hem. Opmerkelijk is, in háar mond, de voorkeur voor iemand die deugd en eer stelt boven bezit (vs. 35-37), een voorkeur die Bredero dikwijls bepleit maar die hij in de realiteit blijkbaar zelden heeft aangetroffen. In dat opzicht is dit fictieve meisje stellig een uitzondering.

39 weer: wederkerig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken